De Boekenwereld. Jaargang 29
(2012-2013)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||
Wie hedendaagse boekwinkels bezoekt, ziet algauw welke genres de branche nog enigszins overeind houden. Royaal en kleurig uitgevoerd, in een grote verscheidenheid en in grote aantallen zijn de kookboeken in dat segment prominent vertegenwoordigd. De uitgevers spelen op deze vraag in door voortdurend nieuwe titels in omloop te brengen en bestaande titels te herdrukken, soms tientallen malen.
rechts
De zestiende en laatste druk van Aaltje de volmaakte en zuinige keuhenmeid. Leiden, Noothoven van Goor, 1878. Het boek ging in dat jaar over naar Van Holkema te Amsterdam, die de titel in 1891 gebruikte voor een geheel nieuw kookboek. Niet altijd waren kookboeken zulke kaskrakers. Dat is een betrekkelijk modern verschijnsel. Eeuwenlang zorgden andere genres, zoals het ‘school- en kerkgoed’ en allerlei devotieboeken voor de grootste omzetcijfers. Maar intussen beleefde de kookboekensector een spectaculaire ontwikkeling. Daarover gaat het hier, waarbij de periode rond 1900 de meeste aandacht verdient. We bekijken het kookboek hier dus als een commercieel object, vanuit het gezichtspunt van de boekgeschiedenis. Kookboeken zijn vanzelfsprekend van belang als bron voor de geschiedenis van de gastronomie en de voeding. Maar daarover is al veel geschreven. | |||||||||||||
Verwaarloosd bronnenmateriaalWonderlijk genoeg is het pas sinds kort goed mogelijk om studie te maken van het Nederlandse kookboek. Eerder was er niet genoeg bronnenmateriaal voorhanden. De bewaarbibliotheken gingen er gewoonlijk aan voorbij, want het was geen ‘wetenschappelijke’ literatuur en particuliere verzamelaars maakten er ook weinig werk van. Voor de oudste drukken had men wel oog, maar kookboeken uit de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, hoe massaal ze ook geproduceerd zijn, waren voor de onderzoeker merendeels onbereikbaar. Hierin kwam verandering toen op dit braakliggende terrein verzamelaars actief werden, die op hun beurt de bibliotheken wakker maakten. Nadat de Koninklijke Bibliotheek een deel van de kookboeken had opgenomen uit de nalatenschap van de culinair publicist J.W.F. Werumeus Buning (1891-1958), bleef men daar de gastronomica aanvullen. Zo kon de KB in 1991 een kookboekententoonstelling houden, aangevuld met bruiklenen. We hebben er de catalogus Kookboeken door de eeuwen heen aan overgehouden. Die bruiklenen kwamen uit de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam, die toen al een aardige hoeveelheid kookboeken bezat, en uit de privécollecties van de Amsterdamse verzamelaars Joop Witteveen, Bart Cuperus en Johannes van Dam. Een andere verzamelaar, R.N. Ferro, verrichtte pionierswerk met bibliografische lijsten van oude Nederlandse en Vlaamse kookboeken, die hij in de vorm van artikelen publiceerde. Verder was een imposante collectie kookboeken in het bezit van John Landwehr, die deze bij Bubb Kuyper te Haarlem liet veilen. Dankzij Landwehrs bibliografisch overzicht Het Nederlandse kookboek 1510-1945 (1995) staan we nu toch niet met lege handen. Ook Witteveen en Cuperus gebruikten hun verzameling als startpunt voor bibliografische nasporingen, uitmondend in hun Bibliotheca gastronomica (1998). Zij brachten hun enorme collectie, samen met de eveneens omvangrijke verzameling van Johannes van Dam, onder in de Stichting Gastronomische Bibliotheek, die de boeken geleidelijk in beheer geeft van de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Ook andere kookboekencollecties gingen naar de Bijzondere Collecties, waarbij onlangs die van schrijver dezes en zijn echtgenote. Deze laatste verzameling werd gaandeweg steeds meer toegespitst op boeken die ontbreken in de publieke instellingen en in de bibliografieën - en dat blijken er honderden te zijn, waarbij zowel onbekende titels als verscholen drukken: echt volledig zijn de bibliografische overzichten dus nog niet. | |||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||
Deze collecties tezamen en de genoemde bibliografische hulpmiddelen maken het nu mogelijk om de Nederlandse kookboekenproductie meer dan globaal te overzien en daar vragen op los te laten. Deze bijdrage laat iets zien van de mogelijkheden die dit materiaal biedt. | |||||||||||||
Steady sellers: de aanloopAfgaande op de oudste gedateerde drukken kwam de boekproductie in de Nederlanden vanaf 1473 op gang, maar het duurde ruim veertig jaar voordat een kookboek werd gedrukt. Pas in 1514 zag het eerste Nederlandse kookboek het licht: Een notabel boecxken van cokeryen (Brussel, Thomas vander Noot). Van een gat in de markt was ook toen echter geen sprake. Opnieuw meer dan veertig jaar later kwam er een opvolger met Eenen nyeuwen coock boeck door Gerard Vorselman (Antwerpen, wed. van Henrick Peetersen, 1556), waarvan twee herdrukken verschenen. Zo bleef het tot ver in de zeventiende eeuw. Als we enkele boeken met een beperkt aantal recepten terzijde laten, zien we vooralsnog slechts twee algemene kookboeken hun opwachting maken: Carolus Battus, Eenen seer schoonen, ende excellenten coc-boeck (Dordrecht, Canin, 1593), dat enkele herdrukken beleefde, en Antonius Magirus, Koocboec oft Familieren keukenboec (Leuven, Ftavius, 1612), dat eveneens een paar keer is herdrukt. Dat tot twee eeuwen na de introductie van de drukkunst zo weinig Nederlandse kookboeken het licht zagen, houdt ongetwijfeld verband met een lage alfabetiseringsgraad. Het beperkte publiek dat wel kon lezen had nauwelijks belangstelling voor kookboeken. Als er al geletterden in de keuken bezig waren, hadden dezen genoeg aan handgeschreven recepten. Hierin kwam pas verandering toen in het protestantse Noorden in de loop van de zeventiende eeuw het aantal mensen dat het lezen machtig was snel toenam. De Amsterdamse drukker Marcus Doornick was de eerste die hiervan profiteerde. In 1667 bracht hij De verstandige kock uit, een kookboek dat meteen succes had. Doornick, en na hem zijn plaatsgenoot Gysbert de Groot en anderen, brachten in totaal zo'n dertig drukken uit, de laatste rond 1800. Dit is het eerste kookboek dat wij een steady seller mogen noemen: een titel die gedurende een lange periode garant staat voor een groot debiet. In 1746 kreeg dit boek concurrentie van De volmaakte Hollandsche keuken-meid, uitgegeven in Amsterdam door Steven van Esveldt. Binnen ongeveer dertig jaar verschenen hiervan tien drukken. De uitgever buitte het succes extra uit door een Aanhangzel (1746) en de Volmaakte grond-beginzelen der keuken-kunde (1751) te laten meeliften, supplementen die eveneens meermalen werden opgelegd. De Hollandsche keuken-meid inspireerde andere uitgevers om soortgelijke kookboeken uit te brengen. Zo verscheen in 1756 bij Henrik Heymans te Nijmegen De volmaakte Geldersche keuken-meyd. Bij verschillende uitgevers verschenen in totaal tien herdrukken; de laatste in 1865. De andere gewestelijke keukenmeiden die in die tijd uitkwamen, De schrandere Stichtsche (1754), De nieuwe welervarene Utrechtsche (1769) en het Volkoomen Neerlandsch kookkundig woordenboek voorgesteld in de Friesche keukenmeid door Catherina Zierikhoven (1772) vonden minder aftrek. Maria Haezebroek, De hedendaagsche kookkunst. 4e druk. Gouda, Van Goor, [1857]. Bij dezelfde uitgever verscheen het even populaire Betje de goedkoope keukenmeid.
H.M.S.J. de Holl, Ik kan koken. 2e druk. Leiden, Sijthoff, 1913. Bewerking van: Erich Urban, Ich kann kochen.
Al met al waren er gedurende de zeventiende en | |||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||
A.C. Manden, Recepten van de Haagsche Kookschool. 5e druk. 's-Gravenhage, Van Cleef, 1897. Van de 41 drukken hebben de meeste deze karakteristieke band.
F.C.S. Oldeman, De eenvoudige en fijne Fransche keuken. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1907. Bij deze uitgever verschenen talrijke kookboeken, waarvan dit een van de vroegste is.
Een vroeg voorbeeld van het adverteren in kookboeken: Nieuw kookboek voor burger-gezinnen. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1897. Op de achterzijde van het omslag een reclame voor Blooker's Cacao.
C.J. Wannée, Kookboek van de Amsterdamsche Huishoudschool. se druk. Amsterdam, Becht, 1920. In het schoolgebouw aan het Zandpad bij het
Vondelpark, afgebeeld op de band, is nu een Stayokayhotel gevestigd.
| |||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||
achttiende eeuw slechts drie gestaag verkopende kookboeken: De verstandige kock, De volmaakte Hollandsche keuken-meid en De volmaakte Geldersche keuken-meyd. Als we bedenken hoezeer de Noord-Nederlandse boekenmarkt toen floreerde, dan is dit een magere oogst. De tijden moesten veranderen om het bezit van kookboeken tot een must te maken voor ieder Nederlands huisgezin. | |||||||||||||
Bemoeienis tot in de keukenDie veranderingen kwamen. In de negentiende eeuw kreeg niet alleen het landsbestel een nieuw aanzien en kwam de industrialisatie op gang, maar ook onderging het leven van de burgers een metamorfose. Verbeteringen in de infrastructuur - nieuwe waterwegen, een spoorwegnetwerk en een gemoderniseerd wegenstelsel - beïnvloedden de handel en daarmee ook het boekenbedrijf. De Maatschappij tot nut van 't Algemeen, voortgekomen uit de Verlichting van de achttiende eeuw, zette campagnes op om meer orde te brengen in het onderwijs en in het privéleven. Emancipatiebewegingen van de protestanten, de katholieken en de arbeidende klasse drongen eveneens diep in het leven van de mensen door. Dit burgerlijk beschavingsoffensief ging gepaard met een stroom van publicaties, waardoor de mensen gewoon werden hun handelen te spiegelen aan de boeken die hun voorgelegd werden. Dit was mogelijk doordat het analfabetisme in deze eeuw sterk afnam. Zo werden allerlei handboeken een vast onderdeel van de huiselijke inventaris, bijvoorbeeld etiquette-, huishouden kookboeken. Op het terrein van de voeding en het koken ging tegen het eind van de eeuw de bemoeienis van diverse kanten dermate ver dat men zich ook ging bekommeren om de inhoud van de kookboeken. | |||||||||||||
Steady sellers: de bloeitijdHet eerste kookboek dat in de negentiende eeuw uitkwam zou tevens het populairste van die eeuw worden. Van Aaltje, de volmaakte en zuinige keukenmeid (1803) verschenen tot 1878 bij verschillende Amsterdamse uitgevers in totaal zestien drukken plus twee roofdrukken. Dit boek doorbreekt de achttiende-eeuwse trend om in de titel naar een gewest te verwijzen (al verscheen in 1836 nog wel De nieuwe, zuinige Geldersche keukenmeid, zes drukken). Aaltje was dermate populair dat in 1891 in Amsterdam bij Van Holkema & Warendorf nog een ‘zeventiende’ druk verscheen, gevolgd door een ‘achttiende’ in 1893, onder de titel Aaltje. Nieuw Nederlandsch kookboek. Dit was echter, zoals we zullen zien, een geheel nieuw kookboek. Het vaste patroon werd nu dat verschillende veelgevraagde kookboeken tegelijk in de boekhandel aangeboden werden. Als we bedenken dat de uitgevers met steady sellers minder voorzichtig plachten te zijn dan met nieuwe titels en daardoor veel hogere oplagen aandurfden, moet de consumptie van kookboeken in de loop van de eeuw flink gestegen zijn. Dat is ook in de hand gewerkt door de mechanisatie van het drukken, die vooral na het midden van de eeuw doorzette en niet alleen een snellere, maar ook goedkopere productie van boeken mogelijk maakte. Naast Aaltje kwam in 1827 het Nieuw burger keukenboek, waarvan tot 1879 zestien drukken verschenen, eerst door Wijnhoven Hendriksen te Rotterdam, en na 1845 door de Leidse uitgever Noothoven van Goor. Dan volgde in 1848 De hedendaagsche kookkunst door Maria Haezebroek, een uitgave van G.B. van Goor te Gouda, die tot 1901 tien drukken uitbracht. Even succesvol was Betje de goedkoope keukenmeid, in 1850 te Voorburg bij Broedelet verschenen, maar overgenomen door de expansieve Van Goor, die de vierde tot en met de tiende druk uitgaf (1862-1899). Betje en Haezebroek zaten elkaar dus niet in de weg. Er was zelfs ruimte voor nóg een goedlopend kookboek, het Keukenhoek van Henriette Davidis, een bewerking naar het Duits waarvan uitgeverij Bohn te Haarlem twaalf drukken in omloop bracht (1867-1895). Intussen verschenen er diverse andere kookboeken die minder lang liepen, maar niet allemaal een zakelijk fiasco geweest zullen zijn. Het valt op dat deze populaire kookboeken tegen het eind van de negentiende eeuw allemaal van het toneel verdwenen. Een nieuwe generatie nam het roer over, zelfbewuste dames die kookscholen oprichtten en het als hun roeping zagen om het huiselijk kookgebeuren in vaste banen te leiden. Er is veel gezegd over de negatieve invloed die deze leraressen gehad zouden hebben op het culinair niveau van de maaltijden in ons land (een these die slecht onderbouwd is en om nuancering vraagt), maar hun kookboeken waren een doorslaand succes. Voorlichtingen scholing vervingen, geheel in de geest van de tijd, de negentiende-eeuwse liefdadigheid. Het was de Amsterdamse kookschooldirectrice Odilia Corver, die in 1891 een modern kookboek uitbracht onder de oude vertrouwde titel Aaltje. Dat boek sloeg nauwelijks aan, al hadden de twee drukken altijd nog een totale oplage van tienduizend exemplaren. Anders was het gesteld met de Recepten van de Haagsche Kookschool (1895) door de eerste directrice van die school, mej. A.C. Manden. Zij verruilde haar idealistische taak al spoedig voor een andere, maar de Haagse uitgever Van Cleef had met dit boek goud in handen. Tot 1929 verschenen 41 drukken, samen goed voor 125.000 exemplaren. Van Cleef ging in 1934 verder met Recepten Huishoudschool Laan van Meerdervoort door F.M. Stoll en W.H. de Groot, dat tientallen drukken beleefde en nu nog loopt onder de titel Het nieuwe Haagse kookboek. Veel bekendheid geniet ook het kookboek van de Amsterdamse kooklerares Martine Wittop Koning, Eenvoudige berekende recepten (1901). Haar recepten voor goedkope, verantwoorde en gemakkelijk te bereiden gerechten werden buitengewoon goed onthaald, al wordt vooral zij nu verafschuwd door degenen die de tafel van de hogere burgerklasse uit de negentiende eeuw als de norm zien. Het boek haalde 62 drukken (1952), samen 315.000 exemplaren. De tekst in de fraaie banddecoratie ‘Met nieuwen tijd komt nieuw weten’ getuigt ervan dat Wittop Koning en haar uitgever zich ervan bewust waren dat zij grensverleggend werk verrichtten. Die uitgever was Hilarius, die dankzij de verbeterde verbindingen vanuit het ooit geïsoleerd gelegen Almelo het gehele land kon bedienen. Vanaf de veertigste druk (1924) werd deze titel uitgegeven door Nijgh & Van Ditmar te Rotterdam. Deze uitgeverij is bekend door talrijke literaire werken, maar ook het gastronomische fonds, dat honderden titels omvat, mag er wezen. Andere kookscholen volgden. In Groningen publi- | |||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||
M.M. Gunst-van-Houten, Het nieuwste kookboek. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, [1905]. Naast de titelpagina staat deze advertentie voor biscuits van de firma Nutrix.
De firma Liebig, fabrikant van vleesextracten, liep voorop met het uitgeven van reclamekookboekjes: Receptenboek der Compagnie Liebig, samengesteld door Mevrouw H. te Rotterdam. Rotterdam, Ten Hope, ca. 1912.
C.L.J.M. van Thorbecke-Cats de Raet, Het groote kookboek. 3e druk. Amsterdam, Cohen, ca. 1912. De uitgever adverteerde op het voor- en achterplat voor zijn eigen bedrijf.
Bij de benodigdheden voor het inmaken van de firma Weck werd een receptenboekje meegeleverd: Weck's Sterilisator. Gebruiksaanwijzing met recepten. Arnhem, Weck, ca.1914.
| |||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||
H.M. Ankersmit, De moderne kookwijze. Praktisch kookboek. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1914. Deze uitgever plaatste graag advertenties in kookboeken.
Advertentie van de fotozaak Ivers & Co., eigendom van de vader van de filmmaker Joris Ivens, in; Koba M.J. Catenius-van der Meijden, Toetjes en zoetjes. Beproefde nagerechten. Baarn, Van de Ven, 1919.
Voorlichting door een drankbestrijdersorganisatie: Recepten voor alcoholvrije dranken. Maastricht, Sobriëtas, 1910.
Voorlichting door het aloude ‘Nut’ in verband met de voedselschaarste tijdens de Eerste Wereldoorlog: Martine Wittop Koning, Wat zullen wij eten? (Goede voeding in dure tijden). Amsterdam, Nutscommissie voor Volkslectuur (Maatschappij tot Nut van 't Algemeen), 1916
| |||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||
ceerden de leraressen A. Gorter en G.A.M. de Jonge in 1909 Het nieuwe kookboek (Noordhoff, zeventien drukken tot 1949), in Amsterdam publiceerde de lerares C.J. Wannée haar Kookboek van de Amsterdamsche Huishoudschool (1910). Dit kookboek beleefde minder herdrukken dan dat van Wittop Koning, maar het loopt nog steeds en er zijn veel meer exemplaren opgelegd, alles bijeen nu ruim een miljoen - en dat terwijl Wannée in haar contract met de Amsterdamse uitgever Becht voor vierhonderd gulden afstand deed van de auteursrechten! Thans (2013) is de 29ste druk leverbaar. Vermelding verdienen nog Ik kan koken (1911) van de Amersfoortse huishoudschooldirectrice H.M.S.J. de Holl (27 drukken tot 1968) en het Kookboek der Rotterdamsche Kookschool (1915) door H.E. van Dorp-Kampers, dat het niet verder bracht dan een vijfde druk (ca. 1941). Een halve eeuw lang domineerden deze kookboeken van de huishoudscholen in onze keukens. Andere kookboeken en -boekjes die in deze periode verschenen, ademen vaak eenzelfde geest. Intussen vroeg de woelige geschiedenis van de twintigste eeuw telkens weer om aanpassing van het werk achter het fornuis, en daar speelden de uitgevers op in. Die verdere ontwikkeling komt hier niet aan de orde. | |||||||||||||
Reclame, voorlichting en propagandaAchter de versnelde groei van de kookboekensector vanaf 1890 zaten niet alleen maatschappelijk bevlogen vrouwen en winstbeluste uitgevers. Deze groei kan mede toegeschreven worden aan de rond 1900 opkomende fabrikanten van merkartikelen op voedingsgebied. Een gevolg van de oprukkende industrialisatie was dat de voedingswaren, vanouds merkloze producten van de land- en tuinbouw die via markten en winkels werden gedistribueerd, steeds meer in fabrieken werden bewerkt en verpakt, om als merkproducten aangeboden te worden. Hiermee drong de industrie door tot in de keuken, en het laat zich raden dat de fabrikanten naar wegen zochten om hun producten onder de aandacht van de consument te brengen. Wat was daarvoor meer geschikt dan het kookboek? Tegenwoordig vindt men het volstrekt normaal dat kookboeken als reclamemedium worden gebruikt, maar dat werd pas aan het eind van de negentiende eeuw gebruikelijk. Er kwamen niet alleen advertenties in de kookboeken, maar ook ging men soms de merknamen in de recepten vermelden, een vorm van sluikreclame. In feite droeg de industrie dus bij aan de financiering van de kookboeken. Tot de vroegste kookboeken waarin men advertenties kan aantreffen behoort het Nieuw kookboek voor burger-gezinnen (1898), uitgegeven te Amsterdam door Van Holkema & Warendorf als ‘Premie op Warendorf's Geïll. Familie-Kalender’. Achterop vindt men een advertentie voor Blooker's cacao. De concurrent Van Houten adverteerde in die tijd in diverse andere kookboeken. Maar het ging niet steeds om voedingsartikelen. Zo bevat het kookboekje van ‘Francine’, Hoe men van rijst 212 beproefde recepten smakelijk bereiden kan (Amsterdam, Veldt, 1902) een advertentie van Mode-Academie Wohryzek. Deze trachtte hiermee een toentertijd nieuwe doelgroep te bereiken: vrouwen die een beroepsopleiding wilden volgen. Daarnaast gingen fabrikanten ertoe over om eigen kookboeken uit te brengen. Een vroeg voorbeeld van een kookboek waarin een merkproduct wordt gepromoot, is ‘Mevrouw H.’, Receptenboek der Compagnie Liebig (ca. 1912). Een ander bedrijf dat destijds op deze manier actief was, is Weck, dat de steriliseertoestellen en inmaakglazen die toen in zwang raakten alleen maar kon verkopen als daar een receptenboek bijgeleverd werd. Ook Calvé en Duryea (maizena) liepen voorop met zulke boekjes. Men trok hiervoor uiteraard graag gerenommeerde auteurs aan - vaak dezelfden die vanuit de kookscholen hun idealen uitdroegen. Martine Wittop Koning schreef voor zeker twintig bedrijven reclamekookboekjes en zal zo haar inkomen aardig aangevuld hebben. Ook de drukkers hebben hieraan flink verdiend, maar de uitgevers hadden het nakijken. Kookboeken leenden zich ook voor niet-commerciële propaganda en voorlichting door specifieke organisaties. Zo verscheen in 1896, twee jaar na de oprichting van deze bond, het Kookboek van den Nederlandschen Vegetariërsbond (Amsterdam, Van Looy). Een ander voorbeeld is Recepten voor alcoholvrije dranken (1910), een uitgave van de katholieke drankbestrijdersorganisatie Sobriëtas, die in 1899 was opgericht. De meeste van deze publicaties brachten vermoedelijk weinig op, eerder legde men er geld bij. Dit waren geen steady sellers. | |||||||||||||
ConclusieVeranderingen in de negentiende-eeuwse samenleving leidden tot een opleving in het boekenbedrijf. Ook liet de bevolking zich in toenemende mate voorlichten door boeken, waaronder kookboeken. Toen aan het eind van de eeuw de merkartikelen opkwamen, kreeg het kookboek nieuwe impulsen. Dit alles leidde tot een exponentiële groei van de kookboekensector, een groei die nog lang zou aanhouden. | |||||||||||||
Literatuur
De afgebeelde kookboeken behoren alle tot de Collectie Heijting. |
|