Braga: dichterlijke mengelingen. 1843(1842-1843)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Vaarwel. Vaarwel nu, gij kleene, gij zoete, Die Hij op mijn pad heeft gebracht, Die somtijds een bron doet ontspringen, Als stervend de pelgrim versmacht! Hij gafme U slechts enkele dagen, Maar deze, met zulke als gij zijt, Omvatten een menschelijk leven: Daar is voor de zielen geen Tijd. Geen nood dan, al voert nu Gods vinger U rechts en ter slinker mij af: 'k Herzie U! - al is het niet vroeger Dan nà ons ontwaken in 't graf. [pagina 32] [p. 32] Zie, gij blijft een lichtpunt mijns levens, Een vriendlijke star voor mijn schreên! Ach, is niet het heil dezer aarde De Hoop en de Erinnring alleen? En woeden voortaan nu de orkanen, Dan heb ik een bake' in den storm; En zweef ik in zalige droomen, Dan hebbenze een kleur en een vorm! Ik ben niet verheugd en niet droevig Dat nu reeds het scheidensuur slaat: Is waereldsch Geluk geen betoovring Die door de Gewoonte vergaat? Nu geeft u 't herdenken een schoonheid, Die werklijk te beurt u niet viel; Totdat gij, ten Engel gelouterd, De Genius wordt van mijn ziel! En dat zou misschien zoo niet wezen, Indien ik u langer bezat. Die waereldsche waarheid kost tranen; Maar tranen zijn daauw op ons pad! Slechts dàn zou mijn hart zich bedroeven, Zoo immer de mare mij trof, Datge ooit u bedrogen gevoeldet, Krank bloempjen, geknakt in den hof. En dàn zal mijn hart zich verheugen, Wanneerwe ons in Englengenot Hervinden om nimmer te scheiden.... De Liefde is oneindig als God! H. Vorige Volgende