De latere Poliphilus
Heeft Legrands romantische bewerking van de Poliphilus geen waardering gekregen, met de typografie van de beide drukkers is het nauwelijks beter gesteld: Morris, Morison, Updike, De Roos, Van Krimpen, Tschichold, zij allen hebben blijk gegeven van hun afkeer van de mechanische strakheid van de lettertypen van Didot en van Bodoni.
Songe de Poliphile, traduction libre de l'Italien par J.G. Legrand. Parma, Bodoni, 1811. Bijzondere Collecties UvA.
Pas aan het einde van de negentiende eeuw kwam er een opleving in de belangstelling voor de Poliphilus. Aan het begin ervan staat een nieuwe, ditmaal letterlijke Franse vertaling uit 1883, van de hand van de kunstenaar en dichter Claudius Popelin. Het dikke boek van meer dan duizend bladzijden bevat toelichtende noten en een lange inleiding, maar doet wat amateuristisch aan. De vormgeving is geënt op die van de eerste Franse edities (1546-1600) en de illustraties zijn opnieuw in hout gesneden. In dezelfde tijd verschijnen er heruitgaven van de Italiaanse eerste druk uit 1499. Dit wordt in de twintigste eeuw gevolgd door een reeks facsimile-drukken (ook digitale) van de belangrijkste uitgaven tot en met 1600, twee wetenschappelijke edities van de eerste druk (van Pozzi & Ciapponi en Ariani & Gabriele), nieuwe vertalingen in het Engels (van Joscelyn Godwin) en in het Nederlands (van Ike Cialona) en een lange rij studies.
Natuurlijk ging ook het postmodernisme aan de haal met deze roman vol allegorische uitzichten. De architectuurhistoricus Alberto Pérez-Gómez gaf - de opvattingen van Derrida volgend - in Poliphilo or the dark forest revisited uit 1992 een zeer vrije hertelling van het verhaal; het oorspronkelijke boek is nauwelijks herkenbaar en de illustraties zijn foto's uit de wereld van de vliegtuigbouw. En in Umberto Eco's roman De mysterieuze vlam van koningin Loana uit 2005 is de hoofdpersoon Giambattista Bodoni afgestudeerd op de Poliphilus (Eco bezit een exemplaar van de befaamde eerste druk uit 1499). De architectonische ambiance van de Poliphilus speelt een rol in de Amersfoortse nieuwbouwwijk Kattenburg, in de jaren negentig niet zonder postmodernistische invloed aangelegd.
De twee uitgaven van Legrands bewerking van de Poliphilus betekenen in de tekstuele receptiegeschiedenis van het werk een romantisch intermezzo in de stilte tussen 1600 en 1880. De neo-classicistische ambiance aan het begin van de negentiende eeuw had weinig affiniteit met deze romantische versie van het renaissancistische werk. Aan de andere kant was er ook rond 1800 belangstelling voor eenvoudige liefdesromances, getuige edities - onder meer van Didot en van Bodoni - van Longus' pastorale liefdesroman Daphnis en Chloe.