Joe zuchtte, rekte zich uit en masseerde zijn nek.
‘Manny, je acts lijken zo bitter op het podium. Misschien doe je dit werk al te lang en keert het zich tegen je. Weet je, ik kan me nog herinneren toen je grappig was. Vroeger maakte je me aan het lachen. Je maakte zelfs het publiek aan het lachen. Dat lijkt nog niet zo lang geleden...’
‘O ja?’ grinnikte Manny. ‘Bedoel je gisterenavond, Joe?’
‘Ik bedoel vorig jaar. Ik bedoel, ik weet niet meer wanneer.’
‘Ach, kom nou, Joe, zo erg is het nu ook weer niet,’ zei Manny, terwijl hij in de spiegel bleef kijken.
‘Er zit geen kat in de zaal, Manny. Je trekt geen volk meer. Je act is zo plat dat je hem onder een deur zou kunnen schuiven.’
‘De vraag is of je hem ook onder een schuifdeur zou kunnen schuiven.’
‘We hebben hier een draaideur, Manny. Je komt erdoor naar binnen, maar als je act niet verbetert, word je er meteen weer door op straat gegooid...’
Manny draaide zich om en keek Joe aan.
‘Wat probeer je met te zeggen, Joe? Ik ben een van de Grote Komieken. Ik heb knipsels die dat bewijzen. “Een van de Grote Komieken van de Eeuw!” Dat weet je best!’
‘Dat was in de ijstijd, Manny. We leven nu! We moeten ervoor zorgen dat er meer mensen aan die tafeltjes zitten. Ik zou nu naar binnen kunnen gaan en twee kilo droge rijst rondstrooien zonder iemand te raken.’
‘Misschien houden de mensen wel niet van droge rijst, Joe. Misschien houden ze alleen maar van gekookte rijst...’
Joe schudde zijn hoofd. ‘Manny, je staat daar als een bittere, oude man. De mensen weten wel dat de wereld rot is! Dat willen ze nou net vergeten.’
Manny nam een slok vodka. ‘Je hebt gelijk, Joe. Ik weet