C. Fragment voorkomende in een oud Brusselsch Hs. van de Kon. Biblioth.
(Biblioth. Hulth. VI, 192).
Ghetrouwe vrient hulp ter noet
Hine vliet doer vrese no doer doet.
Die vrient es vander avontueren,
Alsoe langhe alst u gaet ter cuere
Soe volghet hi u, maer hi vliet
Alst u mesvalt ofte mesciet.
[tekstkritische noot]Het Hs. waarin deze zes verzen voorkomen, bevat eene Bloemlezing van onderscheidene passages, deels uit bekende deels uit nog niet herkende dichtstukken verzameld, waartusschen een groot honderdtal Rijmspreuken geplaatst zijn, waarvan het gebleken is dat zij vertaald zijn uit Freidanks Bescheidenheit.
Deze Bloemlezing, die in 1842 door Willems in het Belg. Mus. VI, 184-212 werd uitgegeven, is, zoo verre zij Freidank betreft, in 1885 door mij bewerkt en uitgegeven onder den titel van: Middelnederlandsche Rijmspreuken II. (overgedrukt uit de Handelingen en Meded. van de Maatschappij der Nederl. Letterk. 1885-1886.)
De hier opgegeven verzen staan in het Comburger Hs. 345-350 en leveren slechts een zeer onbeduidend verschil van lezing.