Apathie.
Come high or low!..
Shakespear.
Van waar die ijzeren, die eindelooze dagen,
Die doodskoû in mijn borst, die ongevoeligheid?
Die 't hart, dat kwijnend klopt in naauwlijks hoorbre slagen,
Gelijk een kille mist stilzwijgende overspreidt?
Is dan mijn hart gelijk een uurwerk afgeloopen?
Wordt dan de ziele grijs vóór 't grijzen van het hair?
Heeft dan mijn jeugd niets meer te vreezen of te hopen,
En komt de winter reeds op 't twee- en- twintigst jaar?
Mijn ziel werd een woestijn, die bloesems draagt noch vruchten,
Een stilstaand meir gelijk, een lucht met wolk noch zon;
Mijn tijd, zoo bloeiende eens, zoo pijlsnel in 't ontvluchten,
Kruipt werkeloos daar heen, een opgedroogde bron!
Neen! 'k wil dat leven niet, dat zielloos plantenleven,
Die onverschilligheid, dat koude bloed van steen!
Ik wil vervuld, geschokt, door 't vuur der drift gedreven,
Die zij dan Liefde of Haat, van boven of beneên!
Niet kwijnen op een rots, maar zweven op de baren,
Den hemel boven mij en midden in 't gewoel!
Des noods langs klipgevaart en gapend' afgrond varen,
Maar rusteloos vooruit! maar vliegend naar een doel!
Niet dorren als een blad, maar meê den strijd gestreden!
Geworsteld om de palm, de blikken op 't verschiet!
Wel nacht rondom mij heen, maar tranen en gebeden!
Wel ongelukkig zijn, maar ongevoelig niet!
God! geef mij storm, zoo Gij geen rozengeur wilt geven!
Geef me, als de vreugd niet mag, de schokkingen der smart,
Eens deed Uw Heilgenade een Lazarus herleven...
God! maak mijn jeugd weêr jong! wek mijn gestorven hart!
|
|