Braga: dichterlijke mengelingen. 1843
(1842-1843)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij't Boek van den Roskam.
| |
[pagina 11]
| |
We kenden vader Cats van buiten op een prik.
En, wat een Albert raze, ik durf beweeren, ik
Die abonné ben met mijn vrouw en kroost, wij hèbben
Een nationaal tooneel! en wou de vloed wat ebben
Der lokkende opera's, 'k ging stellig tweemaal 's weeks
Mijn oog verlustigen aan de eindelooze reeks
Verdietschte Kotzebue's en lieve Alex-van-Raytjens,
Dat meesterstukjens zijn, zoo aardigjens en fraaitjens,
Dat wis, wat zeden en wat taal betreft, niet één
(De autheur der Neven zelfs!) ooit in zijn spoor zal treên!
De oorspronklijkheid is nul bij zulk een translateeren!
‘Maar onze kleeding?’ Wij chausseeren en coëffeeren
Adoniseeren en pinceeren ons, precies
Naar buitenlandsch model, 'k beken het, - Maar - 't zegt niets
Wijl de ondervinding meer dan overtuigend leerde,
Hoe bitter weinig ons een kleederdracht flatteerde
Die nationaal moest zijn. 't Is iets absurds, een zoon
Van Neêrland nationaal, in kleederdracht. Gewoon
Aan 't keurs van vreemden, mòèt hij dobbren op de golven
Der mode en 't plaatjen der Parijsche naaisters volgen.
Maar o wat zegt dit? want rijst niet, aan d' andren kant,
Statue en eerzuil op, tot roem van 't Vaderland?
De Ruiter is (in steen) te Vlissingen herboren!
De Zwijger zal het PleinGa naar voetnoot*) bewoonen! En waar gloren
Ter waereld zoo veel lints en kruisen? 't geen ons leert
Hoe onder ons 't getal geniën steeds vermeêrt!
Wij bluffen op 't verleên; want hoeveel stralen taanden,
Ze zijn er toch geweest! Wij steken alle maanden
't Belastingouter aan, tot stijving van 's lands kas,
(Een Danaïdenvat schoon 't eens gebodemd was!)
En zweeren in het fransch, duitsch, engelsch, alle talen:
‘Geen tong der aarde kan bij 't krachtig Neêrlandsch halen!’
Nu vraag ik vriend, is dat geen nationaliteit?
‘Concedo! 'k dwaalde! wilt ge amende?Ga naar voetnoot**) ik ben bereid!’
Gerne hätt' ich fortgeschrieben,
Aber es ist liegen blieben.
|
|