| |
| |
| |
Jochen Arsleven
Zonder woorden
Oom Egbert is altijd de eerste die opstaat. Als je 's ochtends beneden komt in je nachtpon is hij er al. Je krijgt een grote kop thee van hem, met veel suiker. En een beschuit met boter. Je drinkt met kleine teugjes om wakker te worden. Oom Egbert is al wakker. Hij heeft een grote snor en hij praat altijd luid. Zijn stem rolt, als een leeuw. Een goeiige leeuw. Ik vind hem aardig maar je kunt hem niet aaien. Je kunt met oom Egbert niet stoeien. Met Daaf stoei ik wel.
We gaan met z'n allen naar het zwembad. Walter en Daaf doken naar een gulden die op de bodem lag. Walter kwam er mee boven. Walter is veel ouder dan Daaf. Ze hijgden en ze proestten als zeehonden.
Berry heeft een opblaasband om zijn middel. Hij probeerde Daaf bij te houden met zwemmen maar hij kreeg water in z'n neus en begon te huilen.
Hendrik deed stoer in het ondiepe. Hij kan niet zwemmen. Toch is hij ouder dan Daaf. De anderen kunnen allemaal zwemmen, Roos ook. Walter bood aan, het hem te leren maar Hendrik wou het niet.
Walter lag met Ada te vrijen. Ik zag dat hij zijn hand in haar zwempak had. Toen knipoogde hij tegen me.
Je kunt op twee manieren bij het kanaal komen: door het land en over de weg. We gaan meestal door het land. Vorig jaar mocht ik nog niet mee omdat ze zeiden dat ik te klein
| |
| |
was om over de sloten te springen. Je hoeft trouwens maar twee keer over een sloot te springen. Het is makkelijk. Ik spring verder dan Valérie. Berry kan natuurlijk niet mee, met die beugel om zijn been. Maar Roos bleef ook thuis, net als ik vorig jaar.
Boei de hond was wel mee. Hij is van Daaf. Het is eigenlijk een jachthond. Hij zit achter een haas aan maar hij krijgt hem nooit. Soms blijft hij de hele dag weg omdat hij achter hazen aan jaagt.
Op de hei zagen we een slang. Daaf dacht dat het een adder was maar die zijn bruin met zwart. Het was een ringslang. Dat wist Hendrik. Die zijn niet gevaarlijk. We zagen ook parende libellen.
Toen we naar de supermarkt gingen mocht ik achterop bij Valérie. Maar ze slingerde zo dat ik viel en ik had een gat in mijn knie. Ik was niet boos op Valérie want die kon er niets aan doen.
Berry vond een mes van een maaimachine. Het was driehoekig en helemaal verroest. Hendrik zei dat je je er aan kon snijden. Alsof hij dat zelf niet wist. Maar toen mocht hij het niet houden van oom Egbert. Oom Egbert is wel aardig maar erg bazig. Hendrik is een klikspaan.
Daaf zwaaide naar een auto. Wie is dat? De veearts, zei Daaf. Die heeft rietjes met zaad van een stier bij zich in een koeler. Daar bevrucht hij de koeien mee. Heb je dat wel eens gezien? vroeg ik. Hij zei van wel, maar misschien zegt hij dat om op te scheppen.
Als het regent mogen we in de school, het is toch vakantie. Je kunt er fijn spelen en we struinen op de zolders. Oom
| |
| |
| |
| |
Egbert vindt het goed. Berry had vorige week een ruitje kapot geschoten met een katapult. Oom Egbert was wel boos. Hij vloekte, maar we mogen er toch blijven spelen.
Daaf en Valérie glijden van de trapleuning, heel hard. Ik durfde eest niet maar ik heb het toch geprobeerd. Als je je niet goed vasthoudt val je een verdieping naar beneden op de stenen vloer. Ik hield me dus goed vast, maar toen ging het maar heel langzaam.
Als je je afdroogt in de badhokjes moet je oppassen want er zitten gaatjes in de wanden en de jongens loeren er doorheen om je blote kont te zien. Je moet er gewoon wat voor houden, dan zien ze niks.
Ik zei tegen Daaf dat we het wisten maar hij zei dat hij naar mij niet keek. Misschien doet hij het toch wel maar ik vond het aardig dat hij het zei.
's Avonds waren we naar de film gegaan, in het dorp. Het was een vampierfilm, hij heette Met jouw tanden in mijn nek. Het was doodgriezelig maar ook erg grappig. We kwamen heel laat terug en we konden eerste niet slapen omdat het zo griezelig was.
Als je de boer helpt bij het hooien kom je helemaal onder het stof te zitten zodat je meteen moet gaan douchen als je terugkomt. Ik had alleen m'n short aan omdat het zo heet en stoffig was. Hendrik zei dat ik een b.h. aan moest doen. Waar bemoeit die zich mee?
Ik zie van boven af dat ik al borsten krijg. Als je zwemt krijg je kippevel, dan zie je het duidelijk. Maar dat gaat Hendrik niet aan.
Bij Valérie is het duidelijker. Ada is al volwassen. Ze heeft mooie borsten. Je ziet het als we ons afdrogen. Daarom loeren de jongens natuurlijk.
| |
| |
De jongens stonden bij elkaar te smoezen en toen ik er bij kwam hielden ze zich stil. Mag ik het niet horen, vroeg ik. Als je je kut laat zien, zei Berry. Toen lachten ze allemaal, Daaf ook. Ik ben weggelopen.
Later wou Daaf het goed maken maar ik was boos omdat hij gelachen had. Het was toch maar Berry die het zei, zei Daaf. Maar waarom had hij dan gelachen. Omdat ik dacht dat jij ook wel zou lachen, zei Daaf. Maar ik was niet erg boos meer op hem.
In de school spelen we verstoppertje met z'n allen. Ik weet plekjes waar ze je nooit kunnen vinden. Het is er zo stil dat je je eigen adem hoort. Of je kunt een grote tekening maken op een schoolbord. Berry had vieze woorden op een bord geschreven maar die heb ik uitgeveegd voordat Roos ze zag. Je mag wel op het bord tekenen van oom Egbert maar je moet het ook weer uitvegen.
Ada duikt van de hoge. Haar benen zijn gestrekt en ze duikt recht naar beneden. Ada heeft een kies met een gouden vulling. Ik vind haar erg mooi. Ze is groot, haar schouders zijn mooi rond, niet zo hoekig als de mijne. Soms fantaseer ik dat ik met haar lig te vrijen en dat ik haar zoen, net als Walter doet. Misschien ben ik wel een lesbie. Maar ik geloof het niet.
In het zwembad kwam Berry langs me lopen, toen kwam hij aan m'n borst. Hij deed net of hij er geen erg in had maar hij deed het met opzet. Ik heb hem een hengst gegeven en toen jankte hij weer.
Vanochtend waren de jongens in het torentje van de school. Ik zag ze zelf zitten van buiten af. Maar toen ik er aan
| |
| |
kwam wilden ze me niet binnen laten. Ze doen vies, zei Valérie.
Vorig jaar speelde ik soms doktertje met Daaf. We kleedden ons half uit en we keken bij elkaar. Als je het aanraakte kriebelde het, zodat ik moest lachen. En zijn pik werd stijf. Het is wel kinderachtig om nu nog zulke spelletjes te doen in het torentje, en toch zijn ze ouder dan ik, behalve Berry. En er was niet eens een meisje bij. Waarom denk je dat ze dat doen? vroeg ik aan Valérie. Maar die haalde haar schouders op.
We slapen met z'n drieën op een kamer. Valérie, Roos en ik. Roos slaapt altijd meteen. Ik lig soms nog een tijd wakker. Ik hoorde Valérie maar steeds bewegen. Wat doe je toch? zei ik. Niets, zei ze.
Soms spelen we in het achterbos. Het is er zo stil dat het gonst. Het zijn natuurlijk de vliegen en de kevers die je hoort. Het sparrenbos is zo dicht dat je er bijna niet in kunt. Het is er zo donker dat je denkt dat je er niets zal kunnen zien, maar als je er in bent valt het mee. Valérie durfde eerst niet mee maar ze kwam toch toen ik voorop liep. Ik ben niet bang voor de grote spinnewebben.
Nu en dan is er een kleine open plek. De grond is glad en helemaal bedekt met koperkleurige sparrenaaldjes. Als de zon er op schijnt lijkt het echt van koper. Niemand kan je daar zien. We zaten er heel lang, zonder iets te zeggen. Waar denk je aan? vroeg ik. Aan niets, zei Valérie.
Valérie is al een paar keer ongesteld geweest.
Valérie is verliefd op Hendrik. Ze zei het zelf. Ik vind het stom. Hendrik is helemaal niet aardig. Hij loopt altijd op te
| |
| |
scheppen. Valérie zei dat ze dat wel wist maar ze is toch verliefd op hem.
We speelden krijgertje in de school, omdat het regende. We waren met z'n allen en we deden heel wild. Roos gleed met een rotvaart van de trapleuning en toen viel ze er af. Ze viel op de goede kant, op de traptreden, anders was ze misschien wel dood geweest. Nu had ze alleen haar knie opengehaald en ze had haar arm gebroken. Oom Egbert heeft haar in de auto naar de dokter gereden en die heeft het gezet. Nu loopt ze met haar arm in het gips, maar ze huilt niet meer.
We zijn later ook in het torentje geklommen, toen de jongens er niet bij waren. Het is er stikwarm en net zo stil als in het bos. Je kunt heel ver kijken. Aan een kant zie je het kanaal liggen en aan de andere kant het achterbos.
We hadden het over jongens. Dat die zo kinderachtig doen. Valérie zei dat ze langs hun pik wrijven en dat er dan zaad uit komt. Daarom mochten wij er niet bij. Het lijkt me grappig om dat eens te zien, maar ik zou het Daaf nu niet meer vragen. Hij deed het vorig jaar zeker nog niet.
We zagen Ada en Walter lopen. Walter had zijn arm om haar middel en Ada had haar hand in zijn achterzak. Ze wisten niet dat wij naar hen keken.
's Avonds vroeg Valérie of ik wou vragen of Hendrik met haar wilde gaan. Ik zei dat ik dat niet wou en toen vroeg ze of Roos het wou vragen. Die vroeg het aan Hendrik en die zei dat het goed was. Dus dat was ook weer geregeld.
Ik kon niet slapen. Toen hoorde ik dat Walter bij Ada was, in haar kamer. Je hoorde soms niets maar nu en dan praat- | |
| |
ten ze en toen huilde Ada. Ze zei: als je maar belooft, en de rest verstond ik niet. En Walter zei iets dat ik ook niet verstond. Ik sliep nog niet toen ik hem hoorde weggaan. Hij deed heel zachtjes maar ik hoorde het toch.
Als ik van de trapleuning glijd doe ik nu nog voorzichtiger. Ik klem mijn benen er omheen. Toen kreeg ik plotseling een raar gevoel. Het stroomde door mijn buik en in mijn benen. Het was tegelijk sloom en opwindend. Ik bewoog me niet en toen trok het weer weg.
Het was iets dat niet eerder bij me had gehoord maar er nu plotseling was. Zoals toen voor het eerst een tand los zat. Toen ik het Valérie vertelde wist ze wat ik bedoelde.
We gingen boodschappen doen. Hendrik en Valérie gingen niet mee. Die gingen wandelen in het achterbos. Ze gingen natuurlijk zoenen, en vrijen, dachten we. Ze waren nog niet terug toen we thuiskwamen, maar later waren ze wel thuis. Je kon niets bijzonders aan ze zien en ze vertelden natuurlijk niets.
Toen we naar bed zouden gaan kwam ik langs Hendriks kamer. De deur stond half open en ik zag Valérie bij hem. Ze zaten naast elkaar op zijn bed. Valérie zei iets tegen hem, ik verstond niet wat ze zei. Ze gaf hem een zoen op zijn wang maar hij deed niets. Toen zag Valérie mij en ze trapte de deur dicht.
Daaf had iets heel moois gevonden. Het zag er uit als een echte libel, maar helemaal wit en doorschijnend. Het was de huid van een libel die verveld was. Ik heb het van hem gekregen.
Als we in het kanaal zwemmen duiken we met z'n allen van
| |
| |
de sluis af. We gaan allemaal op de sluis staan en duiken tegelijk het water in. Het geeft een geweldige plons. Toen we in de zon lagen te drogen ging ik met mijn hoofd op Ada's schouder liggen. Ze lachte tegen me en sloeg een arm om me heen. Ik vroeg zachtjes of ze ruzie had gehad met Walter, omdat ik haar had horen huilen. Ze zei dat ik me vergiste. Ze zei dat Walter niet bij haar was geweest en dat ze niet had gehuild. En toen vroeg ze of ik het niet verder wou vertellen.
We bleven de hele dag aan het kanaal. Hendrik was bijna niet in water geweest. Hij maakte flauwe grapjes en hij had zich geen enkele keer met Valérie bemoeid. Toen we naar huis gingen huilde Valérie en ze zei dat ze niet meer met hem ging. Hendrik vond het zeker zelf ook gek, want hij bleef apart fietsen. Hij merkte natuurlijk wel dat we het over hem hadden.
Walter is erg sterk. Toen hij z'n veter vastmaakte klom ik op zijn schouders. Hij stond gewoon op. Ik zat stevig want ik klemde me vast met mijn voeten. Hij liep een hele tijd met me verder. Hij heeft leuk golvend haar. Word je niet moe? vroeg ik. Ja, verschrikkelijk, zei die, maar hij meende het niet want hij lachte. Toen gooide hij me eraf maar hij ving me op en zette met met een zwaai neer. En hij zei kleine salamander tegen me, maar het was geen schelden, want hij zei het heel aardig. Ada was daar niet bij, maar ik denk niet dat ze het erg zou hebben gevonden.
Ze hadden het weer over Hendrik. Ze zeiden dat ze hem een klier vonden. En dat hij altijd dezelfde lullige kleren draagt en dat hij met vuile handen blijft lopen als hij z'n fiets schoongemaakt heeft. En hij doet heel gemeen en ruw als hij stoeit. Berry zei dat hij op had lopen scheppen dat hij
| |
| |
Valérie zou neuken. Maar waarom doet hij dan helemaal niks? Hij was zelfs niet aardig tegen haar. Ik vind hem ook niet aardig maar ik vond het ook wel zielig dat hij er nu zo uit lag. Daaf doet niet mee als we het zo over Hendrik hebben. Daaf vindt hem ook niet aardig maar hij is veel te goeiig om over hem te roddelen. Het is van ons misschien ook niet aardig maar ik doe toch mee. Dan moet die maar niet zo stom doen tegen Valérie.
Toen ik 's ochtends beneden kwam was oom Egbert samen met Ada bezig de kamer te versieren voor de verjaardag van tante Aleid. We brachten haar thee in bed, en een beschuit met boter, en we hebben voor haar gezongen. Er was de hele dag visite en we aten taartjes en we dronken chocolademelk. De visite bleef de hele avond en wij deden spelletjes. Ada en Walter deden ook mee. Walter knipoogde tegen me en noemde me weer salamandertje. Waarom noem je me zo? vroeg ik. Hagedisjes zijn zo droog, zei hij. Ik zei dat ik liever een vlinder was, of een libel.
Dan was je eerst een kokerjuffer, zei Hendrik. Gedverdemme, dan was ik een larf.
Als Walter lacht moet ik ook lachen.
We gingen heel laat naar bed.
De jongens liepen met Hendrik te smoezen en toen ik er bij kwam hielden ze op. Ik stak mijn tong uit en ik zei: ik heb het toch wel gehoord.
Daaf kwam naast me lopen en lei zijn arm om mijn rug maar ik tackelde hem en ik liet me languit over hem heen vallen. Au, verdomde trut, riep hij. Lekker. Toch wou hij niet verder vechten. Ik durf niet goed met je vechten, zei hij. Waarom niet? vroeg ik. Hij haalde zijn schouders op. Om mijn borsten? zei ik. Bleuh, zei hij, als je nog es bor- | |
| |
sten zegt blijft er niks over. Maar hij zei het zo zachtjes dat de anderen het niet hoorden. Ik wou weer beginnen te vechten maar hij deed niets terug.
We bleven een tijdje met een arm om elkaar heen lopen, zoals vroeger. Maar het ging niet echt, dus gingen we weer apart lopen.
In het zwembad maakte Valérie grapjes met Berry. Ze deden net of ze verkering hadden. Ze ging tegen hem aan zitten en hij sloeg zijn arm om haar heen en ze deden net of ze heel wee met elkaar deden, maar heel overdreven. Ada maakte foto's. We waren allemaal tegen elkaar aan gaan zitten maar Berry en Valérie hielden nog eens extra hun wangen tegen elkaar. Ik denk dat Valérie het deed om Hendrik te pesten, maar die deed net of het hem niet kon schelen. Of misschien kon het hem niets schelen. Ik zat tegen Daaf aan, die doet tenminste niet vervelend. En Roos zat tegen mij aan.
Ada dook van de hoge en maakte een salto. Ik duik wel van de kant af maar niet van de duikplank. Daaf dook van de duikplank maar hij kwam plat terecht en zijn borst was helemaal rood.
Ik ben geloof ik verliefd op Walter. Ik moet steeds naar hem kijken. Ik wil niet dat hij het merkt, daarom doe ik het stiekem. Als hij mijn kant op kijkt doe ik net alsof ik niet kijk. Ik luister naar zijn stem. Als hij er niet is denk ik steeds aan hem. Ook als ik aan iets anders denk, denk ik tegelijk ook aan hem. Net zoals wanneer je een wijsje in je hoofd hebt dat steeds terug komt.
Ik denk eraan hoe ik op zijn schouders zat en hoe hij me met een zwaai omgooide en in zijn arm opving. Ik voelde zijn adem op mijn gezicht.
| |
| |
In het torentje van de school vertelde ik het Valérie, dat ik verliefd ben op Walter. Ik weet het nu zeker. Ze zei: maar Walter gaat met Ada. Alsof ik dat niet weet. En ze zei dat Walter bijna twee keer zo oud is als ik. Dat is niet waar. Misschien anderhalf keer. Maar ik kan er niets aan doen. Ik denk steeds aan hem. En ik fantaseer dat ik bij hem lig zoals ik bij Ada lag, met zijn arm om me heen.
En Ada dan?
Ik wil niet dat hij merkt dat ik achter hem aan loop. Ik wil ook niet dat Ada het merkt. Ik weet niet wat ik doen moet.
Ik kwam Walter tegen achter de school. Ik had het met opzet gedaan. Ik geloof wel dat Walter dacht dat het toevallig was. Hij leek blij me te zien maar ik wist ineens niet meer wat ik moest doen. Wat heb je, salamandertje? vroeg hij, maar ik kon niets zeggen en ik stond maar stom te kijken. Hij kwam dichter bij me staan en vroeg: is er iets? En hij zei: zeg je 't me? Hij zei het zo lief dat ik mijn hoofd tegen hem aan legde. Hij kriewelde in mijn haar. Ik wilde het hem zeggen maar ik had een kikker in mijn keel en hij lachte en pakte mijn gezicht en hij zoende me, op mijn neus, en toen heel even op mijn mondhoek. Hij zoog het een klein beetje naar binnen. Mijn hart begon te bonzen en ik werd helemaal week en slap in mijn knieën.
Toen kwam oom Egbert er aan. We deden allebei net of er niets gebeurd was.
's Avonds waren Walter en Ada er niet. Ze waren samen uit gegaan en ik durfde niet te vragen waar ze naar toe waren gegaan.
Ik had geen zin om met de jongens te spelen. Ik ging met
| |
| |
Roos en Valérie wandelen in het achterbos. Ik vertelde dat hij me op mijn mond had gezoend. Gedsie, zat hij met zijn tong in je mond? vroeg Roos. Welnee, trut. Hij had me eigenlijk alleen maar een kusje gegeven.
We wisten niet hoe het nu verder zou gaan.
Walter en Ada blijven gewoon samen. Net of er niets is gebeurd. Misschien heeft Walter het haar niet verteld.
En ik dan?
Ik droomde dat ik Walter weer tegenkwam. We stonden tegen elkaar aan en hij was helemaal om me heen. Ik was heel blij. We zeiden niets.
Ik ging naast ze lopen, aan de andere kant van Ada. Die legde haar arm om mijn schouder. Walter lachte tegen me en zei: hee, dag salamandertje. Ada drukte zich even tegen me aan. Trek je maar niks van die gek aan, met z'n salamander, zei ze. Hij is zelf een salamander. Walter lachte, maar niet zo aardig als anders. Het klonk een beetje opzettelijk. Ik ben een dikke mannetjessalamander, zei hij, maar zij is een vrouwtje, zo'n mooie kleine dunne. Zij is m'n tweede verkering, zei hij. Gek, zei Ada. Ja hoor, zei Walter, als jij me niet meer moet trouw ik met haar. Ze lachten maar wat, maar ik voelde aan mijn ogen dat ik bijna ging huilen. Dat meen je toch niet, zei ik. En toen huilde ik.
Ada bleef staan. Ze lachten allebei niet meer. Walter is te oud voor jou, schat, zei Ada. Ik knikte maar ik kon niet praten van het huilen.
We lagen in het gras en Ada had haar arm om me heen. Ze deed haar hand onder mijn trui. Bij Ada voel ik me prettig en vertrouwd.
| |
| |
Boei, Daafs hond, kan heel speels zijn. Je kan wild met hem stoeien. Hij gromt alsof hij boos is en hij doet net of hij je bijt, maar hij doet het heel zachtjes. Hij bijt nooit door. Maar als hij Daaf ziet gaat hij meteen naar hem toe.
We konden weer niet slapen, Valérie en ik. Het was veel te warm. We lagen alleen onder een laken. Valérie was weer steeds aan het bewegen. Ik zag haar liggen woelen. Ze bewoog met haar benen. Ik denk dat ik wel weet waarom ze niet wil zeggen wat ze doet.
Ik stond voor de spiegel maar ik weet niet hoe hij me ziet. Ik ben niet zo spichtig als Roos maar Valérie is mooier dan ik. En Ada is het allermooist.
Toen ik mijn nachtpon al aan had zag ik Walter uit de badcel komen. Hij wuifde naar me en ging in zijn slaapkamer. Ik wilde hem zeggen dat ik verliefd op hem ben maar dat hij bij Ada moet blijven omdat ik toch overmorgen naar huis ga.
Ik ging zijn slaapkamer binnen. Hij zat op zijn bed. Ik wist niet meer hoe ik moest beginnen. Hij legde zijn handen op mijn schouders. Mijn hart bonkte. Ik werd helemaal slap in mijn benen.
Ik zat op zijn knie. Hij boog zijn gezicht naar me toe. Hij rook naar tandpasta. Vertel je het me nu? zei hij. Ik vond hem zo lief dat ik mijn armen om zijn hals sloeg en tegen hem aan kroop. Hij aaide langs mijn blote armen. Ik wou dat hij me weer zoende, maar dat deed hij niet. Zijn hand kwam even langs mijn borst.
Mijn oren bonsden. Wàk, wàk, wàk, hoorde je.
| |
| |
| |
| |
Hij was zo sterk. Ik voelde aan mijn dijen hoe zijn spieren bewogen. Plotseling kreeg ik weer dat gevaarlijke gevoel van op de trapleuning. Het stroomde door me heen. Ik werd bang. Ik duwde me van hem af. Ik moest huilen en toen ging ik weg.
Valérie en Roos zaten rechtop in bed toen ik terug kwam. Ze keken verschrikt naar me maar ze zeiden niets. Ik ging meteen in bed liggen en deed of ik sliep.
Terwijl ik af en toe in slaap viel droomde ik dat ze allemaal om me heen stonden en naar mijn borsten wezen. En Walter wou me weer op mijn mond zoenen maar de anderen hielden hem tegen. Ik huilde en ik zei tegen Walter: had je dat ook met Ada gedaan toen die moest huilen?
Toen Roos en Valérie opstonden deed ik of ik sliep want ik had geen zin om met ze te praten.
De jongens hadden ruzie. Hendrik had iets beweerd wat ik niet had gehoord en Daaf riep dat het niet waar was. O nee? riep Hendrik, waarom liep ze dan achter hem aan? Ik werd plotseling vuurrood en mijn hard begon weer te bonzen. Misschien hadden ze het niet over mij, maar ik dacht van wel.
Toen we boodschappen deden zat Roos bij Valérie achterop en ik fietste naast hen. We hebben de hele tijd niets gezegd.
Roos smoesde met Berry en Hendrik. Ze was in zijn kamer, hoorde ik haar zeggen, maar toen ze mij zag hield ze zich plotseling stil. Ik deed alsof ik niets had gehoord.
| |
| |
Later vroeg ik Roos waar ze 't over hadden gehad. Nergens over, zei Roos. Ik vroeg of ze het over mij hadden maar ze zei van niet.
Ik wou Walter vertellen waarom ik in zijn kamer was gekomen, maar hij was nooit alleen. De enige keer dat hij alleen was zag hij me niet. Hij liep net weg toen ik naar hem toe wou gaan. Of deed hij alsof hij me niet zag?
Ik liep langs de huiskamer. Tante Aleid was binnen, met Ada. Ik hoorde hen praten. Maar de kinderen zeggen dat ze huilend uit zijn kamer kwam, zei Ada. Ik voelde weer dat ik een kleur kreeg en mijn hart bonsde weer. Maar ik ging niet naar binnen.
De jongens zaten weer in het torentje. Ze keken naar mij en ze lachten. Ze hadden het over mij. Daaf lachte niet.
We gingen niet met z'n allen zwemmen. De jongens fietsten naar het kanaal zonder het te zeggen. Walter en Ada hebben geloof ik ruzie. Ze bemoeien zich niet met elkaar. Roos en Valérie praatten samen en ik mocht het weer niet horen.
Ik heb tegen Valérie gezegd dat ik het wil weten. Ze wou het eerst niet zeggen en toen begon ze te huilen. Later zei ze dat Ada boos was geweest omdat ik op Walters kamer was. Toen had ze Ada verteld dat ik huilend was teruggekomen. En Roos had het aan Hendrik gezegd.
Maar waarom huilde ze nu zelf?
Ada liep gewoon naast me met haar hand op mijn schouder. Ik vroeg of ze boos op me was en ze zei van niet. Ik zei dat ik dacht dat ze boos was omdat ik bij Walter was geweest.
| |
| |
Ik zag dat ze tranen in haar ogen kreeg. Ik vertelde haar precies wat er gebeurd was. Dat ik zijn spieren had voelen bewegen en dat ik toen het gevoel van de trapleuning kreeg.
Valérie zat in haar eentje in de logeerkamer te huilen. Ze wou eerst niet zeggen waarom maar toen zei ze dat oom Egbert haar allerlei dingen had gevraagd, over mij en over haarzelf. En over Walter. Wat had hij dan gevraagd? Dat wou ze niet zeggen.
Maar Walter en zij hadden toch niets gedaan? Maar ze wou verder niets zeggen en ze huilde weer een beetje. Oom Egbert had haar helemaal overstuur gemaakt.
Ik liep naast Daaf. We liepen hand in hand. Hij is toch mijn vriend. Ik wou dat hij me vertelde wat er aan de hand was. Maar hij wist het ook niet precies. Ja, dat ze zeiden dat ik in Walters kamer was geweest. Maar meer wist hij niet. Ook niet over Valérie. Of hij wou het toch niet zeggen.
Roos zei dat ze Valérie een keer met Walter in onze logeerkamer had gehoord. Ze hadden de deur op slot gedaan. Ze wist bijna zeker dat het Walter was, maar het kon ook Hendrik zijn geweest.
Ik denk dat Roos maar wat kletst.
Er was een libel in de tuin met een lichtblauw lijf en vleugels met regenboogkleuren. Boei hapte er naar maar hij ving hem niet. Ik riep Boei maar die wou niet stoeien. Hij liep weg.
Hendrik had tegen Roos gezegd dat Valérie en ik allebei bij Walter waren geweest en dat hij aan ons had gezeten en dat we een orgasme hadden gehad. Roos vroeg wat een orgas- | |
| |
me was. Ik vertelde het haar niet. Ik weet het zelf niet precies.
Hendrik liegt dat hij barst.
Had ik een orgasme? Maar Walter had niets gedaan.
Walter is vannacht weggegaan. Misschien was het nog niet nacht maar het was al donker. We hadden een auto gehoord. Daaf zegt dat het uit is tussen hem en Ada.
Oom Egbert had allerlei rare dingen aan Valérie gevraagd. Hij had geloof ik gevraagd of ze een orgasme had gehad. Dat gaat hem toch niet aan? En hij had zijn arm om haar heen geslagen. Toen tante Aleid de kamer in kwam had hij haar gauw losgelaten, zei Valérie.
Ik weet niet of ik nog verliefd ben op Walter. Ik zei tegen Ada dat ik het erg vmd dat het uit is tussen hen, maar Ada zei dat het niet uit is en dat Walter alleen maar plotseling even weg moest. Hij komt niet terug voordat ik weg ben.
Maar ze hadden toch ruzie gehad. Ik zei dat Walter mij niet had aangeraakt, tenminste niet wat zij dacht. Ada zei dat ze daarom geen ruzie hadden maar over iets anders. Dan had ze daarom zeker gehuild toen Walter op Ada's kamer was.
Roos had tegen Berry gezegd dat ze had gezien dat Oom Egbert zijn hand op Valéries billen had gehouden en dat ze allebei een orgasme hadden.
Roos is een liegbeest.
Valérie had ruzie met Hendrik. Ze hadden het over Walter. Hendrik zei dat die door de politie was opgehaald. Hendrik is een idioot. Valérie huilde terwijl ze haar tong uitstak. Het was geen gezicht.
| |
| |
Het is mijn schuld. Maar Walter heeft niets gedaan.
En Valérie dan?
Als Waker in de gevangenis moet, moeten Valérie en ik misschien wel getuigen. Als ik dan vertel dat hij het niet kan helpen komt hij wel vrij. En misschien moet Valérie dan vertellen wat oom Egbert heeft gedaan.
Ik heb tegen Ada gezegd dat ik nog wel verliefd ben op Walter maar dat dat voor haar niet uitmaakt omdat ik toch wegga. Ze zei dat hij volgende week terugkomt. Het is dus toch niet zo erg.
Ik had Walter een briefje willen schrijven maar dat durfde ik niet.
Morgen ga ik naar huis.
|
|