Eenvoudig koken in tijden van overvloed
Louise O. Fresco
Sorgheloos, Weelde en Gemak gaan zich in de herberg ‘Quistenburen’ te buiten aan eten en drinken. Handgekleurde houtsnede van Cornelis Anthonisz, 1541. Deel van een serie van zes moralistische prenten. Rijksmuseum, Amsterdam.
Ik zou mijzelf willen beschouwen als een mislukte kok, of in ieder geval een heel beperkte. Van ingezakte puddingen en aangebrand gebraad is zelden sprake, maar mijn culinaire repertoire is eenvoudig, op het sobere af. Geen venkelmousse met lavendel, noch met truffel geklopte schapenkaas. Een schaal gemengde groente, met als bijgerecht grof brood en olijfolie, is voor mij het hoogtepunt.
Ik ben een gemankeerde kok, niet uit angst maar uit tevredenheid. Mijn gebrek aan ambitie als kok is te wijten aan het feit dat ik zelden diepe gedachten heb over het koken. De chemie van de Maillard-reactie schiet weleens door mijn hoofd als ik over de koekenpan gebogen sta, en ik kijk altijd wel met enige interesse naar het schuim van gedenatureerde eiwitten bovenop de bonen. Maar dat is een wetenschappelijke belangstelling, geen culinaire.
In kookboeken blader ik alleen af en toe. Hoewel, er zijn een paar uitzonderingen op die regel: in De Dikke Van Dam lees ik. Maar dat is dan ook meer een wetenschappelijk naslagwerk dan een kookboek in strikte zin. Ook de kookboeken van Claudia Roden, waarin de mediterrane keuken centraal staat, zijn een plezier om te lezen. Bij haar gaat het evenmin alleen om recepten, maar om verhalen waarin ze de culturele en historische achtergronden van gerechten uiteenzet.
Koken is een kwestie van kopiëren en combineren, meer associatie dan wetenschap. Ik bedenk wat er voorradig is en wat elkaar kan vervangen. Geen kaas? Dan yoghurt laten uitlekken en zouten. Geen suiker of honing voor een cake? Dan twee geprakte bananen karamelliseren. Vele jaren in landen waar weinig te krijgen was hebben mij geleerd dat bijna alles samengaat en dat het een sport is om te roeien met de riemen die je hebt.
Italië, waar praten over ingrediënten een nationaal tijdverdrijf is, heeft mij bevestigd in mijn streven naar eenvoud. Koken is een kwestie van het gebruiken van datgene wat toevallig in de buurt is, bijvoorbeeld groene asperges en paddenstoelen, en die te combineren met een zakje linzen van de afgelopen zomer. En tomaten, omdat er altijd weer iets verrassends tevoorschijn komt, dikke saus of dunne, zuurder of zoeter, of ruikend naar het voorjaar in de bergen.
Want op de keper beschouwd, wat is koken nu helemaal? Het transformeren van iets biologisch tot iets eetbaars door het te schillen, te snijden en te verhitten. Koken is nodig om iets dat van plant en dier komt om te zetten in iets dat wij gemakkelijker kunnen verteren. Soms is koken een procedé om de smaak te verbeteren. In zijn eenvoudigste vorm is het beperkt tot het toevoegen van water en hitte, of zelfs tot hitte alleen, zoals bij roosteren. In zijn meest ingewikkelde vorm is koken verfraaien, combineren, verkleuren, tot het oorspronkelijke product met geen mogelijkheid te herkennen is.