| |
| |
| |
Paul Claes
Maskerade
Tien emblemen over toneel
totus mundus exercet histrionem
heel de wereld speelt toneel
Petronius, fragmentum Satyrici
| |
| |
| |
Oedipus
430-410 v.C.
Federico Garcia Lorca, Suites 1923
De man
Mijn moeder trekt me uit haar lijf.
Mijn vrouw verbiedt me haar verblijf.
Mijn dochter draagt me in haar graf.
Gij zijt de Sfinx, onsterflijk wijf.
| |
| |
| |
Elckerlijc
1496
In hell for to dwell, worlde without ende
The Summoning of Everyman 1510
De reiziger
Het leven is een Zinnespel:
elk gaat op zoek naar zijn Gezel,
maar vindt er geen, geen dan de Dood
om hem te volgen in zijn Hel.
| |
| |
| |
Commedia dell'arte
1550-1700
Tant de différents personnages.
Jean de la Fontaine, Fables XII, 18, 1694
De komediant
Ik ben Jan Klaassen of Katrijn,
speel Koopman, Knecht en Kapitein,
maar blijf als Clown in Colombine
verkleed mijn eigen Harlekijn.
| |
| |
| |
Hamlet
1604
... mais avance le seigneur latent qui ne peut devenir,
juvénile ombre de tous...
Stéphane Mallarmé, Hamlet 1886
De held
ik ben de schim die niet verschijn
de schaduw achter uw gordijn
de speler in een schouwtoneel
dat was zonder geweest te zijn
| |
| |
| |
Don Juan
1630
Quién soy? Un' hombre sin nombre
Tirso di Molina, El Burlador de Sevilla 1630
De minnaar
(Maar elke vrouw die ik benader
verandert mij in de verrader
van hem die niemand meer verliet
dan de verleidster van de Vader.)
| |
| |
| |
Phèdre
1677
Or cette contradiction a, dans Phèdre, une figure
achevée, c'est le monstre
Roland Barthes, Sur Racine 1963
De stiefmoeder
Ik had als vrouw een man gevraagd,
die mij als moeder heeft verjaagd.
Slechts als godin aanbad hij mij,
die ik als monster heb ontmaagd.
| |
| |
| |
Faust
1808-1833
Le soleil noir de la mélancolie, qui verse des
rayons obscurs sur le front de l'ange rêveur
Gérard de Nerval, Voyage en Orient, II, 1, 1851
De maker
Kunst, vrucht van Toeval en Magie,
wanneer verguldt gij, Duivelskind,
de kolf van mijn Melancholie?
| |
| |
| |
Woyzeck
1836
Vor mir lagen vier Bogen dunkelgrauen, mürbe
gewordenen Papiere, kreuz und quer mit langen
Linien sehr feiner, sehr blasser gelblicher
Strichelchen beschrieben. Da war absolut keine
Karl Emil Franzos, Ms. Stadt- und Landesbibliothek Wien I.N. 175-285, 1875
De moordenaar
Het molenrad draait om zijn as.
Een zon rolt in het bloedend gras.
De rode maan van uw moraal
rijst als een mes uit mijn moeras.
| |
| |
| |
Nora
1879
Even the most commonplace, the deadest among the living,
may play a part in a great drama.
James Joyce, Drama and Life 1899
De wederhelft
‘Ik ben je bank’ ‘En ik je kluis’
‘Ik kocht het huis’ ‘Met mij incluis’
‘Waar is de sleutel?’ ‘Van wiens hart?’
‘Ik sluit de deur’ ‘Was ik dan thuis?’
| |
| |
| |
Godot
1952
Fini, c'est fini, ça va finir, ça va peut-être finir
Samuel Beckett, Fin de Partie 1957
De figuranten
Wij wachtten op een woord, geluk
of ongeluk, een zelfde juk.
Wij wachten op een eind, ons eind
(het einde van een ander stuk).
|
|