Die bouc van seden. Een middelnederlandsch zedekundig leerdicht
(1891)–Anoniem Bouc van Seden, Die– Auteursrecht onbekendW.H.D. Suringar (ed.), Die bouc van seden. Een middelnederlandsch zedekundig leerdicht. Gebroeders Van der Hoek, Leiden 1891
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar dbnl
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Die bouc van seden. Een middelnederlandsch zedekundig leerdicht, in een editie van W.H.D. Suringar uit 1891.
redactionele ingrepen
p. V: tussen vierkante haken is de kop ‘Woord vooraf’ toegevoegd.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten.
[pagina I]
DIE BOUC VAN SEDEN.
[pagina II]
LEIDEN: BOEKDRUKKERIJ VAN L. VAN NIFTERIK HZ.
[pagina III]
DIE
BOUC VAN SEDEN.
EEN MIDDELNEDERLANDSCH ZEDEKUNDIG LEERDICHT,
NA KAUSLER,
VOLGENS HET COMBURGER HANDSCHRIFT
OPNIEUW UITGEGEVEN EN TOEGELICHT
DOOR
W.H.D. SURINGAR.
LEIDEN, GEBROEDERS VAN DER HOEK.
1891.
[pagina XL]
INHOUD VAN DE INLEIDING.
Bladz. | ||
Plaats van waar dit dichtstuk te voorschijn kwam | vii. | |
Onbekendheid van den vervaardiger | vii. | |
Waarde van dit Leerdicht voor de Geschiedenis der algemeene beschaving en de Taalkunde | viii. | |
Gewaande onnauwkeurigheden: | ||
Onzuiver rijm (Assonance), rijk rijm (Rime riche), vierregelig rijm (Reimhäufung) | ix. | |
Middelnederlandsche moraliseerende dichtstukken: | ||
Die Dietsche Doctrinale, Die niwe Doctrinael of Spieghel der
Sonden, Zedelessen, Seneka Leren, Parabelen ende wise Leren. |
xii. | |
Bernaerdus Epistele, Doctrinael Sauage, Melibeus, Spiegel der Jongers | xiv. | |
Latijnsche Epistolae morales: | ||
Abaelardus, Tunnicius, Bloccius | xvi. | |
Overeenstemming van dit Leerdicht met Der Leken Spieghel. | xvii. | |
Inkleeding waarin hier de zedelessen worden voorgesteld. | xix. | |
Bronnen waaruit onze dichter geput heeft: | ||
De Bijbel, Disticha Catonis, Versus Leonini, Rhythmi, Proverbia. | xix. | |
Liber Faceti | xxii. | |
Facetus Gothanus | xxiv. | |
Facetus Parisiensis | xxv. | |
Floretus Sti Bernardi | xxv. | |
Phagifacetus Reineri. | xxvii. | |
Buchler's Gnomologia | xxviii. | |
Neanders Versus veteres proverbiales Leonini | xxix. | |
Het Comburger Handschrift | xxxi. | |
Audenaerdsch Handschrift | xxxii. | |
Haagsch fragment van Matthaeus | xxxiv. | |
Uitgaaf van Kausler | xxxvii. | |
Doel van deze uitgaaf | xxxviii. |