De Brakke Hond. Jaargang 11
(1994)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| |
[pagina 136]
| |
Straathoer
Ze gaat ondergronds, onbeslist,
trekt de alarmbel waar ze wil
uitstappen, verward
struikelt ze over de rails,
trekt de plooien uit
haar rokken
en veegt met vettige vingers
de boter uit haar haren.
Ze verloor het noorden
en meteen trekken alle windstreken
zich samen in haar maag,
een omgekeerde verrekijker
in haar handen
verdwijnt ze met het tegenlicht,
wordt de schaduw van een lijn.
| |
[pagina 137]
| |
‘Na kennis te hebben gemaakt’,
lijkt mij
een prachtige aanhef
voor een gedicht.
Met wat, hoe of waarom
weet ik niet.
Ik of een ander zou dus
kennisgemaakt kunnen hebben.
Maar dan krijg ik drie werkwoordvormen
na elkaar.
Laten wie die ‘kennismaking’
vergeten.
Laten we gewoon het gedicht
beginnen zonder kennismaking,
zonder iets.
| |
[pagina 138]
| |
Mochten het Chinese ideogrammen zijn
desnoods hologrammen,
drie dimensies zijn ternauwernood
zesentwintig letters
en daarom praat ik met mezelf
lijkt alles veel te simpel.
Het zijn niet de letters, neen
maar mijn buik en borsten
die verstenen
terwijl ik mals wil zijn
één hap en ik ben weggevreten.
| |
[pagina 139]
| |
Dat ik van een hond geen kat maak,
dat ijs smelt in mijn hand,
dat muziek, loos,
niet vast te houden is.
Van steen maak ik geen brood,
van melk geen kaas.
Er is dus
toch nog hoop.
|
|