De Brakke Hond. Jaargang 11
(1994)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
Chen GuokaiChen Guokai werd in 1938 geboren in Wuhua in de provincie Guangdong. Na de middelbare school begon hij in 1958 in Guangzhou (Canton) te werken als fabrieksarbeider en in zijn vrije tijd te schrijven. Hij is van dezelfde generatie als Wang Meng en zijn schrijverscarrière verliep op een vergelijkbare manier: enkele jaren van literaire activiteit, gevolgd door ‘heropvoeding door arbeid’ tijdens de periode van de Culturele Revolutie (1966-1976). Tijdens deze periode zwoer hij nooit meer literair actief te zijn; de paar verhaaltjes die hij voor 1966 had geschreven hadden hem immers alleen maar narigheid gebracht. Na de val van de zogenaamde Bende van Vier (eind 1976) werd de verleiding toch weer te groot. Sindsdien legt Chen Guokai zich als lid van de afdeling Guangdong van de Chinese Schrijversbond volledig op de literatuur toe. Een deel van zijn proza werd reeds vertaald in het Engels, Frans, Duits, Japans en Nederlands. Het verhaal Cao Xueqin gaat vergaderen komt uit de in 1985 verschenen bundel Vreemde verhalen uit de literaire wereld, de eerste bundel waarin Chen een aantal van zijn absurdistische verhalen liet verschijnen. In 1988 werd het ook opgenomen in het eerste deel van een in Hong Kong gepubliceerde Bloemlezing van Chinese hedendaagse verhalen, een gezaghebbend verzamelwerk waarin zowel fictie uit de Volksrepubliek, Taiwan als Hong Kong zijn opgenomen. De hoofdfiguur uit het verhaal, de schrijver Cao Xueqin (1715-1764), stamde uit een schatrijke familie die na het ontslag van Cao's vader gestaag verarmde. Cao's roman, De droom van de rode kamer, waarschijnlijk China's beroemdste traditionele roman, beschrijft uiterst gedetailleerd het leven van de machtige familie Jia. Een van de hoofdlijnen van het verhaal vormt de relatie tussen Jia Baoyu en twee van zijn nichtjes, Lin Daiyu en Xue Baochai, en de gelukkige tijden die ze beleven in Daguanyuan (‘de tuin van het grote schouwen’). Alhoewel Jia Baoyu verliefd is op de ziekelijke Lin Daiyu, wordt hij uitgehuwelijkt aan de van vitaliteit bruisende Xue Baochai. Lin Daiyu sterft niet lang daarna. | |
[pagina 60]
| |
Jia, die ongetwijfeld veel gelijkenissen vertoont met de schrijver Cao Xueqin, zegt later het wereldse vaarwel. Overtuigd dat de waarneembare realiteit slechts schijn is, gaat hij in de leer bij een daoistische meester en een boeddhistische monnik. Chen Guokai situeert zijn verhaal in het jaar 3999. Cao Xueqin bevindt zich in de hemel, samen met Hitler, Don Quijote en andere historische en literaire figuren. Hij wordt uitgenodigd naar de aarde, om een congres over zijn eigen persoon en werk bij te wonen, voor Chen Guokai een gelegenheid om een aantal wantoestanden en menselijke zwakheden met veel gevoel voor humor aan de kaak te stellen. Staatshoofden die graag grote dichters zouden worden, de saaiheid van de Chinese televisieprogramma's, de personencultus rond dode schrijvers die tijdens hun leven even onbekend als onbemind waren, de hiërarchisering, logheid en vergrijzing van het Chinese overheidsapparaat, de literatuurtheoretici die niets van literatuur begrijpen enzovoort worden door Chen Guokai vakkundig gehekeld. | |
Cao Xueqin gaat vergaderen
| |
[pagina 61]
| |
Lachend antwoordde Cao Xueqin: ‘Ik heb op aarde alleen alcohol op basis van zoete aardappelen gedronken, heel licht spul, bijlange niet te vergelijken met de wijn hier in de hemel. Verder dan drie glaasjes kom ik hier niet. Drink ik meer, dan ben ik zo zat als een kanon.’ Li Bai knikte en zei lachend: ‘Alcohol is de beste vriend van de dichter, wanneer die zingend door de mooie natuur wandelt. Dichters kunnen meestal beter drinken dan romanschrijvers. Dichters hebben ook minder vaak last van maagzweren. Maar goed, wij kennen elkaar al te lang om ons nog aan de etiquette te storen. Doe maar zoals je wil.’ In vergelijking met de mensenwereld zijn beleefdheidsvormen in de hemel eerder zeldzaam. Literaire vrienden komen en gaan zoals ze dat zelf beslissen. Cadeautjes meebrengen hoeft niet, en ook aan hiërarchie of leeftijdsverschillen wordt weinig aandacht besteed. Neemt men vaardigheid of anciënniteit als criterium, dan is Cao Xueqin naast Li Bai niet meer dan een broekventje. Maar in de hemel is dat geen probleem. Qu YuanGa naar eind(3), Li Bai, Luo GuanzhongGa naar eind(4), Shakespeare, Cao Xueqin, Balzac, Tolstoi, Hemingway enzovoort, iedereen komt hier met iedereen in contact; allen beschouwen ze de anderen als broeders, en ze worden goede vrienden, ondanks de aanzienlijke leeftijdsverschillen. Ze hebben ook een Hemelse SchrijversbondGa naar eind(5) opgericht, zonder evenwel functies als die van voorzitter of secretaris in het leven te roepen. Er is alleen een persoon die verantwoordelijk is voor de administratieve aangelegenheden. De Hemelse Schrijversbond verdedigt de rechten van de vrouw. In hun statuten staat dan ook duidelijk gestipuleerd dat deze administratieve functie dient te worden waargenomen door een beroemde vrouw uit een literair werk van vroegere tijden. Vrouwen als Lin Daiyu, Anna Karenina, Madame Bovary en dergelijke waren de meest voor de hand liggende kandidaten voor deze functie. Zij organiseerden de activiteiten. Ah QGa naar eind(6) had de verantwoordelijkheid over de losse karweitjes, oude Gao was portier. Jia Baoyu was al lang geen boeddhistisch monnik meer. Na afgestudeerd te zijn aan de technische school in de hemel, had hij in de Hemelse Schrijversbond de job van taxichauffeur toegewezen gekregen, een job waarin hij overigens schitterde. | |
[pagina 62]
| |
Hij reed heel veilig. Zijn air van prikkelbaar rijkeluiszoontje was hij helemaal kwijt. Op dat ogenblik parkeerde Jia Baoyu zijn auto aan Li Bai's deur. Hij ging languit in de wagen liggen, en terwijl hij naar kosmische muziek luisterde, las hij zijn Paradijsgazet. Deze Paradijsgazet werd bereid uit voedingsstoffen van hoge kwaliteit. Elk leesteken zat boordevol vitamines en proteïnen. Na lezing hoefde je de krant maar in de mond te stoppen en op te peuzelen. Het was een voortreffelijke versnaperingGa naar eind(7). Aangezien de mensen in de hemel zelfs kranten konden eten, absorbeerden ze ook heel snel kennis: een hoofdartikel was in enkele seconden verteerd. Jia Baoyu was aan het wachten tot Cao Xueqin buitenkwam. Cao Xueqin opende het portier van de wagen. Het was een heel comfortabele limousine op luchtkussens, met air-conditioning. Cao Xueqin nam plaats en vroeg: ‘Baoyu, hoe is het de laatste tijd in Daguanyuan?’ ‘Prima,’ antwoordde Baoyu, ‘er zijn een paar organisatorische vernieuwingen doorgevoerd. Ze hebben een overkoepelend bedrijf voor de handel in landbouw- en industriële produkten opgestart.’ ‘Dat is nog 's goed nieuws. Wie is de manager?’ ‘Qingwen.’Ga naar eind(8) ‘Deugt dat meisje wel voor zo'n baan?’ ‘En of! Ze was een briljante studente aan de Hemelse Financiële en Economische Hogeschool, zeer intelligent, zeer scherpzinnig. Ze kent de knepen van het vak, kortom, een gedroomde manager.’ Cao knikte opgewekt: ‘Goed zo! Oorspronkelijk liep die meid over van de goede bedoelingen, maar omdat ze van zo lage afkomst was, kon ze haar talenten niet ontplooien. Maar nu ze een stuk vrijer is, en de omstandigheden verbeterd zijn, is ze wel in staat een onderneming te leiden.’ Hij Held even op met spreken en vroeg toen: ‘En Fengjie?’ ‘Qingwen had haar de verantwoordelijkheid gegeven over bepaalde financiële aangelegenheden. Nu hebben ze onlangs onregelmatigheden in de boekhouding vastgesteld. De Hemelse Handelsrechtbank heeft nu haar zaak in behandeling.’ | |
[pagina 63]
| |
Cao slaakte een zucht: ‘Dat vrouwmens zal wel altijd een berekenende intrigante blijven. Te sluw zijn is nooit goed. Ben jij nu gescheiden van Baochai?’ ‘Ja, we zijn gescheiden. We zijn zonder ruzie uit elkaar gegaan. Mijn overste, Lu ZhishenGa naar eind(9), heeft haar na een ideologische opvoedingssessie kunnen overtuigen. We woonden toch al lang apart. Op het ogenblik van de scheiding begon zij moeilijk te doen over de eigendommen. Ik heb alle apparaten die ik gekocht had aan haar overgelaten: ijskast, kleurentelevisie, cassetterecorder... Zelfs dat stuk magische jade heb ik haar gegeven. Ze heeft het trouwens verkocht voor drie miljoen yuan. Ze had niet te klagen. Ze heeft met de grootste bereidwilligheid haar handtekening op de echtscheidingsformulieren gezet en ze heeft geen traantje gelaten. Nu runt ze een eenmansbedrijf voor elektronische produkten in Daguanyuan. Ze is echt geknipt als manager. De elektronische polshorloges die haar bedrijf maakt worden zelfs al geëxporteerd naar Jupiter en Venus. Ze heeft een miljoenenomzet. De mensen zeggen dat ze er heel welstellend uitziet, en gelijk hebben ze.’ Ontroerd zuchtend zei Cao: ‘Als het om haar carrière gaat, weet Baochai wel hoe ze te werk moet gaan, maar in de liefde is ze maar een sukkel. Dat hoeft natuurlijk ook niet te verwonderen, want ze is afkomstig uit een familie van zakenlui, en dus bekijkt ze alles liefst vanuit het financieel oogpunt. Nu jullie goed en wel uit elkaar zijn, doet dat eigenlijk niet meer terzake.’ Hij dacht even na, en vroeg dan bezorgd: ‘Daiyu is secretaresse in de Schrijversbond, en ze doet het schitterend. Heb jij haar al opgezocht?’ Van zodra hij Daiyu hoorde vernoemen, betrok Baoyu's gelaat: ‘Ja, ik heb haar eens opgezocht, maar ze doet zo koud en onverschillig tegen me.’ ‘Hoezo?’ ‘Ik snap het ook niet. Misschien heeft het iets te maken met het feit dat haar Gedicht van de begraven bloemen de Nobelprijs gekregen heeft. Nu ze beroemd is, ziet ze een taxi-chauffeur natuurlijk niet meer staan,’ zei Jia Baoyu somber. Cao zuchtte eens en zei: ‘'t Is niet gemakkelijk bekroond te worden en toch nederig te blijven. Niemand schijnt er nog aan | |
[pagina 64]
| |
te denken dat in dit leven alles op voorhand is beslist, en dat is erg. Onlangs zag ik Nobel en ik zei hem: “Dat jij je dynamiet-handeltje drijft vind ik prima, maar waarom in hemelsnaam al die prijzen uitreiken? Waar is al die publiciteit goed voor? Als er te veel beloningen zijn, verliezen ze dan niet hun betekenis? George Bernard Shaw heeft geweigerd jouw prijs in ontvangst te nemen omdat je een buskruitfabrikant bent. En dan die beraadslaging over wie in de prijzen valt! Het is toch omdat daar fouten gemaakt worden dat de jongere generatie het verkeerde pad op raakt!” Baoyu, je moet niet zo treuren. Ik vind wel een geschikt moment om eens met Daiyu te praten. Onder mensen is vriendschap toch belangrijker dan rijkdom en roem, of niet soms?’ ‘Dat spreekt vanzelf. Ware het niet voor haar, dan was ik destijds geen monnik geworden...’ Terwijl ze zo aan het praten waren, kwamen ze bij Cao Xueqin's huis. Cao vroeg: ‘Kom je niet even mee binnen?’ ‘Nee, toch niet. Ik moet Liu Xianglian en You Sanjie nog naar het Qiongtai brengen voor een balletopvoering. Ik heb het nogal druk. Bye bye!’ ‘Bye bye!’ Cao keek Jia Baoyu na, die aan boord van zijn ruimtewagen weggleed. Opgewekt dacht hij bij zichzelf: die jongen maakt vooruitgang. Dat er uit een bepoederd verwend rijkeluiszoontje zo een eersterangs taxichauffeur is geworden... De hemel is echt een uitstekende plaats om mensen te hervormen. Daguanyuan is serieus veranderd.’ | |
2.Bij de bovennatuurlijke wezens in de hemel zijn alle mogelijke kopzorgen natuurlijk afwezig. De droom van de rode kamer werd door de hemelse uitgeverij keer op keer herdrukt. Manuscripten werden rijkelijk vergoed. Bovendien was het innen van personenbelasting hier onbestaande. Cao's leven kon op geen manier vergeleken worden met de bittere armoede die onder de gewone stervelingen heerst. Geen verplichting voor hem dus om met de verkoop van zijn schilderijen zijn dagelijkse kom rijst te verdienen. Het leven dat Cao leidde was niet te onderscheiden van dat van een onsterfelijke. | |
[pagina 65]
| |
Hij dronk een kopje Guanyuan oploskoffie, een lokaal produkt. Hij deed er geen suiker in. Onsterfelijken houden van de elegantie der eenvoud en drinken niet graag zoet spul. Voor gerechten als verse vis, varkenspootjes en kippeklauwen was hier absoluut geen markt. Niemand kweekte hier kippen, om nog maar te zwijgen van varkens. In een vlaag van waanzin had een Amerikaan ooit eens gepoogd de hemelse markt te penetreren. Hij had met de space shuttle een lading geslachte stieren naar de hemelse markt gebracht. Het resultaat was dat hij inbreuk pleegde op het hemelse reglement; het scheelde niet veel of ook de space shuttle was geconfisqueerd geworden. Vandaar zijn er vaak problemen met de space shuttle en zitten de Yankees in een lastig parket. Omdat de hemelbewoners vlees- en visgerechten niet op prijs stellen, en het verboden is levende wezens te doden, worden er op de eetwarenafdeling van de supermarkt die de Koningin-moeder van het WestenGa naar eind(10) uitbaat geen eieren te koop aangeboden. Hele zwermen feniksen doorklieven de hemelse luchten. Overal kan je fenikseieren vinden, maar niemand eet ze. De hemelburgers eten enkel fruit, groenten, zwarte paddestoelen, brood en zomeer. Vandaar dat aandoeningen als hypertensie, diabetes en kwaadaardige tumoren uiterst zelden in de hemel aangetroffen worden. Sigaretten worden er wel gerookt. De produkten van de rookwarenfabriek in Daguanyuan vinden zelfs gretige aftrek. Jia Zheng, ooit feodaal uitschot, maar die, na blootgesteld te zijn aan de kritiek van de massa's, radikaal het roer omgooide, werd een arbeider in de rookwarenfabriek. Omdat hij goed presteerde werd hij later gepromoveerd tot bedrijfsleider. Hij viel op door de gedisciplineerde wijze waarop hij de fabriek beheerde. Corruptie, smeergeld of het onbeteugeld toekennen van bonussen, waren hem onbekend. Daarom hebben de mensen hem zijn vroegere misdaden vergeven. Nadat Jia Lian vrijkwam uit de Hemelse Instelling voor Heropvoeding door Arbeid, vond hij in de rookwarenfabriek werk op de afdeling bevoorrading en marketing. De zaak bloeide, en Jia Lian hield zich ver van ongewenste intimiteiten op het werk. Jiao Da werd hoofdingenieur en wist door een aantal pientere hervormingen de produktielijn van de sigarettenfabriek volledig te au- | |
[pagina 66]
| |
tomatiseren. De sigaretten van het merk Paleis der Onsterfelijken, die in dit bedrijf werden vervaardigd, kregen na evaluatie door de hemelse tabaksindustrie het etiket van kwalitatief meest hoogstaande sigaretten. Ze bevatten totaal geen nicotine. Het was precies een sigaret van dit merk die Cao Xueqin nu rookte. Cao ging op zijn kosmische schuimrubberen sofa zitten en rookte. De armleuningen van de sofa waren uitgerust met tal van elektronische druktoetsen. Cao drukte er een in en onmiddellijk lichtte het 88 duim brede scherm van zijn driedimensionele kleurentelevisie van het merk Kosmos op. Op het scherm verscheen het beeld van de kosmische film- en televisieactrice CixiGa naar eind(11), die met haar gekunsteld lieve stemmetje zei: ‘Beste hemelbewoners...’ Hier moet even het volgende verduidelijkt worden: alle beroemde keizerinnen en keizerlijke concubines op aarde worden, eens ze ten hemel zijn gevaren, zonder onderscheid door de president van de hemel als actrice toegewezen aan het kosmische televisiestation. Zodoende wordt het kosmische televisiestation dagelijks overspoeld door een indrukwekkende stoet van keizerlijke en koninklijke actrices. Cixi zelf was onderhand een razend populaire filmster geworden. Cao Xueqin vond Cixi's eerbiedige gelaatsuitdrukking een belediging voor het oog; haar geforceerde accent vond hij allerminst aangenaam voor het oor. Ook haar brede mond kon hem niet bekoren. Hij was niet in de stemming om naar deze filmster te kijken die als mens arrogant en bazig was geweest en die haar land en volk enkel ellende had gebracht. En nu verschool ze zich achter lagen make-up en probeerde de kijkers te vleien met haar geouwehoer! ‘Klik!’ Hij drukte een andere knop in. De kosmische televisieomroep beschikte over 1.800 frequentiekanalen, zodat de programma's van elk hemellichaam konden uitgezonden worden. Aan televisieprogramma's ontbrak het dus niet in de hemel, dit in tegenstelling tot de mensenwereld, waar op dit vlak monotonie troef is. In plaats van Cixi verscheen nu de heel wat aantrekkelijkere filmactrice Yang GuifeiGa naar eind(12) op het glinsterende scherm. Dat was eindelijk nog eens een natuurlijke schoonheid, die ook zonder opsmuk tot de mooisten van het land behoorde. Eén bewe- | |
[pagina 67]
| |
ging van de ogen, één lachje, waren voldoende om haar onweerstaanbaar te maken. Geen wonder dat de geile Tang-keizer Xuanzong in haar bijzijn volledig het hoofd verloor, tot zij zelf uiteindelijk letterlijk het hoofd verloor bij Mawei. Later hebben enkele droogkloten van historici de schuld in Yang Guifei's schoenen geschoven, wat een onrechtvaardigheid is. Nu Yang Guifei, overeenkomstig de hemelse beleidslijnen, een actrice geworden was, straalde ze van voldoening, waardoor ze zo mogelijk nog knapper werd. Haar haar zat in een kosmisch permanent, zij zelf droeg een body-stocking uit flinterdunne space-nylon met een waanzinnig diep uitgesneden decolleté. Daardoor leek ze wel een pornoster. Het enige dat er gênant uitzag was haar glinsterende halsketting, vervaardigd uit aaneengeregen meteorietjes. De associatie met het touw waarmee ze in Mawei gewurgd werd, was snel gemaakt. Zonder deze associatie had ze er nog lieftalliger uitgezien. Een glimlach ontlook op het jaden gelaat van Yang Guifei, de vrouw van wie alleen al de ranke, sierlijke armen een monument verdienden. Met een stem zoet als die van een nachtegaal zei ze: ‘Beste hemelbewoners allemaal! Het schitterende programma dat nu volgt is een superproduktie uit de filmstudio's van Mars, bekroond met het Kosmische Gouden Varken: Liefdesfantasie uit de Melkweg...’ Wat toen volgde was knetterende martiaanse muziek en wazige beelden van Marsbewoners. Alleen de Hemel wist wat dit spektakel eigenlijk moest voorstellen. Het scherm vulde zich met ondefinieerbare verschijningen, begeleid door oorverdovend gebrul en gehuil, dat herinnerde aan wilde dieren in het diepe bos tijdens de paartijd. Het ging hier ongetwijfeld om het meest modieuze en modernste meesterwerk van de martiaanse populaire kunsten. Literatuur- en kunstcritici uit Mars prezen dit ding de hemel in; het moest dus vast en zeker bepaalde artistieke mysteries bevatten die voor hogere en lagere diersoorten van andere hemellichamen evenwel met te vatten waren. Naar het schijnt was er ook op aarde ooit eens een briljante literaire theorie populair geweest, volgens dewelke de artistieke kwaliteiten van iets groeiden naarmate het ding onbegrijpelijker werd. Mentaal vertoefde Cao Xueqin reeds in onsterfelijke sfe- | |
[pagina 68]
| |
ren. Breeddenkend als hij was, was er weinig dat hij mentaal niet aankon. Bovendien wist hij dat literatuur en kunst de grenzen van land, planeet, ja zelfs van de kosmos, transcenderen. Maar hoe lang hij hiernaar ook keek, verder dan verbijstering en totaal onbegrip raakte hij niet. Indien hij een gewone sterveling was geweest, had hij aan het bekijken van dit televisieprogramma zeker en vast een zenuwziekte overgehouden. ‘Klik!’ Nogmaals drukte hij een andere toets in. Nu verscheen de actrice Wang ZhaojunGa naar eind(13) op het scherm. Alhoewel ze het tot op heden niet over haar hart had kunnen krijgen haar luit uit handen te geven, had ze toch niet meer dat deerniswekkende uiterlijk van vroeger. Toen trof men ze enkel huilend aan, of te paard tokkelend op haar luit. Eén blik op haar opgeheven hoofd volstond om te weten dat ze grote plannen koesterde met betrekking tot het voortbestaan van het heersershuis van de Han. Galloperend door de gebieden buiten de Lange Muur deed ze aan liefdesdiplomatie met de koning van de Hunnen, deze ijzersterke dame die in haar eentje de Handynastie overeind hield. Nu ze in de hemel als actrice werkte, had ze nog steeds dat heroische en bezielde karakter. Eerst tokkelde ze een stukje op haar luit, vol geluiden van glinsterende speren en geharnaste paarden. Het deed onwillekeurig terugdenken aan hoe ze vroeger met dit dappere luitspel de legers buiten de Lange Muur alle moed had ontnomen, en hoe ze de koning der Hunnen, met zijn hart van steen, plat kreeg. Alleen dankzij deze heldin kon de Han-keizer stevig op zijn troon blijven zitten. Toen haar stukje luitspel ten einde was, sprak Wang Zhaojun met de heldere en volle stem, eigen aan een verheven persoon: ‘Beste hemelbewoners, dan is het nu tijd voor nieuws van de planeet Aarde...’ Daarnet nog voelde Cao Xueqin zich wat verdoofd door het bekroonde meesterwerk van de martiaanse filmindustrie. Van zodra hij echter hoorde dat er nieuws van de Aarde op komst was, kwam hij weer bij zijn positieven. Het was toch nog steeds wat er op aarde gebeurde dat hem het meest boeide. ‘Beste hemelbewoners, indien jullie niet al te vergeetachtig zijn, moeten jullie je nog herinneren dat er op aarde, in China, een roemrijk schrijver heeft geleefd: Cao Xueqin-moge hij gelukkig zijn in de hemel...’ | |
[pagina 69]
| |
Cao Xueqin schrok op. Onwillekeurig stond hij op en mompelde bij zichzelf: ‘Roemrijk? Ik roemrijk? Hoe komt het dat ik daar zelf zo weinig van gemerkt heb?’ Hij haalde zich zijn leven op aarde weer voor de geest. Eén lange lijdensweg was het geweest. Zijn hele familie at rijstebrij; wijn moest vaak op krediet worden gekocht; bedrinken kon je je nooit, en je buik rond eten was er ook nooit bij. Kan men echt als roemrijk beschouwd worden als men nog niet eens het probleem van een lege maag kan oplossen? ‘Inderdaad, mijnheer Cao Xueqin - moge hij gelukkig zijn in de hemel - was de meest roemrijke romancier van China,’ zei Wang Zhaojun gedreven en met forse stem. ‘Zijn meesterwerk, De droom van de rode kamer, wordt tot de kostbaarste intellectuele schatten van het mensdom gerekend. Lang geleden reeds maakte iemand de opmerking dat alle kennis van de totaliteit van de Chinese literatuur van geen waarde is indien men niet kan meespreken over De droom van de rode kamer. Dit meesterwerk, in al zijn grootsheid en pracht, is als geen ander in staat om mensen te ontroeren en aan te grijpen! Heel wat levende en gestorven mensen houden zich bezig met de studie van deze magistrale roman. Het laatste nieuws dat ons zopas vanop de Aarde bereikte is dat er een belangrijke doorbraak is op het gebied van de studie van De droom van de rode kamer...’ Alweer voer een schok door Cao Xueqin. Was De droom van de rode kamer niet gewoon De droom van de rode kamer? Er was toch geen oliebron blootgelegd of een tunnel gegraven, waarom dan gewagen van een ‘doorbraak’? Wie werd hier ‘doorbroken’, de roman, of de schrijver zelf? Het mensdom legde op het vlak van het uitvinden van nieuwe terminologie een zodanige ijver aan de dag dat het zelfs voor onsterfelijken soms moeilijk om begrijpen werd. ‘Recentelijk heeft een team van ongeëvenaard kundige specialisten na een lange periode van grondige studie en nauwlettende tekstkritiek ontdekt dat GongwangfuGa naar eind(14) in China, op de planeet Aarde, niets anders is dan Daguanyuan uit De droom van de rode kamer; of om het in andere woorden te zeggen, dat Daguanyuan niets anders is dan Gongwangfu. Hier volgen live-beelden van Gongwangfu - en dus ook van Daguanyuan...’ | |
[pagina 70]
| |
Cao Xueqin stond als aan de grond genageld. In gedachten had hij zelf wel een ideëel Daguanyuan, net zoals iedere lezer voor zichzelf een mentaal beeld had geschapen van zijn eigen Daguanyuan. Maar vanwaar die associatie van Gongwangfu met Daguanyuan in zijn roman? Terwijl hij zo naar de televisie aan het kijken was, kon hij een lach niet onderdrukken. ‘Haha! Haha!’ lachte hij een paar keer, en slaakte toen een lange, troostende zucht: ‘Sommige mensen doen een heel leven lang niets anders dan romans lezen en weten uiteindelijk nog niet eens wat een roman nu eigenlijk is! Als dat niet droevig is!’ Met een klik! zette hij de televisie uit. Eén druk op een knop aan de rechterzijde van de armleuning van de sofa, en uit de stereoketen met twintig luidsprekers van het merk Kosmos weerklonk het oude deuntje voor luit Water stroomt van de hoge bergen. Cao Xueqin voelde zich onmiddellijk verkwikt. Toen weerklonk eensklaps de muzikale deurbel. | |
3.Van zodra het groene licht aanflitste, verscheen op het monitorscherm het beeld van de ruimtepostbode. Hij knikte, een toestel registreerde deze informatie, en de automatische deur schoof open. De ruimtepostbode overhandigde Cao een grote, rode uitnodiging en zei: ‘Mijnheer Cao, ziehier een uitnodiging die ons zopas via de kosmische communicatiesatelliet bereikte. U wordt uitgenodigd om in de stad Miereneukegem aan een vergadering deel te nemen.’ ‘Op welke planeet is Miereneukegem gelegen?’ Cao Xueqin had nog nooit van deze plaats gehoord. ‘Op de aarde.’ ‘Is er op aarde een stad Miereneukegem?’ ‘Jazeker.’ De ruimtepostbode was heel goed onderlegd in de astronomische geografie. De modale postbode had hier een doctorstitel; zonder doctoraat kon men zelfs geen postbode worden. Ze waren allen goed vertrouwd met de taal en aangelegenheden van elk hemellichaam: ze waren nog doctorder dan een doctor. ‘En waar ligt dat Miereneukegem precies?’ ‘U hoeft maar space-shuttle 10008 te nemen en de juiste | |
[pagina 71]
| |
plaatsnaam aan te vragen. Don Quijote heeft de leiding over deze vlucht.’ Cao Xueqin schrok even. ‘Is dat wel veilig, Don Quijote aan het stuur van een vliegtuig? Is er geen gevaar dat hij tegen een windmolen aanvliegt?’ De postbode zei lachend: ‘Het is absoluut veilig. Sinds hij in de hemel is heeft hij het roer helemaal omgegooid. Van zijn slechte riddermanieren is niets meer overgebleven. Je zal hem geen blinde gevechten meer zien leveren met windmolens of wijnzakken. Hij is beter als piloot dan als ruiter. Vliegtechnisch gesproken is hij één van de meest begaafde ruimtevaarders van de kosmos.’ Toen de postbode uitgesproken was, vloog hij weg. Cao Xueqin vouwde de uitnodiging open. Op de indrukwekkende, prachtige uitnodiging stond de volgende boodschap gedrukt in gouden karakters: ‘Met het oog op de bevordering van de bloei van de literatuur en de evaluatie van de grootse resultaten op het vlak van de studie van De droom van de rode kamer, werd beslist op de negentiende van de negende maand van het jaar 3999 in Miereneukegem op plechtige wijze een congres te openen over de studie van De droom van de rode kamer. Te dezer gelegenheid wordt U eerbiedig uitgenodigd, Lid van de Hemelse Schrijversbond en Doctor in de Letteren, Cao Xueqin. Indien Mr. Cao Xueqin, ondanks zijn andere dringende bezigheden, toch de tijd zou vinden om ons de eer van zijn aanwezigheid en advies te gunnen, zouden wij hem daarvoor in de hoogste mate dankbaar zijn. Hoogachtend, De collega's van de afdeling Miereneukegem van de Vereniging voor de Studie der Literatuur van de Planeet Aarde.’ Ontsteld keek Cao Xueqin naar de titel ‘Doctor in de Letteren’ op de uitnodiging. Hij kon zich niet herinneren dat iemand hem ooit een academische graad had verleend. Misschien had men op aarde de manie om te veel belang te hechten aan diploma's, en had men zich daarom verplicht gevoeld hem met een doctorstitel op te zadelen. In werkelijkheid hebben dergelijke titels, wat romanschrijvers betreft, weinig te betekenen. Onlangs, toen Cao met Tsjechov aan het kletsen was, zei deze laat- | |
[pagina 72]
| |
ste niet zonder enige zin voor humor: ‘Aan de universiteit worden heel wat vaardige lui opgeleid, met inbegrip van hen die vaardig zijn in geklungel.’ Wijze woorden waren dat! Alsof al die grote geleerden van de keizerlijke academie iets deftigs konden schrijven! Cao nam aanstoot aan deze titel van Doctor in de Letteren. Hij was niet van plan om deel te nemen aan een congres waar hij onder dwang een academische graad toebedeeld kreeg. Maar toen herzag hij zijn mening. Dit congres werd speciaal georganiseerd om zijn werk te bespreken. Niet deelnemen zouden de mensen gemakkelijk als verwaandheid of aanstellerij van zijn kant kunnen interpreteren. Ze zouden kunnen zeggen dat de roem hem naar het hoofd was gestegen. En roddel is een vreselijk ding. Zelfs onsterfelijken moeten af en toe plooien voor conventies. Dus zat er voor Cao niets anders op dan zijn ruimteplunje aan te trekken, zijn ruimtepetje op te zetten, zijn huisje gedag te zeggen en de hemelse wegen te bewandelen. Baoyu's wagen was nergens te bespeuren. De hemelse wegen krioelen van de ruimtetaxi's, die in een nooit aflatende stroom langsrijden en het vervoer aanzienlijk vergemakkelijken. Cao Xueqin hoefde maar één keer met de hand te wenken, en een gloednieuwe taxi stopte vlak voor hem. Aan het stuur zat Lu Zhishen. De 108 helden van Liangshan waren op aarde de verdedigers geweest van al wat nobel was. In de hemel runden ze nu een financieel volledig onafhankelijk taxibedrijf. Song Jiang was de manager, Wu YongGa naar eind(15) had de verantwoordelijkheid over het eigenlijke werk. En het moet gezegd, de handel bloeide. Lu Zhishen was gestopt met drinken en stond nu aan het hoofd van een team van taxichauffeurs. Zijn functie van coördinator verhinderde hem niet om vaak zelf achter het stuur van een taxi plaats te nemen. Van zodra hij Cao Xueqin zag, riep hij opgewekt uit: ‘Hé broeder Xueqin, waar moet je heen?’ ‘Naar de ruimteluchthaven,’ zei Cao Xueqin met een glimlach. ‘Is het iets belangrijks?’ ‘Een congres op aarde.’ Toen hij de aarde hoorde vernoemen, werd Lu Zhishen ietwat boos, en met een zekere dreiging in de blik vroeg hij: ‘Het | |
[pagina 73]
| |
is toch weer geen vergadering om ons aan kritiek bloot te stellen? Gaan ze ons misschien nog eens als capitulationisten brandmerken?’Ga naar eind(16) Cao Xueqin antwoordde lachend: ‘Nee nee nee, dat is al lang verleden tijd. Op aarde zijn ze nu zelfs het Liangshan-moeras nieuw aan het aanleggen, had je dat nog niet gehoord?’ Lu Zhishen werd onmiddellijk een stuk opgewekter: ‘Ik ben maar een lomperik. Boeken of kranten lees ik niet, en van het nieuws ben ik niet op de hoogte. Maar het doet me echt plezier te horen dat er op aarde zo'n filantropische projecten uitgevoerd worden!’ Ondertussen waren ze al op de luchthaven aangekomen. Cao Xueqin grabbelde een handvol hemelmunt bij elkaar om Lu Zhishen te betalen, maar deze maakte met de hand een afwerend gebaar en zei dat hij niets zou aannemen. Verbaasd vroeg Cao Xueqin waarom. Brullend van het lachen antwoordde Lu Zhishen: ‘Let maar niet op een lomperik als ik. Ik heb veel respect voor intellectuelen. Bye bye!’ Hij was nog niet uitgesproken of daar verdween hij al in een wolk van rook. Napoleon, de luchthavenbediende, leidde Cao Xueqin hoffelijk de luchthaven binnen. Om losbandigheid onder de hemelbewoners te voorkomen, bestond het personeel op de luchthaven en de vliegtuigen uitsluitend uit mannen. Alle koningen en keizers op aarde werden, nadat ze ten hemel waren gestegen, door de president van de hemel zonder uitzondering tewerkgesteld als bediende bij het vliegwezen. Het schenken van thee en andere drankjes voor de hemelbewoners was één van de taken die onder hun bevoegdheid vielen. Die smeerlap met het afzichtelijke, absurde snorretje, Hitler, was schoonmaker in de toiletten op de luchthaven. Hij was net met een grote zwabber de toiletten aan het reinigen. Hoffelijk bood Napoleon Cao Xueqin een kopje aromatische thee aan, waarna hij hem als een toonbeeld van welvoeglijkheid space-shuttle 10008 binnenleidde. De bediende op deze vlucht was QianlongGa naar eind(17), een keizer die altijd dol was geweest op reizen, en die, als gevolg van zijn talrijke contacten met literaren, zelf ook heel wat gedichten had geschreven. Hij had zich ooit kandidaat gesteld voor het lidmaatschap van de Hemelse Schrijversbond en had bij zijn aanvraag | |
[pagina 74]
| |
een groot aantal eigen gedichten gevoegd. Toen Lin Daiyu, die in de Schrijversbond de touwtjes in handen had, die stapel poëzie, die door de keizerlijke broodschrijvers overdadig werd bejubeld, had doorbladerd, schreef zij er de volgende beoordeling op: ‘Decadente schrijfsels; uitvloeisel van slechte vorstelijke gewoonten.’ Daarop liet ze hem de gedichten samen met de aanvraagformulieren terugbezorgen. Qianlong had niet langer de macht om over andermans leven of dood te beschikken, en die hufters van broodschrijvers die zo zijn lof hadden gezongen waren nu natuurlijk nergens meer te bekennen. Hij moest Lin Daiyu dus wel laten betijen. Toen Qianlong Cao Xueqin in de gaten kreeg, was hij haastig op hem toegestapt. Toen hij keizer was, was Cao's De droom van de rode kamer al in circulatie. Qianlong meende toen echter dat het ding weinig meer was dan een verzameling anekdoten, vol afgezaagde sentimentaliteit en zonder diepere betekenis. Cao Xueqin zou hij toen geen blik hebben gegund. Nu Cao echter in de hemel een beroemdheid was geworden, was de onbeduidende bediende hem natuurlijk met steeds meer respect beginnen bejegenen. Terwijl Qianlong Cao Xueqin het passagierscompartiment binnenloodste, zei hij lachend en op zangerige toon (geen andere bediende kon dat beter dan hij): ‘Mijnheer Xueqin, wij heten U welkom op deze vlucht en wensen U een aangename reis toe.’ Ook Cao Xueqin glimlachte eens toen hij bedankte. ‘Alstublieft.’ Qianlong reikte Cao Xueqin een met geparfumeerd warm water besprenkeld handdoekje aan en verzocht hem zijn gezicht schoon te wrijven. Toen de passagiers rustig waren gaan zitten, ging Qianlong rond met gekoelde frisdranken, bier, perziken, gebakjes, en andere dranken en etenswaren, die hij met een stralende glimlach aan de passagiers uitdeelde. Toen hij bij Cao Xueqin kwam, vroeg hij vol eerbied: ‘Mijnheer Xueqin, wat had U gewenst?’ ‘Even kijken, een fles bier, enne... twee perziken.’ Terwijl hij het gevraagde aanreikte, vroeg Qianlong met een glimlach: ‘Mijnheer Cao, zou U mij een dienst kunnen bewijzen?’ ‘Zeg es.’ | |
[pagina 75]
| |
Hielenlikkend zei Qianlong: ‘Zoals U weet heb ik vroeger stapels poëzie geschreven. Ik denk niet dat het overdreven is te stellen dat ik in de mensenwereld een zeer produktief auteur was. Al mijn gedichten zijn in gouden karakters gedrukt. Niemand durft te beweren dat mijn gedichten slecht geschreven zijn. Ik heb nu al verscheidene malen mijn kandidatuur ingediend om lid te worden van de Hemelse Schrijversbond, maar telkens werd ik door juffrouw Lin Daiyu geweigerd. U bent één van de reuzen van het literaire wereldje in de hemel, en U kan ook heel goed opschieten met juffrouw Lin Daiyu. Kan U voor mij niet een goed woordje doen?’ ‘Schrijf je nu nog steeds gedichten?’ vroeg Cao Xueqin. ‘Nu ik geen keizer meer ben, zegt het me niet meer zo veel.’ ‘Dat wordt dan redelijk moeilijk. Ofwel ben je keizer, en dan schrijf je geen poëzie, ofwel ben je dichter, en dan word je geen keizer. Jullie keizers beschikken heel zelden over de kwaliteiten die nodig zijn om een dichter te worden, met de uitzondering dan wel van het “laatste keizertje” LiGa naar eind(18). Al die dichterlijke aanleg en romantische emoties zijn per slot van rekening van weinig nut bij het regeren van het rijk, juist of niet? Je hebt echt wel wat meer nodig dan een meute broodschrijvers om echte literatuur voort te brengen. En al staan je gedichten in gouden karakters gedrukt op uithangborden, dat heeft ook niets te betekenen. Je zit daar maar de hele dag hoog op je troon te prijken, zonder voeling met de massa's. Nogal logisch dat je dan geen goede poëzie kan schrijven! Ik heb er enkele van gelezen, van die keizerlijke gedichten van jou. Vergeef me als ik een beetje bot klink, maar die verzameling vergezochte woordjes is gewoon geen poëzie. Je hebt geen dichterlijk talent, waarom wil je dan per se gedichten schrijven? Nu Uwe Excellentie een bediende geworden is, zou U er veel beter aan doen wat reisverhaaltjes over de ruimte te schrijven en die te publiceren in De Kosmische Toerist.’ Toen Qianlong zag dat Cao Xueqin hem niet toestond om via een achterpoortje binnen te raken in de Schrijversbond, neen, dat hij hem integendeel zelfs de les spelde, voelde hij zich wat ongelukkig. Indien hij nog keizer was geweest, had hij het miserabele ventje dat Cao oorspronkelijk was, beslist laten afmaken. | |
[pagina 76]
| |
Maar nu had hij die macht niet meer, en kwamen dergelijke overpeinzingen niet eens meer bij hem op. In de hemel werden zelfs geen kippen afgeslacht, laat staan mensen. Eigenlijk ging hij ook wel akkoord met wat Cao Xueqin had gezegd. Van onderwerp veranderend vroeg hij: ‘Mijnheer Cao, schrijft U nog steeds littekenliteratuur?’ ‘Wat is littekenliteratuur?’ vroeg Cao Xueqin verbaasd. ‘Wel, ik heb uw De droom van de rode kamer gelezen. Het is zo ellendig wat daarin beschreven wordt, en dus dacht ik, dat moet wel littekenliteratuur zijn. Schrijft U nog steeds zo?’ Cao Xueqin antwoordde lachend: ‘Mijnheer Qianlong, gebruik toch eens wat minder nieuwe terminologie uit de mensenwereld. Sommige van die nieuwe termen die de mensen verzinnen zijn o zo onnauwkeurig. En dan zijn er nog die mensen die denken dat ze met de wetenschap bezig zijn, terwijl ze niets anders doen dan etiketjes verzinnen voor literaire werken.’ Zonder erg goed begrepen te hebben wat Cao Xueqin nu eigenlijk bedoelde, knikte Qianlong instemmend en nam toen eerbiedig afscheid. Maar genoeg hierover. Het duurde niet lang vooraleer de spaceshuttle met Don Quijote aan het stuur en Cao Xueqin aan boord in Miereneukegem landde. Van op een afstand leek het alsof er in Miereneukegem een reusachtige windmolen stond die wel tot in de wolken reikte. Don Quijote vloog er recht op af. Cao verstijfde van de schrik bij de gedachte dat Don Quijote in zijn oude ziekte herviel en weer tegen windmolens wou gaan vechten. Maar toen zag hij dat het een landingsplatform in de vorm van een windmolen was. Don Quijote liet de shuttle probleemloos op het platform landen. Cao Xueqin verliet het passagierscompartiment, terwijl Qianlong hem herhaaldelijk buigend uitgeleide deed. Cao Xueqin stapte in een windmolenvormige automatische lift en landde na één wentelende beweging op de grond. Op de luchthaven wachtte reeds geruime tijd een groep researchers uit Miereneukegem. Toen ze de literaire grootmeester Cao Xueqin vanuit de hoogte hadden zien neerdalen, waren ze onmiddellijk in een kring rond hem gaan staan. Het nieuws dat Cao Xueqin in hoogsteigen persoon naar Miereneukegem kwam om deel te nemen aan het congres, had in de | |
[pagina 77]
| |
hele stad voor grote opschudding gezorgd. De lui van het lokale televisiestation verdrongen elkaar om haastig enkele shots van de literaire grootheid te maken. Prompt kreeg Cao Xueqin enkele tientallen microfoons onder de neus geduwd: het was de bedoeling dat de literatuurgigant die pas uit de hemel was neergedaald een kleine speech ten beste zou geven. Onophoudelijk fonkelden de flitslampjes van de verslaggevers. Er heerste een drukte van jewelste. Cao Xueqin verdronk zowat in de hem omstuwende mensenzee. De aanblik van dit tafereel deed hem terugdenken aan toen hij De droom van de rode kamer schreef, aan de koude die hij leed in zijn bouwvallige huis. Tien jaar lang had hij de eerste versie van zijn roman herlezen; tot vijfmaal toe had hij bepaalde zaken geschrapt en andere er weer aan toegevoegd. Toch had geen enkele uitgeverij zijn werk willen publiceren. Alleen via handgeschreven kopies van vrienden had zijn roman zich kunnen verspreiden. Hoe genegeerd, hoe eenzaam, hoe ellendig had hij zich toen niet gevoeld! De roem was pas na zijn dood gekomen. En nu droegen de mensen hem zo fanatiek op handen. De menigte die hem verwelkomde leek wel gek geworden. Gelukkig genoeg bestond hij nu uit onsterfelijk materiaal, zoniet had de zich om hem heen verdringende mensenmassa hem beslist enkele ribben gebroken of hem de wervelkolom gekraakt. Te midden van deze wervelstormachtige mensenstroom moest de grote letterkundige van ontroering zuchten: de verering van beroemdheden had abnormale proporties aangenomen, en dat voorspelde beslist weinig goeds. Pas nadat de mensen van het congres het politiebureau hadden opgebeld en er enkele tientallen politiecombi's en verschillende honderden agenten ter plaatse waren gekomen, kon Cao Xueqin uit de klauwen van de menigte fanatici gered worden. Hij mocht plaatsnemen in een combi uitgerust met kogelvrij glas. Daar kreeg hij het gezelschap van de voorzitter van het congres, een academicus met een hoge hoed, een brede gordel een wapperende baard, en van de hoofdcommissaris van politie, die gewapend was met een mini-atoombom. Zij brachten hem naar het hotel De Rode Kamer, het schitterende hotel waar ook het congres werd gehouden en waar voedselbonnen reeds lang tot het verleden behoorden. | |
[pagina 78]
| |
4.De sfeer in de conferentieruimte was er een van buitengewoon enthousiasme. De roterende hall was uitgerust met de meest geavanceerde geluidsapparatuur en de meest geavanceerde video-installaties. Bij het betreden van de hall kon je geen tafels of stoelen waarnemen. De robot die bij de deur stond geposteerd hoefde maar één elektronische toets in te drukken om een flink aantal mooi opgestelde, prachtige tafels en stoelen uit de vloer omhoog te doen rijzen. De stoelen waren het allernieuwste Miereneukegemse produkt: de doctorsstoel voor wijsheid en kunde! Leed je bijvoorbeeld aan neurasthenie of slapeloosheid, zag je gelaat wat bleekjes, voelden je ledematen wat slapjes aan, of voelde je je niet fris, geen probleem, je hoefde maar even op zo'n stoel te gaan zitten en een bijzonder stimulerende elektronische stroom, die je ledematen versterkte en je hersenschors prikkelde, stroomde vanaf je staartbeentje via je wervelkolom direct naar je hersenschors. Dat veroorzaakte in het lichaam een verhoogde hormonale afscheiding, waardoor het gelaat onmiddellijk gezond begon te blozen, de mens begon te stralen van vitaliteit, de creativiteit opbruiste en men zich machtig als een buffel voelde. Van zodra Cao Xueqin op de doctorsstoel voor wijsheid en kunde plaatsnam, kreeg hij het gevoel dat minuscule beestjes op zijn rug aan het rondklimmen waren. Hij vreesde even dat zijn verbeelding wilde sprongen zou gaan maken, maar per slot van rekening was hij geen gewone sterveling meer, en slaagde de stoel er ook niet in hem het hoofd op hol te brengen. Door zich te concentreren hield hij zijn geest in toom, zodanig dat niets hem nog uit zijn evenwicht kon brengen. De conferentieruimte was tot de nok gevuld met de voltallige intellectuele elite van Miereneukegem. Aangezien alle produktieve activiteit in Miereneukegem in handen was van robots, en de totale afwezigheid van efficiënte contraceptiva geleid had tot een pijlsnel toenemende bevolking, zaten talloze mensen zonder werk. Deze grepen dan vaak naar de pen, wat onder meer leidde tot een ware wildgroei van instituten, genootschappen en onderzoekscentra. Alleen al het aantal instellingen dat zijn medewerking verleende aan dit congres was astronomisch groot. Zo wa- | |
[pagina 79]
| |
ren er instituten gespecialiseerd in de studie van de architectuur in De droom van de rode kamer, in het analyseren van de gerechten die werden geserveerd in De droom van de rode kamer, in de studie van de geneesmiddelen vermeld in De droom van de rode kamer, in het onderzoek van de gebakjes in De droom van de rode kamer, in de studie van de tekstkritiek over De droom van de rode kamer, in het onderzoek van de gouden haarspelden in De droom van de rode kamer, in het opsporen van de achttien generaties voorouders van Cao Xueqin, in de studie van de vergelijkingspunten tussen Cao Xueqin en Jia Baoyu, in het zoeken naar bewijzen dat Cao Xueqin en Jia Baoyu een en dezelfde persoon zijn, in de studie van Wang Xifeng's financiële toestand, in de studie van de homoseksualiteit in Daguanyuan, kortom, een duizelingwekkende variëteit aan onderwerpenGa naar eind(19). De instelling waaraan Cao Xueqin zich wel het minst had verwacht was die ter bestudering van de poëzie van Xue Pan. Het horen van de naam Xue Pan bracht Cao hevig in de war: Xue Pan was toch die playboy die bij gelegenheid wat inferieure gedichtjes afscheidde... Vanwaar dan de noodzaak van een instituut dat zich helemaal toelegde op de studie van die gedichtjes? Hoe hij ook zijn hersenen pijnigde, Cao vond geen afdoende antwoord. Elk van deze instituten werd bevolkt door hele scharen competente lieden, waaronder ere-adviseurs, adviseurs, een ere-voorzitter, een voorzitter, vice-voorzitters, alles samen enkele dozijnen mensen. En dan waren er nog de raadsleden, even talrijk als de sterren aan de hemel. Elk instituut had een eigen tijdschrift, produceerde artikelen, deed aan research, en bood geleerden en beroemdheden de kans om hun talenten te demonstreren. Cao Xueqin had nooit kunnen denken dat zijn roman zoveel mensen een onderkomen zou bieden. Hij had ook de indruk dat de meesten van hen in de eerste plaats begaan waren met hun eigen roem, en nauwelijks met feitelijk onderzoekswerk. Ongewild slaakte hij een lange, diepe zucht. Alles was hier zwaar gemoderniseerd. Daarom was het des te verbazender dat de kledij van de beroemde geleerden zoveel weg had van die uit de oudheid. Iedereen droeg een torenhoog hoofddeksel, een brede gordel en een lang gewaad met wijde | |
[pagina 80]
| |
mouwen. Aan hun voeten droegen ze met borduursel versierde klompen en schoenen met witte zolen in de vorm van schuiten. Blijkbaar diende men rekening te houden met de mogelijkheid dat een beschaving een zo extreme graad van ontwikkeling bereikte dat het atavisme weer de kop opstak. De voorzitter van dit congres was een groot geleerde met een lange wuivende baard. Hij was dit jaar 289 jaar oud geworden. Dankzij de ontwikkeling van de wetenschap had het mensdom een soort onsterfelijkheidsmiddel ontdekt. Het leven van de mensen bleef hier ononderbroken voortduren, zodat begrippen als ouderdom, middelbare leeftijd en jeugd een geheel nieuwe betekenis hadden gekregen. Wie ongeveer 200 jaar oud was, werd gerekend tot de middelbare leeftijd. Was je circa 150 jaar oud, dan werd je tot de jeugd gerekend. Honderdjarigen werden beschouwd als pubers. Vijftigjarigen tenslotte werden kinderen genoemd. Van de aanwezige beroemde geleerden was niemand jonger dan honderd. Tijdens de vergaderingen kregen ze een plaats toegewezen afhankelijk van de lengte van hun baard. Reeds lang heerste in Miereneukegem de goede gewoonte respect te hebben voor baarden en hun dragers. Scheren was hier illegaal. De voorzitter streelde even de lange baard, schraapte de keel en richtte eerst en vooral een hartelijk welkomstwoordje aan mijnheer Cao Xueqin omdat hij zo vriendelijk was geweest in eigen persoon aanwezig te zijn (donderend applaus). Daarna kwam de openingsspeech. Deze werd niet voorgelezen door de voorzitter die de tekst in de handen hield. De tekst was aangebracht op een uitstekend leestoestel met roterende cylinders. Het moet wel een ton papier geweest zijn dat daar werd afgedraaid. De voorzitter las voor terwijl zijn blik door de vergaderruimte gleed. Toen Cao Xueqin de enorme rol papier zag, leek het hem alsof zijn hoofdhuid gevoelloos werd... Cao Xueqin kon al niet meer met zekerheid zeggen hoe lang de voorzitter al aan het spreken was. Hij dommelde in. Wat voor een onsterfelijke slechts dagen lijkt, duurt op aarde vele, vele jaren. Toen Cao Xueqin de volgende keer wakker werd, stelde hij vast dat de baarden en snorren van de deelnemers aan het congres gemiddeld zo'n twintig centimeter gegroeid waren. | |
[pagina 81]
| |
Welke dag van welk jaar het eigenlijk was kon hij al niet meer zeggen. Pas na nog eens kolossaal lang te hebben gegeeuwd, leek de openingsspeech uiteindelijk een einde te gaan nemen. Daarna werd de naam van de eerste spreker omgeroepen: Dr. OK, voorzitter van het Instituut voor de Tekstkritische Studie van Cao Xueqin's Hoofdhaar, zou een uiterst gesofistikeerd wetenschappelijk rapport voorstellen. De voorzitter van het congres daalde af van het podium, dat prompt ingenomen werd door een geleerde met een wapperende baard die tot op zijn borst reikte. Hij was even in de weer met het P.A.-systeem, een apparaat zo volumineus dat het wel een bulldozer leek. Met zijn stentorstem had de spreker eigenlijk helemaal geen geluidsversterking nodig. ‘Beste specialisten, beste wetenschappers, de titel van mijn lezing van vandaag is: Tekstkritisch onderzoek naar het hoofdhaar van de formidabele schrijver Cao Xueqin...’ Alweer schrikte Cao Xueqin op. Vanwaar de noodzaak om tekstkritisch onderzoek te doen naar zijn haar? Wat had zijn haar nu te maken met De droom van de rode kamer? Hij kon niet weerstaan aan de impuls om zijn hoofddeksel af te nemen en zich even over de kruin te strijken. Hij had toch doodnormaal haar! Gisteren nog had hij zijn haar in het hemelse kapsalon laten knippen. Zijn gedemodeerde vlecht had hij eeuwen geleden reeds laten verdwijnen. Zijn kapsel was het nu gangbare ruimtekapsel, niet te lang en niet te kort. Waarom deze dr. OK nu zo geleerd moest staan doen over zijn haar, bleef voor hem een mysterie. Maar de geleerde had helemaal geen oog voor het haar van Cao Xueqin of voor het hoofddeksel in diens hand. Alhoewel Cao vlak voor hem zat, leek de ander hem als lucht te beschouwen. Met zijn donderende stem en de energie van een pletwals ging de geleerde door met spreken: ‘Beste specialisten, dierbare geleerden, na langdurig, grondig en nauwgezet onderzoek, steunend op het meest uiteenlopende materiaal, ben ik erin geslaagd om met zekerheid aan te tonen dat de grote schrijver Cao Xueqin een vlecht draagt. Ik beschik over voldoende elementen om te bewijzen dat de totale lengte van de formidabele vlecht van de formidabele schrijver twee voet en één duim bedraagt... | |
[pagina 82]
| |
Beste geleerden en specialisten! Bewaart U alstublieft de kalmte! Ik heb het over voeten, niet over meters. Meters zijn voor mijn onderzoek van geen enkel nut. “Meter” en “voet” zijn twee totaal verschillende concepten. Indien wij de vlecht van de formidabele auteur zouden meten met gebruikmaking van de heden ten dage courante meter, dan zou dat niet de minste wetenschappelijke waarde hebben, dan zou dat volkomen betekenisloos zijn...’ Cao wist niet meer waar hij het had. Hij had een heel leven achter de rug en wist niet eens dat de vlecht die hij niet meer had twee voet en één duim mat. Enige aandrang om zichzelf op te meten had hij trouwens nooit gevoeld. In zijn tijd op aarde ging hij zodanig op in het schrijven dat hij er soms niet eens op lette of zijn snor of baard wel bijgeknipt waren, laat staan dat hij zich druk zou hebben gemaakt om de lengte van zijn vlecht. Misschien was er wel een of andere geleerde specialist die onderzoek deed naar zijn wenkbrauwen? De zin daarvan ontging hem enigszins. De academicus met de stentorstem ging een octaafje hoger spreken: ‘Dierbare specialisten en geleerden, blijft U toch rustig alstublieft! Dames en heren, na verschillende decennia van herhaald tekstkritisch onderzoek, merkt U alstublieft op, herhààld tekstkritisch onderzoek, geen gewoon tekstkritisch onderzoek, kan ik nu een wereldschokkende ontdekking bekendmaken: het staat nu onomstotelijk vast dat het aantal formidabele haren op het hoofd van de formidabele auteur Cao Xueqin vijftienduizend vijfhonderd drieënzestig bedraagt...’ Dit zette de zaal in rep en roer. Er weerklonk stormachtig applaus. Deze buitengewoon belangrijke ontdekking werd op groot gejuich en handgeklap onthaald. Een nieuw hoogtepunt was bereikt in het Miereneukegemse wetenschappelijk onderzoek, een nieuw tijdperk was aangebroken, een baanbrekende triomf was geoogst... Cao Xueqin werd enkel een oorverdovend geraas gewaar dat hem wat duizelig maakte - zelfs onsterfelijken kunnen in een dergelijke situatie draaierig worden. Zijn duizeligheid leek echter op een soort slaap. Zo sereen en zo kalm bleef onze literaire beroemdheid dat geen van de gewone stervelingen in de zaal iets eigenaardigs aan hem opmerkte. | |
[pagina 83]
| |
Van wat daarna volgde snapte Cao Xueqin niet zo veel. Het was in elk geval een drukke bedoening, waarbij de een na de ander het podium besteeg. Toen Cao weer bij zinnen kwam, kon hij onmogelijk zeggen hoeveel mensenjaren er voorbijgegaan waren. De baarden van het publiek waren weer wel een halve voet gegroeid. Een academicus was net vol overtuiging en vurigheid aan het demonstreren dat de gouden broche van de intrigante Xue Baochai zich bij haar geboorte nog niet op haar lichaam bevond, dat de broche vals was, nagemaakt door een gewetenloze handelaar. En bovendien was het helemaal geen achttien karaats goud, maar wel een vergulde koperen broche. En bovendien was dat koper helemaal geen zuiver koper, er zat namelijk ook lood in... Het viel echt niet mee te wachten tot de academicus klaar was met zijn vertoog over de echtheid van de gouden broche. Een korte rustpauze was nodig. Toen pas leek de voorzitter met de tot op de grond neerhangende baard zich het bestaan van Cao Xueqin, die naast hem zat, te herinneren. Uiterst hoffelijk vroeg hij: ‘Mijnheer Cao, zou U zo vriendelijk willen zijn ons enkele richtlijnen te geven?’ Cao Xueqin zuchtte en zei: ‘Ik zou echt niet weten wat ik hieraan kan toevoegen. Maar ik heb een voorstel: Ban'er, de kleinzoon van opoe Liu, heeft nu een winkeltje in Daguanyuan waar hij youtiaoGa naar eind(20) verkoopt. Als jullie zonder werk zitten, zouden jullie daar dan geen youtiao willen gaan frituren?’ Ingeleid, vertaald en geannoteerd door Jan De Meyer |
|