De Brakke Hond. Jaargang 11
(1994)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
Tie NingDe schrijfster Tie Ning werd geboren in 1957. In 1975 werd ze net als vele jongeren toen naar het platteland gestuurd om ‘ervaring op te doen over het plattelandsleven’. Sedert 1975 publiceerde ze meer dan zestig korte verhalen en novellen. Daarnaast schreef ze twee filmscenario's. Tie Ning besteed in haar verhalen vooral aandacht aan de gevoelens en relaties van de gewone mensen. Zelf zegt ze over haar verhalen dat ze geschreven zijn om meer begrip teweeg te brengen. De achtste dag van de week past volledig in Tie Nings ‘humanistische’ literatuurvisie. Het verhaal breng dag aan dag de eerste acht dagen uit het leven van een gescheiden vrouw, Zhu Xiaofen. Doorheen die acht dagen worden de vooroordelen van de mensen uit haar omgeving en de innerlijke reacties die deze vooroordelen bij het hoofdpersonage teweegbrengen treffend in beeld gebracht. Het verhaal vangt aan bij Zhu Xiaofen die, de dag nadat ze besloten had te scheiden, fietsend op weg is naar haar werk. De mysterieuze titel wordt aan het eind van het verhaal duidelijk. | |
De achtste dag van de week
| |
[pagina 86]
| |
wenkbrauwen. Zhu Xiaofen glijdt fietsend langs hen heen, ze heeft helemaal niks op hen aan te merken. Je kan toch niet, terwille van een natuurlijke meisjeslook, de fabrikanten van wenkbrauwstiften en gezichtspoeder werkloos laten worden. Zhu Xiaofen is heel ruimdenkend. Zhu Xiaofen is lange tijd, sedert haar huwelijk, niet meer zo zorgeloos, zo tolerant geweest. Nu is ze gescheiden, tijdig en snel, ze is pas vierendertig. Telkens als ze aan haar leeftijd en aan haar scheiding denkt is ze blij, zo blij dat ze wil touwtjespringen, de ‘dubbele draai’ springen, deze beweging waar ze sinds haar kindertijd verzot op is. Vol overtuiging trapt ze krachtig door, haar beenspieren geven mee, ze rekken zich uit en spannen zich op. Daarop wordt ze zich bewust van haar achterste. Sedert de geboorte van haar kind is haar achterste duidelijk mollig geworden, maar wat doet het er toe? Ze kan touwtjespringen. Touwtjespringen brengt elk lichaamsdeel in beweging, versterkt de werking van het zenuwstelsel, versnelt de bloedcirculatie, vergroot de longomvang, verbetert de spijsvertering en versnelt de stofwisseling, enzovoort, enzovoort. Ze moet springen, wat zou het goed zijn als mensen konden springen! Springen is de aanzet tot vliegen, stel dat de mens ooit kan vliegen, dan zal hij vast en zeker al springend beginnen. Zhu Xiaofen heeft een kind, het is eerder al vermeld, ze baarde een kind. Na de scheiding moest zij koste wat het kost het kind hebben. Momenteel verblijft de tien maanden oude baby bij haar ouders. Ze houdt erg veel van haar kind, sedert de scheiding is de liefde nog groter geworden. Pa en ma raadden haar aanvankelijk aan om niet te scheiden. Ze gebruikten het kind als argument: ‘Kijk naar het gezicht van het kind,’ zeiden ze. ‘Inderdaad, kijken jullie beiden eens naar het gezicht van het kind,’ zei zij. De twee ouderen wisten wel dat met het ‘kind’ Zhu Xiaofen zelf werd bedoeld. Zhu Xiaofen was niet altijd even rad van tong, met haar man maakte ze zo goed als nooit ruzie. Toen ze instemde met het huwelijk betreurde ze deze beslissing bijna onmiddellijk. Ze had alle interesse in hem verloren, bijgevolg kwamen ze nooit aan ruziemaken toe. Eens getrouwd was ze voortdurend op zakenreis. Ze was redactrice bij de afdeling proza van een provin- | |
[pagina 87]
| |
ciaal literair tijdschrift. Geen enkele inspanning was haar te veel. Ze reisde het land rond om bijdragen te selecteren, las de gezichten van schrijvers, las de gezichten van hun mannen en vrouwen, liep uit beleefdheid langs bij allerhande nieuwe sterren, koel als ze waren en steunde in alle hoeken van het land verlegen en toch ongeduldige nieuwelingen waarover ze iets had opgevangen. Ze was dolgelukkig. Ze onderbrak zelfs de borstvoeding van haar amper twee maanden oude baby en vertrok naar een schrijversconferentie in de provincie Xinjiang. De voorkant van haar kleed was constant nat door haar uitstaande gezwollen borsten. Het onthulde haar onbaatzuchtigheid. Haar oprechtheid stelde haar in staat om telkens weer op zijn minst tweederangs manuscripten bijeen te brengen. Later won een eerste klasse werk dat door haar toedoen verscheen onverwacht een nationale prijs. Voor Zhu Xiaofen brak een mooie tijd aan: bij de eerstvolgende jobevaluatie beschouwde de redactie haar unaniem als een uitverkorene, die bij uitzondering gepromoveerd mocht worden. Later schopte ze het inderdaad tot vice-eindredacteur. Van al haar kennissen was haar man de laatste die dit heuglijke feit vernam. Zhu Xiaofen verafschuwde het om haar eigen meevallers aan hem te vertellen. Van de tegenslagen bracht ze haar man met genoegen op de hoogte. Wou ze hem nu woedend krijgen of terneergeslagen, ze wist het zelf niet goed. Haar man herhaalde thuis keer op keer die tik van hem. Hij hief zijn pink op en wiste op zijn kledij een onzichtbaar vuiltje heen en weer. Zhu Xiaofen werd duizelig van zodra ze deze beweging zag. Uiteindelijk kwam ze eens terug van een maandje manuscriptenjagen, haalde haar sleutels boven maar de deur bleef op slot. Tijdens het kwartier dat ze buiten bij de deur zat, kreeg ze plots een voorgevoel. Ze besefte dat ze zich moest bevrijden en was er de gesloten deur bijna dankbaar voor. Even later opende haar man de deur. Binnen stond een meisje met een wit gezicht en een gele nek. Zhu Xiaofen nam rustig afscheid van haar man. ‘Ik weet het wel, je kijkt al lang uit naar de dag waarop je je sleutels bovenhaalt en de deur niet openkrijgt,’ zei die hatelijk. Zhu Xiaofen lachte even maar zei helemaal niets. Diep in zijn hart begreep hij | |
[pagina 88]
| |
haar eigenlijk, hij kon echt wel meer dan enkel zijn pink opheffen en die op zijn lichaam heen en weer wrijven. Begrijpen betekent niet noodzakelijk liefhebben, mischien zat het wel zo in elkaar: hoe meer je begreep, hoe meer je het beu werd. Zhu Xiaofen fietst vliegensvlug, alsof ze een golf spetterende kracht achter zich heeft of vanzelf gezwind wordt voortgestuwd. De ochtendwind fluit op haar gezicht en streelt zachtjes over haar kleine benen onder haar rok, die gebruinde benen, bedekt met goudkleurige dons. Ze werpt haar fiets zomaar ergens in de fietsenstalling. Met montere passen loopt ze naar de tweede verdieping en gaat de redactie binnen. Ze merkt dat bijna de voltallige redactie zich in haar kantoor heeft verzameld, ogenschijnlijk toevallig bij elkaar, maar schijnbaar toch eerbiedig op haar aan het wachten. Ze vindt dat de lucht vervuld is van een treurigheid die er vroeger niet was. | |
Tweede dag van de week.‘Verfoeilijk!’ Het is de hoofdredacteur, oudere zusGa naar eind(1) Zou, die het woord voert. Nadat gisteren alle redacteurs beurtelings hun medeleven hadden betuigd, begonnen ze vandaag openlijk en ongenuanceerd Zhu Xiaofens man te bekritiseren, oudere zus Zou met haar ‘verfoeilijk’ op kop. Natuurlijk leven ze mee met de gescheiden Zhu Xiaofen, misschien is het juist omdat ze scheidt dat ze hun medeleven betuigen. Zhu Xiaofen is mentaal niet voorbereid op deze golf van medeleven, toch kan ze er mee overweg. Diep in hun hart hebben de mensen nog gevoel, ze heeft het oude leven achter zich gelaten, voor haar ogen ontluikt een nieuw leven, in de overgang van het oude naar het nieuwe kan ze rekenen op de steun van haar collega's, en al bij al is het geen slechte zaak. Terwijl ze aandachtig de steunbetuigingen aanhoort, vindt ze dat niemand gebaat is bij dergelijke treurigheid, dergelijke overbezorgdheid. Dat ze helemaal niet in zo'n stemming verkeert, doet voor hen niets ter zake. Eigenlijk doet deze gekunstelde collectieve treurigheid haar vermoeden dat het allemaal, lang geleden en achter haar rug, grondig is ingeoefend. | |
[pagina 89]
| |
‘Verfoeilijk!’ zegt oudere zus Zou opnieuw. ‘Het kind is amper tien maanden oud. En hij kan daar nog mee leven ook.’ ‘Wat noem je gevoelloos? Dit noem je dus gevoelloos,’ valt iemand haar bij. Zhu Xiaofen nuanceert dat haar man niets te verwijten valt, ze heeft namelijk zelf op een scheiding aangestuurd. Oudere zus Zou laat haar echter niet uitspreken. De hedendaagse vrouw is echt te beklagen. Ze gaat gebukt onder de grootste onrechtvaardigheid en toch poogt ze haar gezicht te bewaren. Vervolgens vraagt ze of Zhu Xiaofen ontbeten heeft. Alsof Zhu Xiaofen, nu ze is gescheiden, zelfs niet meer aan ontbijten toekomt. Ze heeft ontbeten. Terstond spoort oudere zus Zou de redactiesecretaresse aan, haar bijnaam is ‘Binnen Buiten Binnen’, om voor Zhu Xiaofen een kop thee te zetten. Zhu Xiaofen heeft helemaal niet de gewoonte om in de voormiddag thee te drinken. Maar ‘Binnen Buiten Binnen’ stopt haar reeds een kop kokendhete thee in de handen. Verduidelijkend voegt ze er aan toe dat het zwarte thee van het merk Maifanshi uit de provincie Yunnan is. Het is een nieuw gezondheidsdrankje, ze heeft het vorige maand van haar zakenreis in de provincie Liaoning meegebracht. Nu zit iedereen te staren naar Zhu Xiaofen, wier handen een kop thee omklemmen. Dit herinnert haar aan een scene uit Het Onweer waarin Zhou Puyuan Fanyi dwingt om een medicijn op te drinken. Een hele tijd vraagt ze zich af wie van hen allen de Duitse dokter Kramer zou zijnGa naar eind(2). Eventjes stelt ze zich voor dat het oudere zus Zou is. Dan denkt ze dat het ‘Binnen Buiten Binnen’ is. Op nog een ander moment vermoedt ze dat het iemand van het bedrijf moet zijn dat de Maifanshi thee produceert. Ze tuit haar lippen en neemt een slok. Omdat ze niet meer drinkt zou het wel mogelijk zijn dat iemand voor haar zal knielenGa naar eind(3). Ze zwelgt de thee in en kan een lachje niet onderdrukken. Wat zou ze iedereen graag eens zeggen dat ze zich over haar geen zorgen moeten maken. Eigenlijk is er niks aan de hand. Ze is heel tevreden. Ze voelt zich jong en staat te popelen om de ‘dubbele draai’ te springen. In haar tas zit een met leer omwikkeld katoenen springtouw. Niemand geeft haar echter de kans om iets te zeggen. Oudere zus Zou streelt zelfs enkele malen over haar schouder, als teken dat ze niks meer hoeft te zeggen, ze begrijpen haar volledig. | |
[pagina 90]
| |
Oudere zus Zou is jong weduwe geworden. Op haar eentje heeft ze vijf kinderen grootgebracht. Het leven is hard, dat weet zij maar al te goed. Ze vertelt aan iedereen altijd het betreurenswaardige lot dat haar kinderen te beurt viel toen zij tijdens de Culturele Revolutie in een ‘koeiestal’ werd gestopt: de oudste stoomde een pot ribbetjes. Van zodra die op het vuur stond, omringden de vijf het fornuis, de handen uitgestoken, bedelend om wat eten. Toen de ribbetjes klaar moesten zijn, restten er in de pot nog maar enkele botjes en een bodempje soep. Iedereen kent het ribbetjesincident van oudere zus Zou's gezin. Het staat steevast op het repertoire van de redactie. Oudere zus Zou won er het respect van de volledige redactie mee. ‘Echt niet makkelijk’ - met dit zinnetje opent steevast elke conversatie over haar. Deze woorden kunnen zowel van nederig respect als van minachtende superioriteit getuigen. Oudere zus Zou ervaart beide afwisselend. Op het moment zelf dat ze het medeleven proeft, heeft het toch altijd de bijsmaak van de hulpeloze verlatenheid van de verstotenen, opgenomen in de lingceGa naar eind(4). Nu is Zhu Xiaofen gescheiden. Ze is wel geen weduwe, maar toch is ze een alleenstaande vrouw geworden. Oudere zus Zou voelt er zich een moment minder ellendig door. ‘Echt niet makkelijk.’ Deze woorden kan ze nu met Zhu Xiaofen delen. Er zijn van die momenten waarop een mens behoefte heeft om het gebruik van een uitdrukking te delen. Waarom zou zij het patent hebben op die éne zin, vraagt oudere zus Zou zich af. Oudere zus Zou vervloekt Zhu Xiaofens man. Ze plant concrete stappen om haar door deze eenzame crisis te helpen. Na het werk zal ze wat melkpoeder en fruit kopen en een bezoekje brengen aan de tien maanden oude baby in Zhu Xiaofens ouderlijk huis. Daarna... ‘Neem nog een slok’ en ze wijst naar de grote theekop in Zhu Xiaofens handen. | |
De derde dag van de week.Zhu Xiaofen ontving in twee dagen tijd talrijke geschenken: meloenen, Cola, een fruitmand, honing van de koninginnebij,... Ze heeft al een grondige hekel aan de mensen die bij haar ouders met geschenken aankloppen. Dit bemoeizieke geklop, het verstoort de rust in het hele gezin. | |
[pagina 91]
| |
Vandaag had ze zich op een rustige avond verheugd. Wie had ooit kunnen vermoeden dat, net nadat ze uit bad kwam, Yu Zhen zou binnenstormen. Yu Zhen is een ‘teamvriendin’ uit de tijd dat ze in een produktieteam ging werken. Later gingen beiden samen naar de universiteit. Pas na hun studies gingen ze elk hun eigen weg: Zhu werd redacteur en Yu bleef in het onderwijs, als lerares. Yu Zhen heeft een scherpe tong gekweekt, net een vogel. Zodra ze haar mond opendoet, klinkt het aan één stuk door ‘waarom waarom waarom’. Haar mond staat er gewoon naar. Vraag haar of ze al heeft gegeten en ze zal eerst eventjes ‘waarommen’. Pas daarna antwoordt ze ‘ik heb reeds gegeten’ of ‘natuurlijk heb ik nog niet gegeten’. Yu Zhen heeft haar achterste nog niet goed en wel in de zetel geploft of ze begint ontsteld Zhu Xiaofens gezicht aan te staren. Net alsof er een vlieg op landt, of alsof er een made op voortkruipt. ‘Waarom waarom waarom!’ ratelt ze, ‘Ik heb je amper een week niet gezien en je bent al zoveel bleker geworden, dat had ik echt niet verwacht. Je gezicht is vaal aan het worden, je lippen drogen uit en je nek vertoont rimpels. Zo te zien valt zelfs je haar uit. Zo kan je echt niet verder. Waar gaat dat heen? Verzorg je. Volg een kuur: Amerikaanse ginseng, ezelhuidgelei, longanGa naar eind(5), noem maar op. Anders durf ik er niet op te zweren dat ik je binnen een week nog zal herkennen. Waarom gebruik je geen verjongingslotion, anti-rimpelsiroop, gezichtspoeder, eyeliner, mascara? Er is van alles. Je kan ook een korset omdoen. Eén uit Japan kost achtendertig KuaiGa naar eind(6), die moet je zeker kopen. Verander eens je kapsel. Je kledij moet ook wat kleurrijker. Het hoeft niet zo braaf te zijn. Meisjes van zestien of zeventien mogen er gerust braaf uitzien, die worden er niet minder mooi door. Maar jij bent al een stuk over de dertig, het is van de kleur van je kledij dat je het moet hebben eens je ouder wordt. Je moet zoiets handig weten aan te pakken. Wat zal je er later anders mee aanvangen?’ Zhu Xiaofen staart naar Yu Zhens snavel die in de lucht op en neer pikt. Yu Zhen raadde haar bijna aan om meer dan tweehonderd Kuai te spenderen aan een flacon Conditioner 101, denkt ze bij zichzelf. Alsof ze er zo weerzinwekkend afgeleefd uitziet, alsof ze een terminale tyfuspatiënt is, alsof ze hopeloos | |
[pagina 92]
| |
verloren door iedereen in de steek gelaten is. Waarom waarom waarom! Zhu Xiaofen maakt eveneens gebruik van Yu Zhens lievelingswoorden. Eigenlijk is Yu Zhen heel duidelijk over Zhu Xiaofens scheiding. Zelf is ze net ook aan het scheiden, maar de definitieve stap weet ze echter nooit te zetten. Haar man zegt dat hij van haar snavel houdt. Dat hij omwille van haar mond niet van haar wil scheiden. Nu is Zhu Xiaofen gescheiden en Yu Zhens man eigent zich nog steeds haar snavel toe. Yu Zhen vindt dat ze onrecht wordt aangedaan, dat Zhu Xiaofen haar eigenlijk in de steek laat. Waarom verliet zij eerst haar man, zelf is ze toch ook nog niet gescheiden, vraagt ze zich voortdurend af. Meer nog, het is niet noodzakelijk een goede zaak dat zij gescheiden is. Zij is een vrouw van over de dertig en gescheiden. Als ze opnieuw huwt, kan ze dan nog het echte geluk vinden? Kijk: Wordt haar gezicht niet vaal? Drogen haar lippen niet uit? Verschijnen er geen rimpels in haar nek? Zhu Xiaofen heeft geen vaal gezicht, haar lippen zijn niet droog, haar haar is glanzend en soepel. Maar zonder dat ze er iets tegenin kon brengen, wordt ze door Yu Zhen de grond ingeboord: een vaal gezicht, uitgedroogde lippen, uitvallend haar en een slappe huid. Ze beseft heel goed dat Yu Zhen haar met deze beschrijving in het nauw drijft. Achter deze bezorgde terechtwijzing schuilen welbepaalde en oneindig goede bedoelingen, of niet soms? Yu had de mond vol over ‘wat zal je er later aan doen?’ Wat ze er aan zal doen, daar heeft zij toch geen last van? Waarover windt ze zich zo op? Bovendien... Ze voelde zich bijna gekwetst door Yu's harde woorden. Mischien waren haar harde woorden niet opzettelijk kwetsend bedoeld. Mischien zag ze echt dat Zhu Xiaofens gezicht vaal was, dat haar lippen uitdroogden en haar haar uitviel. Of ze vond dat ze dat moest zien. Als ze dat moest zien, verkeerde Zhu Xiaofen dan niet duidelijk in deze toestand? Bestaan bepaalt bewustzijn. Als je voet tegen een steen schopt en de steen bestaat niet, hoe kan hij dan door jouw voet geschopt zijn? Puur materialistische Yu Zhen. Wel, Yu Zhen koestert dus geen slechte bedoelingen. Zhu Xiaofen weet niet goed hoe ze zich van Yu Zhen moet afmaken. Geeuwend draait ze zich om en verdwijnt in de badkamer. Terwijl ze in de spiegel kijkt, slaat ze zich op het ge- | |
[pagina 93]
| |
zicht. Verdomd, denkt ze bij zichzelf, morgen zal ze touwtjespringen. | |
De vierde dag van de week.Zoals elke dag neemt de redactie om tien uur in de voormiddag pauze. Sommmigen turnen, anderen oefenen qigong, nog anderen troepen samen om nieuwtjes uit te wisselen. Zhu Xiaofen gaat onder de walnoteboom in de tuin touwtjespringen. Aanvankelijk springt ze niet al te vlot. Het heeft iets stunteligs. Nu eens vernestelt het touw zich zoals een gebakken deegstrengel en dan weer slingert het zich om haar enkels. Na een tijdje oefenen begint het te vlotten. Ze springt natuurlijker, minder ingehouden. Waarom sprong ze niet eerder? Ze had de eerste dag al moeten springen. Ze had de trappen touwtjespringend moeten oplopen en iedereen eens goed moeten laten weten dat ze ontspannen was, dat ze gelukkig was. Dan had ze deze golf van bedarende woorden misschien al eerder vermeden. Nu moet ze onverwijld springen. Anders lijkt het alsof ze dit beurtelingse getroost, met oudere zus Zou voorop, onrecht aandoet. Ze wil het klaar en duidelijk laten blijken: met haar is er niets aan de hand. Kijk, ze heeft al de ‘dubbele draai’ aangevat. Ze heeft nog niets aan veerkracht ingeboet. De platte en grote bladeren van de walnoteboom lijken verdomd goed op reusachtige Boeddha-ogen! Een golf bitter parfum. Ze ziet de turners en qigongbeoefenaars allemaal stilvallen. Ze staren haar aan. Ze ziet oudere zus Zou druipend van het zweet naar haar toe komen. Die zwaait mysterieus met haar kleine, dikke, witte handen, herhaaldelijk gebarend dat ze niet meer mag springen. De uitdrukking in ieders ogen, die kleine, witte, dikke handen, het komt bij haar allemaal overbezorgd en zwaarmoedig over, alsof ze haar zagen dansen met kluisters en boeien aan. Zoals verwacht komt oudere zus Zou naderbij. Sussend zegt ze stilletjes: ‘Spring niet meer, Zhu Xiaofen. Waarom ben je nog zo nerveus, zo gepijnigd? Laat het verleden voor wat het is! Ontspan je wat. Waarom moet je zonodig voor ieders ogen onder die boom staan springen? Zo zitten we alleen nog meer over | |
[pagina 94]
| |
je in. Waarom kan je het niet wat kalmer aan doen? Stort je hart eens uit bij ons allemaal. Een beetje ontspanning zal je vast en zeker goed doen. Ontspan je, o.k.?’ De woorden van oudere zus Zou klonken oprecht en welgemeend. Ze was overbezorgd. Deze woorden, deze bezorgdheid, ze ontnemen een mens de lust om zichzelf te verduidelijken, om zichzelf te verdedigen. Zhu Xiaofen krijgt geen woord over haar lippen. Zhu Xiaofen hangt het touw over haar schouders en onwillig geeft ze zich gewonnen. Waarom moet hààr stemming zonodig door anderen geïnterpreteerd worden? Waarom is touwtjespringen per se een teken van zenuwachtigheid? Wat noem je ontspannen? Hoe moet ze zich gedragen om ontspannen over te komen? Het is al de vierde dag van de week. Waarom ligt deze zaak nog niet ver achter haar? Natuurlijk hebben de leiders ooit eens gezegd dat ‘bezorgdheid om de anderen zwaarder weegt dan bezorgdheid om jezelf.’ Maar je kan de anderen toch niet verstikken met je bezorgdheid! Hoe saai moet ze in hun ogen zijn om goed bevonden te worden? Anders vertrekt ze toch gewoon eventjes op zakenreis. Ze moet er een paar dagen tussenuit. Ze moet ontkomen aan deze onterechte bedaringscampagne. Ze kan niet, ze kan er zich niet aan onderwerpen. | |
De vijfde dag van de week.Zhu Xiaofen reisde een dag met de trein naar het zomerverblijf van dit district, een kleine, onbezoedelde kuststad. Het is volop zomer. Hier komen een aantal beroemde mannen en vrouwen samen om zich te vermaken en tevens wat te schrijven. Tijdens het toeristisch seizoen is er een massale toeloop. Enkel om uit het station te raken heb je al pakweg veertig minuten nodig. Eerst wordt Zhu Xiaofen met de grootste moeite door de mensenstroom meegevoerd tot aan de controlepoort. Ze zou wel vlot buiten moeten raken, de controleuse is namelijk een klasgenote van de lagere school. Ruim tien jaar hebben ze elkaar niet ontmoet. Onverwachts herkent ze Zhu Xiaofen met één oogopslag in de voortbewegende massa. Dan roept zij ook nog luidkeels iets van: ‘Ik heb gehoord dat je gescheiden bent, is dat waar? Iedereen zegt dat die schaamteloze vent je liet stikken. | |
[pagina 95]
| |
Laten stikken, het is wat het is. Wat is er daar nu raar aan? Eerst geloofde ik het niet. Nu ik je zie weet ik dat het waar is. Komt iemand je afhalen? Verblijf je in hotel De Chinese Zon? Niemand komt je halen? Een momentje. Laat die vent van mij je eventjes brengen. Hij heeft daar toch zijn taxi staan.’ De controleuse is weliswaar praatziek, toch is ze een bijdehandje. Zip zip, verscheurt ze de reizigerskaartjes. Zhu Xiaofen staat aan de kant, door de woorden van de controleuse te kijk gesteld als een rariteit voor het vermaak van de reizigers. De controleuse zet evenwel niet opzettelijk een grote keel op. Het spoorwegpersoneel heeft nu eenmaal niet de gewoonte om stil en zacht te spreken. Die mensen houden zich op tussen ijzer en staal, in een zee van mensen. Als ze stil en zacht spreken, lijken ze al te gauw geheel stom. Zhu Xiaofen doet haar uiterste best om haar klasgenote te vergeven dat die luidkeels gewag maakte van haar privézaken. Vooral het ‘stikken’ van ‘laten stikken’ was zo spontaan, zo hatelijk gezegd. Hoe dan ook walgt ze van haar bevooroordeelde vermoedens. Waarom vroeg ze anders eerst of iemand haar kwam afhalen? Wat had de ambitieuze vice-eindredacteur op provinciaal niveau, Zhu Xiaofen, hier op haar eentje te zoeken? Zou zij, als gescheiden vrouw, zelfs om naar een hotel te gaan, afhankelijk zijn van de man van een vroegere klasgenote? Al even luid zegt ze dat iemand haar met de auto komt oppikken en dat het dus niet nodig is om die man van haar lastig te vallen. Gelukkig komt de persoon in kwestie door de massa gewurmd. Pas als hij haar reistas opneemt, damt de controleuse haar woordenvloed in. In het hotel ziet Zhu Xiaofen haar kennissen, zowel mannelijke als vrouwelijke. Strikt gesproken zijn de mannelijke kennissen in de meerderheid, de vrouwen zijn hoofdzakelijk vergezellende echtgenotes. De mannen zijn bijzonder gesteld op Zhu Xiaofen. Tijdens het avondmaal wedijveren ze om haar te bedienen. Vlak bij de eetzaal ligt de zee, de lucht is vochtig en aangenaam koel. In een mum van tijd wordt de zomerhitte van Zhu Xiaofens gezicht geveegd. De gerechten zijn exquis en heel vers. Er zijn onder meer garnalen en inktvis, gerechten waar ze verlekkerd op is. Zowat al haar disgenoten weerhouden zich ervan om nog van deze twee schotels te eten en laten haar gulzig en toch verlegen toehappen. | |
[pagina 96]
| |
Ze heft haar stokjes op en bedenkt dat ze op de hoogte zijn van haar scheiding. In een oogwenk overvalt haar een onbeschrijfelijke zenuwachtigheid, een ongemakkelijk gevoel dat zij vroeger nooit heeft gehad. Ze weet niet goed welke houding ze moet aannemen, maar eigenlijk is er geen reden om wat voor een houding ook aan te nemen. Door al dat medeleven is ze enigzins uit haar lood geslagen. De zomerhitte verdwijnt nooit helemaal. Ze heeft haar springtouw bij zich maar vreest voor wat de anderen zouden kunnen zeggen, namelijk dat haar heen en weer gehuppel in de tuin van het hotel niets meer is dan een kunstmatige vertoning van onverschilligheid. Ze denkt aan de uitdrukking ‘'s lands wijs, 's lands eer’ en besluit niet te springen. Laat ze morgen maar gaan zwemmen. Iedereen is hier aan het zwemmen. Het doet er niet toe of je gescheiden bent, hertrouwd bent of helemaal niet getrouwd bent. Zelfs al leef je in bigamie, dan nog heeft ze nooit gehoord dat je niet mag zwemmen. Ze plant om na het zwemmen terug naar haar kamer te gaan en een nachtje rustig te slapen. | |
De zesde dag van de week.Het strand van deze badplaats is uitstekend. Het is mooi gelijkmatig. Zhu Xiaofen herinnert zich hoe ze twee jaar geleden in een waterreservoir ging zwemmen. De oever lag vol kleine scherpe keien die zodanig tegen haar voeten schuurden dat ze er slechts strompelend overheen kon lopen. Onverwachts kwam haar man vleiend naar haar toe. Hij wilde haar in zijn armen wegdragen. Als vernederd slaakte ze een kreet. Kon Zhu Xiaofen toelaten dat hij haar op klaarlichte dag in zijn armen wegdroeg? Het voelde zelfs niet eens zo leuk aan als weggedragen te worden in de armen van een volslagen vreemde, dacht ze giftig. In die tijd was haar man heel verlegen. Terwijl hij zijn naakte lichaam afdroogde, trok hij zich terug. Zhu Xiaofen loopt de zee in, zwemt een tijdje, komt er terug uit en legt zich te drogen op het strand. Samen met de twee schrijvers die haar vergezellen, ligt ze zij aan zij, net als het karakter ‘drie’Ga naar eind(7). | |
[pagina 97]
| |
Plots beseft dat de vrouwen van beide schrijvers niet zijn meegekomen. Gisteren had ze hen nochtans klaar en duidelijk horen zeggen dat ze elke middag hun mannen zouden vergezellen. Beleefd informeert Zhu Xiaofen bij beide schrijvers naar hun vrouwen. Schrijver A zegt dat zijn vrouw had gezien dat Zhu Xiaofen gekomen was en dat ze juist daarom haar man haar gezelschap liet houden. Schrijver B gaat een stap verder in zijn uitleg. Zijn vrouw weet dat Zhu hier op haar eentje is, terwijl zij toch een paar zijn. Haar er tussenin wringen zou al te makkelijk een gevoelige snaar raken. Daarom worden de ‘stellen’ best opgesplitst als zij er is. De vrouwen begrijpen haar maar al te goed, zelfs al kennen ze haar niet. Zo'n fijngevoeligheid maak je zelden mee. Zhu Xiaofen begrijpt niet hoe de campagne van de redactie tot hier is doorgedrongen. Hoe moet ze hier nu op reageren? Moet ze de vrouwen dankbaar zijn voor hun attenties of moet ze hun ogenschijnlijk hoogstaande genegenheid ridiculiseren? Of moet ze twee handen vol zand grijpen en deze twee zelfingenomen schrijvers de mond snoeren? Ze staat op in het zand, negeert hen beiden en duikt nogmaals de zee in. Aanvankelijk wou ze hen op het strand beter leren kennen. Haar beroepsinstinct zegt dat ze geen enkele kans mag laten voorbijgaan om schrijvers te ontmoeten, zelfs al is ze liefst alleen, zoals nu. Maar ze waren haar een stap voor geweest en hadden zelf contact gezocht. Nu heeft ze dit alles van zich afgezet en zich zonder scrupules aan de zee overgegeven. Het is bewolkt maar het zeewater is lekker warm. Ver van de massa's verwijderd, in de buurt van de haaienetten is een oude vrouw van meer dan zeventig ongedwongen aan het zwemmen. Gestadig en ongehaast. Je zou er haast aan twijfelen of ze wel zwemt en niet eerder wandelt. Zhu Xiaofen zwemt naar de oude vrouw toe. Ze wil niet weten wie zij is, maar ze bewondert haar omdat ze zo vol zelfvergetelheid, zo vloeiend zwemt. Met haar witte geribbelde badmuts lijkt ze wel een eenzame, vurige bloem. Na het avondeten komen schijvers A en B langs op Zhu Xiaofens kamer. Ze komen met haar over manuscripten praten. Ze zeggen dat ze oorspronkelijk van plan waren om wat ze al klaar hadden op te sturen naar iemand die, hij heet zus en zo, eergis- | |
[pagina 98]
| |
teren pas is vertrokken. Ze spreken over de werkeenheid waar ‘zus en zo’ toe behoort: het is een tijdschrift met een ronkende naam uit een grote stad. ‘Zus en zo’ volgt hen al acht jaar om hun manuscripten te bemachtigen, mogelijks zelfs negen jaar, in elk geval een verdomd lange tijd, zelf weten ze het ook zo goed niet meer. Maar nu is Zhu Xiaofen gekomen, in zo'n moeilijke en uitzonderlijke situatie nog wel. Ze koestert verwarde gevoelens waar een gewone mens niet bij kan. Gewone mensen... zelfs tweederangs schrijvers kunnen haar innerlijke angst en eenzaamheid niet vatten! Zij moeten dus wel eersterangs schrijvers zijn. Kijk, daarom zijn ze nu net gekomen. Zhu Xiaofen, ze zeggen dat je hen niks van dit alles hoeft te vertellen. Op deze wereld is geen enkel menselijk gevoel hen vreemd. Daarom hebben ze het herhaaldelijk overwogen, laat ‘zus en zo’ nog maar een jaartje wachten, hij heeft toch al acht, mogelijks negen jaar gewacht. Nu willen ze hun nieuwste werk aan haar overhandigen, het werk waarin ze voor het eten vanavond, nadat ze van het strand terugkeerden, pas de laatste punten en komma's hebben geplaatst! Ze hebben een voorstel. Laten ze zich samen rustig een weekje vermaken! Ze kan eropaan, ze zullen haar niets persoonlijks vragen, bovendien mag niemand over literatuur, over het leven praten. Wie daarover praat is een verdomd hoerenjong. Wel? Ze leggen zowaar in alle ernst twee grote werken op het theetafeltje. Beiden zagen eruit alsof ze een ridderlijke redevoering ten tonele brachten, met veel ‘stijl’ en heel elegant. Is er nog iets dat Zhu Xiaofen niet zint? De manuscripten vallen haar hier zomaar in de schoot. Waarom heeft ze plots zo'n haast om deze aangename, verfrissende plaats te verlaten en om alweer op deze voorbijrazende, naar adem snakkende trein te springen? Ze houdt toch al een manuscript van beroemde schrijvers vast. | |
De zevende dag van de week.Het is vreselijk warm in de ‘harde banken’-wagon, het stinkt er en het is er heel druk. Maar de reizigers zijn hier echter tegen gehard. Iedereen blijft er kalm bij. Sommigen zitten op de was- | |
[pagina 99]
| |
bakken, anderen zijn al onder de banken gaan liggen. Zhu Xiaofen heeft geen zitplaats, ze staat recht in de tussengang. De mensen onder de banken spuwen om de haverklap tomatepitten op haar wreef en gooien meloenschillen op haar enkels. Dit stoort haar niet. Stel dat ze zelf onder de banken lag. Ze zou wellicht ook op andermans wreven spuwen. Wat zou ze graag het speeksel dat in haar mond ongemerkt was toegenomen, uitspuwen. Ze laat het heen en weer rollen onder haar tong. Plots schiet haar het woord ‘schuimbekken’ te binnen. Ze vindt dat ‘schuimbekken’, op een mensengezicht, waarlijk voor een amusant en groots schouwspel zorgt. Het is een vuurwerkspektakel op het gelaat. Toch slikt ze haar speeksel maar in. Om te spreken moet ze nu eenmaal haar mond leegmaken. Ze ziet een bekende: de directeur van haar vroegere middelbare school. De directeur zit al een hele tijd vlakbij, maar merkt Zhu Xiaofen pas een hele tijd later, bij het afstappen, op. Zhu Xiaofen stapt aan het eindstation af en de directeur laat deze vroegere studente de vrijgekomen zitplaats. De directeur is een vrouw, ze heeft grijze lokken, lieftallige wenkbrauwen en mooie ogen. Haar woorden klinken echter streng en resoluut: ‘Ah, het is onze student Zhu Xiaofen. Ik heb je wedervaren al vernomen, er doen veel verhaaltjes over je de ronde; sommige zijn nogal erg. Je bent nog jong, niet zover over de dertig, je moet het leven ernstig opvatten. Anders zou je man je toch niet in de steek laten zeker? Je weet dat ik goede bedoelingen heb, ik wens mijn leerlingen allemaal een goede toekomst toe. Wel, tot ziens. In dit station stap ik af, ik ga mijn kleinzoon een bezoekje brengen. En jij, ga je terug naar de districtsstad? Ga maar op mijn plaats zitten, hé.’ Zhu Xiaofen, haar voeten besmeurd met tomatepitten, gaat zitten. De directeur die zich mechanisch van de trein haast, wuift haar nog eventjes na. Het schiet haar te binnen dat het vandaag de zesde dag van de week is, nee de zevende. Ze herinnert zich dat er in het Oude Rome een achtdaagse werkweek bestond. Natuurlijk was de achtdaagse werkweek beter, vindt ze. Wel, morgen is het de achtste dag van de week. Eén dag van de week zou haar toch moeten toebehoren! Ze had een dwingende behoefte aan een achtste weekdag. | |
[pagina 100]
| |
De achtste dag van de week gaat ze nergens, maar ook nergens heen, ze moet thuisblijven! | |
De achtste dag van de week.De gang stinkt vreselijk. Oorsponkelijk zou het water drie dagen afgesloten zijn maar tot vandaag is er nog altijd geen water. De urine en de uitwerpselen stromen al over de rand van het toilet. ‘Binnen Buiten Binnen’ volgt Zhu Xiaofen op de hielen naar boven. Ze zegt dat ze ook niet weet tot wanneer het water afgesloten zal blijven, dat je om naar het toilet te gaan tien minuten moet fietsen naar het publieke toilet aan de voet van de noordelijke muur op de binnenplaats van de dichtsbijgelegen fabriek voor wollen truien. Daarna zegt ze verontschuldigend dat Zhu Xiaofen pas terug is van een zakenreis en vandaag eigenlijk niet hoeft te werken. Maar een vrouw van het ‘Onderzoekscentrum voor vrouw, huwelijk en gezin’ van de stedelijke vrouwenbond wil een vraaggesprek met haar. Zodoende. Zhu Xiaofen gaat de redactie binnen, de vrouw is al rustig op haar aan het wachten. Zhu Xiaofen kent haar zowaar. Indertijd werkte ze in een andere provincie en had ze er op gerekend bij deze redactie aan de slag te kunnen. Uiteindelijk viel de keuze op Zhu Xiaofen. Later had Zhu Xiaofen een manuscript van haar geweigerd. Er is dus geen sprake van dat ze goed met elkaar vertrouwd zijn, maar je kan evenmin stellen dat ze elkaar niet kennen. De vrouw van het onderzoekscentrum zegt dat ze voor een vraaggesprek komt, maar vangt zelf een niet te stuiten woordenvloed aan, ondertussen met een zakdoek onophoudelijk het zweet uit haar ogen wrijvend. Met haar gezwollen ogen en dikke brilleglazen lijkt ze sterk op een vlijtige mier. Ze zegt dat ze daarnet al hoofdredacteur oudere zus Zou heeft ontmoet. Die zei dat het probleem waar Zhu Xiaofen momenteel het meest mee kampt is dat ze zich niet kan ontspannen en alles opkropt. Ze gaat volledig akkoord met oudere zus Zou's zienswijze. Ze heeft Zhu Xiaofen weliswaar maar twee maal ontmoet, maar toch begrijpt ze haar situatie volledig: ze is immers onvervangbaar op de redactie. Waarom is het nodig om te beklemtonen | |
[pagina 101]
| |
dat zij het initiatief tot scheiden nam, vraagt ze. Bij haar weten zeggen heel veel mannen, uit respect voor de vrouwelijke trots, dat hun vrouw de scheiding voorstelde. Deze stilzwijgende instemming van de vrouwen is trouwens een overbodige ijdelheid, en nog meelijwekkend ook. Dit is nu net de oorzaak waarom Zhu Xiaofen zich niet kan ontspannen. Waarom geeft ze niet toe dat ze door haar man in de steek werd gelaten? Ze moet weten dat vrouwen die door hun man in de steek zijn gelaten bij de vrouwenbond terecht kunnen voor een gesprek. Maar wat doet Zhu Xiaofen? Ten prooi aan haar extreme droefheid gaat ze maar wat touwtjespringen. Dit is een verdoezelde afwijking of een afwijkende verdoezeling... Zhu Xiaofen moet plassen. Eigenaardig toch dat ‘Binnen Buiten Binnen’ haar een kop Maifanshi onder de neus stopt. Is het water dan toch niet afgesloten? Hoe kan er nu nog hete thee zijn? Waarschijnlijk is dit water kostelijk als olie. En als ze drinkt, moet ze toch plassen, en dan krijgt ze toch weer dorst. De vrouw van het onderzoekscentrum gaat verder. De mensen, in het bijzonder de vrouwen, moeten lachen als ze daar behoefte aan hebben. Als ze moeten huilen, dat ze dan huilen, dat ze dan tranen met tuiten huilen, dat ze dan voluit huilen. Zhu Xiaofen wil zich dus onafhankelijk voordoen. Maar hoe zou zij die onafhankelijkheid kunnen bereiken? Haar kind is pas tien maanden oud. Het staat helemaal niet vast dat de volgende man die ze leert kennen van haar zal houden, misschien houdt hij heel veel van haar. Maar is ze bereid om de volgende man nog een kind te schenken? Ze heeft het ooit onderzocht, de meeste mannen, 99,982 procent willen maar al te graag een eigen kind... De tranen springen Zhu Xiaofen in de ogen. Doordat ze haar blaas ophoudt, beginnen haar ogen irriterend te prikken en te zwellen. ‘Binnen Buiten Binnen’ merkt het eerst haar rode ogen op. Vliegensvlug brengt ze oudere zus Zou op de hoogte en zet vervolgens heel de redactie tot medeleven aan. Eensgezind slaken ze dezelfde zucht: eindelijk is ze het huilen nabij en wil ze de tranen laten rollen. Wat is ontspannen? Wel dit is het! Het is het overlopen van de dakvenstertjes van de ziel. Een week van troost is toch niet zinloos geweest. Ze dansen van vreugde, | |
[pagina 102]
| |
zuchten van spijt, en lopen zich in de handen wrijvend heen en weer. Haar blaas staat op springen. Zhu Xiaofen laat de beleefdheid voor wat ze is en haast zich naar buiten. Ze stormt naar beneden, grijpt een fiets en rijdt naar de fabriek voor wollen truien. Ze laat een hele golf lopen en plast zich helemaal leeg. Vervolgens verlaat ze het openbaar toilet en duwt haar fiets voort. Haar tranen zijn opgedroogd, de hevige zomerzon irriteert lichtjes haar ogen. Ze slaat zich op het gezicht en slaat op haar fiets. ‘Peng peng’, klinkt het zadel, en ze bemerkt dat dit helemaal haar fiets niet is. Ze herinnert zich dat, toen ze naar beneden stormde, ze haar sleutels niet heeft uitgehaald en dus nooit het slot heeft geopend. Ze slaat zich op het gezicht en slaat op de fiets, en vraagt zich af wiens fiets dit zou zijn. Waarom was hij niet gesloten? Het is een splinternieuwe, hij stond daar dubieus in de fietsenstalling, als een langgekoesterde list. Ze slaat op het fietszadel en slaat zich op het voorhoofd, springt op deze vreemde fiets en begint doelloos rond te fietsen. Het komt haar voor dat de achtste dag van de week louter een hersenschim is. Volgt op de zevende dag van de week niet opnieuw de eerste dag? Bovendien wordt de zevende dag van de week eigenlijk zondag genoemd, dat is de zonnigste dag van de week. Vertaling Karel Depauw |
|