De Brakke Hond. Jaargang 11(1994)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Arend Roosenschoon Sonnet nr. 83 Al weet ik nu wel wat U zeggen wilde, verbaast het mij nog steeds, dat U mij muggen dood laat slaan, die met miljoenen tegelijk, als ik ten naaste bij in slaap ben, U vermoeden op de maan. Want deze hier, die mij niet steken, alleen maar uit zijn op de liefde, zijn verlangend naar Uw Zijn, zich verzoenend met hun vleugels, wat een geluid voortbrengt van hoe een beest een zeer groot beest kan zijn. 't Gonst van ‘o’ en ‘u’ en ‘oe’, zoals ook ik oweehovaardig een paring onderga, en dat keer op keer, alsof ik zelf niets anders vroeg, dan een vrouw om mee ‘tot U’ te gaan, maar die dat deed, als kwam 't van 't weer. Een hersenspinsel moet dit zijn, als van een geest, die minnend bang is, dat hem zo'n haft was voor geweest. Vorige Volgende