Braga: dichterlijke mengelingen. 1843(1842-1843)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Minneles. (Ingezonden.) Reeds zestien jaar, lief kind! zijn u vervlogen, En toch - die mond, waarop het kusjen zweeft, Die boezem, die van zachte ontroering beeft, Gij weet nog niet waartoe ze dienen mogen! Zoet maagdelijn! 'k Ben oud en wijs: laat mij uw meester zijn! Uw hartjen klopt met rusteloozer slagen, Uw geestjen dwaalt in zoete mijmerij, Gij slaat verstrooid uw kwijnend oog op zij', En durft u-zelf daarvan geen reden vragen. Zoet maagdelijn! 't Is mij bekend: laat mij uw meester zijn! Ginds, in de schaaûw van 't lindeloof gedoken, Ziet gij een jong, klapwiekend duivenpaar: 't Brengt kirrende de bekjens bij elkaêr, Maar gij begrijpt hun kozen noch hun stroken: Zoet maagdelijn! 't Is een geheim: laat mij uw meester zijn! Indien gij soms een zoet verhaal durft lezen Vol liefde en lust, waarin de dartle Min Den vriend geleidt in de armen der vriendin, Dan weet gij niet, wat hun geluk zal wezen. Zoet maagdelijn! Ik kende 't eens: laat mij uw meester zijn! Daar bloeit in 't woud, van dicht geblaêrt' omweven, Een plekjen, waar geen klapziek straaltjen blikt: 't Is donzig mosch en juist voor twee geschikt... Och, wistge wat zoo'n eenzaamheid kan geven! Zoet maagdelijn! Kom volgme! eerst daar zal ik uw meester zijn! E. Vorige Volgende