Braga: dichterlijke mengelingen. 1843(1842-1843)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Iambe. 't Is droevig, overal niets dan het kwaad te ontwaren, Slechts dompig, klaaggezang te ontlokken aan zijn snaren, Een wolk te vinden op den blaauwsten dageraad En rimplen des verdriets op 't lagchendste gelaat. Wèl hem, wien 't goede deel des hemels is beschoren! Wèl, wien de Kunst alleen haar lichtzij heeft doen gloren! Helaas! ik voel 't, had ik een zestienjarig kind Tot Muze ontfangen, licht en dartlende als de wind, Een telg der Mey en blond als 't koren, o hoe speelde Mijn vlotte ziel dan rond in droomen, louter weelde! Wat had ik menigmaal op rozen uitgerust! En, zingende om mij heen, had zoete hemellust Mijn lente tot geluk en lachjens uitverkoren! Maar nu - een sombre stem doet in mijn hart zich hooren; Die zegt me: elk mensch op aarde is afgezant van God, En, als een stootsche ram, draagt îeder 't merk van 't Lot Op 't voorhoofd, zwart of wit. Door duisternis en golven En dag en bloemen heen, moet hij de lichtwolk volgen, Die vóór hem wandelt; moet, het hoofd ter aard gebukt, En zonder dat zijn hand de hand eens broeders drukt, Ja zonder om te zien, zijn hoogen last volvoeren! De mijne is drukkend en vol somber zielsontroeren, Mij is dit waereldrond een droevig hospitaal, Waar 'k zorgende om de spond der arme lijders dwaal, En, of ik 't kankrend gif bij tijds ze ontrukken konde, Den vinger drukken moet op iedere open wonde. (Barbier.) Vorige Volgende