Braga: dichterlijke mengelingen. 1843(1842-1843)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Zwart op wit. Proeve van Oosterwijk-Bruiniaansche poëzy. De knecht van onzen mulder Was op zijn meisjen trotsch, Vertrouwend op haar liefde Zoo vast als op een rots; Doch Hans, de schoorsteenveger, Steeds opgeruimd en blij, Hield met het mooije Grietjen Ook menig vrijpartij. Want zie, het dartel meisjen Dacht: één-alleen verveelt: Daarom ook kus en liefde Bij deze twee verdeeld! En als nu soms haar vrijer Den molen draaijen doet, Doet zich het trouwe Grietjen Met zwarten Hans te goed. Dra fluisterden zijn vrienden Den molenaar in 't oor: ‘Pas op den schoorsteenveger: Hij gaat met Grietjen door!’ ‘Kom, grapjens,’ riep hij lagchend, ‘Wat zotteklap is dit! Wilt gij 't me doen gelooven, Zoo geeft mij zwart op wit!’ Juist trof het, kort na dezen, Dat hij bij Grietjen kwam, Toen in het eenzaam duister Een vreemdling afscheid nam. De vreemdling kuste teeder Op wang en mond zijn schat; Hij riep, van woede bevend: ‘Wel d....l, wat is dat?’ ‘'t Is,’ antwoordt zij, ‘mijn neefjen, Die ons voor 't laatst nog groet, Omdat hij morgen ochtend Van hier naar Londen moet!’ ‘“Wel Neef!”’ roept hij te vreden, ‘“Omhels ook mij als vrind!”’ En dadelijk omarmen Ze elkander welgezind. [pagina 12] [p. 12] Vlug ging het neefjen strijken, ‘Kom, liefjen, breng ons licht...’ Zij haalt.... maar doodsche bleekheid Bedekt haar aangezicht: Wie schildert haar ontroering, Daar ze Antons wambuis ziet, Rondom met roet geteekend.... Ontkennen kon zij 't niet. ‘Ha, slang!’ roept hij vol woede, En vliegt in vuur en vlam: ‘Vaarwel, ik ken het neefjen, Dat van u afscheid nam; 't Is Hans de schoorsteenveger, O, nooit geloofde ik dit, Maar zelve gaf hij heden Mij duidlijk zwart op wit!’ Vorige Volgende