Den boom der gierigheyt, met sijn vruchten, d'welck gemaeckt is op de vrage wat gierigheyt is ende wat haer vruchten zijn
(ca. 1600)–Anoniem Boom der Giericheyt in Rijm is dit Boecxken ghenaemt, Den– AuteursrechtvrijOp de wijse: Met blyden Geest en Amoureusheydt soet, groeten wy eest. &c. | |
[pagina 15]
| |
LOf Godt permant, u Goddelijcke kracht Ga naar margenoot+
V stercke hant, heeft Hemel en Aerde ghewracht, Ga naar margenoot+
Seer triumphant, scheyde hy dagh ende nacht, Ga naar margenoot+
Aen elcken kant, heeft hy ghetoont zijn macht, Ga naar margenoot+
Den Hemel tot zijnen Zetel eerbaer, Ga naar margenoot+
Heeft hy gheacht, bedacht, te stellen aldaer, Ga naar margenoot+
De Aerde swaer, u tot een Voet-banck klaer, Ga naar margenoot+
Waer by, dat wy Ga naar margenoot+
Dijn glorye, lof, prijs ende eer vermonden: Ga naar margenoot+
Seght vry, met my Ga naar margenoot+
Lof Godt, lof Advocaet voor onse Sonden. Ga naar margenoot+
Ghy hebt volmaeckt, Gras, Kruyt, Boom door u Woort, Ga naar margenoot+
Wanneer ghy spraeckt, 't was daer volkomen voort: Ga naar margenoot+
Den mensche Naeckt, al wat men siet of hoort Ga naar margenoot+
Wien kracht smaeckt, looft u West ende Noort: Ga naar margenoot+
Den Mensch hebt ghy in't Paradijs ghestelt, Ga naar margenoot+
Met zijn accoort, 't rappoort, over alle ghewelt, Ga naar margenoot+
En hebt vertelt, elcks Diers Name ghespelt,
Soo fier, gheen Dier
Ghy hebt dat onder sijn macht verbonden:
Roept schier nu hier Ga naar margenoot+
Lof Godt, lof Advocaet voor onse Sonden. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 16]
| |
Ga naar margenoot+ Lof wijse klerck, die 't al volmaeckt seer wijs,
Ga naar margenoot+ En u handtwerck bracht in het paradijs,
En gheeft hem sterck, slechts een ghebot propijs.
Ga naar margenoot+ Hy nam gheen merck, maer volchde zijn advijs,
Waer door hy heeft ghebroken u ghebodt
Broosch als een rijs, 't afgrijs, mishaechde u O Godt,
Ga naar margenoot+ Op hem viel 't Lot, sijn schepper hem bespot,
Ga naar margenoot+ Daer naer, voorwaer,
Ga naar margenoot+ Beloofde hy hun troost zoo 't is bevonden
Ga naar margenoot+ Voor hun eenpaer,
Ga naar margenoot+ Een Verlosser, bidder voor hunne sonden.
Ga naar margenoot+ Lof Godt altijt, dyn kracht niemant volkent,
Ga naar margenoot+ Die ons bevrijt, heeft vant eeuwich torment,
Ga naar margenoot+ En voor ons stijdt, en dat nijdich serpent
Ga naar margenoot+ Vermaledijt, het Adam heeft verblent,
Ga naar margenoot+ En sijn Zaet een ruste hier nae bereedt,
Ga naar margenoot+ Des Hemels Tent, present, ghesworen met een eedt,
Ga naar margenoot+ Heerlijck bekleet, wonderlijck uytghebreedt,
Gheen noot, noch doot
Ga naar margenoot+ Zal daer meer zijn tot gheenen stonden,
Ga naar margenoot+ Devoot maeckt groot,
Ga naar margenoot+ Dijn Verlosser bidder voor onse sonden.
|
|