Braga: dichterlijke mengelingen. 1843(1842-1843)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Minneliederen. (Nieuw genre.) De grins is afgerukt. De waereld heeft nu oogen, Zoo zy niet blind wil zyn. De leugen stinkt op 't lest. C. Tuinman, Byschriften. I. Aan Klaartjen. Geele vlaschzij' is uw hair, Tweelingskers uw lippenpaar, En uw oog een brandjen Voor mijn ingewandjen. Maar uw hart, mijn lieve Klaar! Is een een klein pedantjen! 'k Wil het jawoord deze week; Want ik word verbazend bleek, En mijn beeren malen, Eindlijk te betalen. Schatjen, als ik leugens spreek, Mag de Droes mij balen! II. Aan Hansjen. Ik vraag het U, eilacy! Jufvrouw, is dat galant? Gij steekt mij met uw gratie Het Hollandsch hart in brand. Ge weet niet, booze Hansie, Hoe zeer mij dat geneert: Geen enkele Assurantie Heeft mij gesekureerd. III. Aan Mietjen. Woudtge voor een duif akteeren? Kindlief, werp dat masker neêr: 't Kleuren en het ekarteeren Zijn al lang geen Mode meer! Wil geen enkel lonkjen sparen; Geef uw troeven! speel forcé: Onder ons: op uwe jaren Komt men daar veel verder meê! IV. Aan Leentjen. O hoe de liefde 't hart doet gloên! O vreugde, o zoete weemoed!... Kom, dierbre! hier gedweept in 't groen; Maar eerst - tabak en theegoed! Wat dwaas die U zoo schoon mocht zien, En 't hoofd nog om zijn lot brak! Hoort! plechtig bromt de dorpsklok tien.... Mijn lam, wat schaft de pot strak? Die rozengeur, die kuische maan.... Och, of ik Sapphoos luit had!... Ik wil met Mey wel trouwen gaan: Zeg, hoeveel is de bruidschat? Vorige Volgende