Braga: dichterlijke mengelingen. 1843(1842-1843)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Nog een proeve van Dolhuis-Poëzy. Carthago delenda. Cato. Een minnedicht onzer dagen. En gij dan ook zijt ijdel en zijt valsch, Zijt wuft, zijt boos, zijt schendig, zijt meineedig!... En toch - 'k geloofde U!... En waarom?... om 't vredig Bedrieglijk lachje, uw lip omspelend als Nooit lachje speelde, en om de lok, uw hals Omkronkelend, en (meer nog) om het zedig Katoenen doekje, uw witter boezemmalsch Zoo wit een tooi!... O! uwer was het momtuig [pagina 35] [p. 35] Des Lagchens, wreede! en uwer 't slangvernis Der Blankte..... Ha! zietdaar wat doodlijk is Voor wie zich argloos voor de schoonheid krom buig'!! Want, Valsche, ziet: helaas! daar is er, die In blonden waan op de Aard vertrouwen, wie De Jonkheid wiegt in suikerzoete droomen, Ach, onbewust, hoe door de snoô Diefegg', De Werklijkheid, ze eens vreeslijk worden weg - ('t Moest zijn - gestolen, maar ik zeg:) - genomen! Zij zien iets lieflijks in de lieflijkheid Dier lieflijken, die lieflijke Englen schijnen, Iets reins, iets waars; en zijn daarom bereid De knie te buigen en tot niet te kwijnen, Voor die alzoo hen tegen lonkt!... En toch.... Dat reins, dat waars, dat lieflijks is - Bedrog! Zij staan alléén, verraden en rampzalig!!... ......................... Dat lot is 't mijne! Uw hand herschiep in hel Mijn Paradijs..... Trouwlooze zoo aanhalig, Aanhalige zoo trouwloos mij, vaarwel!... Ras dekt de wâ mij 't uitgerammeld lijf; Niet waar? dat was uw doel? uw welbehagen??... En vraagt gij nu nog naar uw wanbedrijf, (Maar neen! gij zult, kunt, moogt en moet niet vragen!) Zoo hoor dan toe, verengeld Duivlenbeeld, Eedbreukige!... gij hebt Azor gestreeld!!!! Vorige Volgende