| |
| |
| |
Aan tafel!
Van Erasmus tot Amy, tafelcultuur door de eeuwen heen
Marleen Willebrands en Lizet Kruyff
links Banket in de 15de eeuw: de maand ‘Janvier’ in Let Très Riches Heures du Duc de Berry. Musée Condé, Chantilly.
| |
| |
Hoe hoort het eigenlijk? Iedereen worstelt wel eens met die vraag of slaakt die verzuchting. En wie geeft er goede raad? Tegenwoordig is Jort Kelder degene die laat zien wat acceptabele manieren zijn in lastige situaties. Met een knipoog, maar niettemin als een moderne Amy Groskamp licht hij de dictaten van de etiquette toe. Niets nieuws, want ook de fameuze Amy telt vele voorgangers. Mensen met maatschappelijke ambities hebben altijd willen weten of ze aan tafel een kippenboutje mogen afkluiven of niet. Welk bestek waarvoor dient en hoe je de gerechten die worden opgediend het best kunt opdelen in hapklare brokken zonder aanstoot te geven.
Titelprent van Hiëronymus Sweerts, De cierlijcke voorsnydinge aller tafelgerechten, Amsterdam 1664. Bijzondere Collecties UvA.
Oorlepel annex tandenstoker van koper, 16de eeuw. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam; www.alma.boijmans.nl.
| |
Erasmus
Vooral eetgewoonten blijken beproefde middelen waarmee de ‘elite’ zich kan onderscheiden van andere groepen in de samenleving. Goede manieren geven een gevoel van gedeelde identiteit en status. De eerste richtlijnen voor tafelgedrag komen van Erasmus in zijn De civilitate morum puerilium libellus, dat in 1530 in Bazel wordt gedrukt. Hij richt zich tot de jongelui, want jong geleerd is oud gedaan. Zo mag een nette jongen niet met de volle hand in de schotel graaien, geen grote brokken voedsel inslikken als een hond en niet smakken als een zeug. Hij moet rechtop aan tafel zitten en niet op zijn ellebogen leunen. En hij mag ook niet als eerste in de schotel tasten. Erasmus geeft als verklaring voor zijn programma dat een jong mens zelfbeheersing en bescheidenheid moet leren. Hij draagt ook een praktische reden aan, want die ingetogenheid voorkomt dat je je mond brandt en jezelf daardoor belachelijk maakt:
‘Op dat hy zijn wille, sinlicheyt ende beggeerte leere temmen, ende wenne hem ander lieden onderdanich te zijn, noch dat hy dye spijse oock niet te heet en neme, ende den mont verbrand ende men hem bespotte.’
Aan het begin van de maaltijd gebruikt de voorsnijder trancheer- of voorsnijmessen om het gebraad of gevogelte op een snijplank voor te snijden, waarna de stukken in een gemeenschappelijke schotel op het midden van de tafel worden geplaatst. De vork als eetinstrument is dan nog onbekend: je pakt met een paar schone vingers wat vlees uit de grote schotel, die je met twee of vier disgenoten deelt. Soms deel je ook je glas met iemand, zoals je ook het brood met anderen deelt. Dit delen symboliseert de vriendschap. Het woord ‘compagnon’ betekent letterlijk de persoon met wie je het brood deelt. Een prettig tafelgesprek hoort ook bij de gedeelde tafelgenoegens.
Het bord om van te eten is een rond of rechthoekig plat geval van hout of tin. Daarnaast zijn er broodborden van grof deeg, die heel handig zijn om overtollig sap uit sauzen te absorberen. Bij elk bord ligt een broodje en een servet. Dat servet moet je volgens Erasmus over je linker schouder leggen of over je linker voorarm. Daarmee moet je je lippen afvegen voor en na het drinken, maar bij gebrek aan een servet kun je ook de neerhangende einden van het tafellaken gebruiken.
De tafelgasten nemen hun eigen mes mee, puntig genoeg om het vlees uit de schotel te prikken en op het bord te leggen. Maar met dat mes mag je vooral niet tussen je tanden peuteren. In hertaling:
‘Als er wat tussen je tanden is blijven zitten, peuter dat niet los met de punt van een mesje, niet met je nagels zoals honden en katten en evenmin met een servetje. Je gebruikt een tandenstoker van mastiekhout of het scherpe botje van een kippen-of hanenpoot.’
Er zijn immers uiterst elegante tandenstokers in omloop, sommige zelfs multifunctioneel, want ook bruikbaar als oorreiniger. Puree van vlees, vis of erwten eet je met de lepel. Van groot belang is een juist gebruik van de linkeren rechterhand. Met de linker reik je naar de schotels; de rechter gebruik je alleen om lepel en mes te hanteren
| |
| |
of om eten naar je mond te brengen met je vingers. Zo raken de schotels niet bevuild met het speeksel van de eters.
| |
Waarom gedragsregels?
Erasmus legt de grondregels vast van ‘hoofs’ gedrag. Hoofsheid in de Middeleeuwen is een gedragscode die de bedoeling heeft mensen in harmonie te laten samenleven door elkaars levenssfeer te ontzien. Met strenge spelregels voor het maatschappelijk verkeer schep je een veilige en herkenbare omgeving. Voor het individu betekent het tevens een mogelijkheid zich te onderscheiden door verfijnde manieren en conversatie. Kortom, hoofsheid dient als sociaal smeermiddel en geeft je een aanzien. Bovendien gaat het niet alleen om gedragsregels, want gezondheidsregels zijn in het menselijk verkeer net zo belangrijk. Het ophouden van een wind of boer is ongezond, het niet-ophouden onbeleefd. Wanneer je iets onweerstaanbaars voelt aankomen, dan luidt Erasmus' advies dat je moet doen alsof je plotseling wordt weggeroepen door een bediende. Nog een handige tip, voor het geval er onverhoeds toch wat fout gaat: camoufleer een knetterende scheet met een hoestbui. Ruim een eeuw later, in 1658, borduurt de tachtigjarige dichter Jacob Cats voort op die verstandige raad:
De wijt beroemde geest uyt Rotterdam gesproten,
Wiens schriften overlangh de we relt heeft genoten,
Ontraet die vuyle lucht te houden in bedwanck,
Maer aen den binnenwint te geven vryen ganck.
Jae oordeelt nut te sijn een hoest of kuch te maken,
Om onder dit geluyt van winden vry te raken,
Siet daer een nutten raet, die ons Erasmus geeft,
Mits hy van desen wint soo groten afkeer heeft.
| |
Voorgesneden
Het elegante delen van de maaltijd stelt ook eisen aan de manier waarop de gerechten worden aangeboden. De normen op dat gebied veranderen naarmate de rijkdom van de samenleving groter wordt of, anders gezegd, het aantal rijke mensen toeneemt. In de zeventiende eeuw verschijnen kookboeken met richtlijnen voor tafelschikking, evenals etiquetteboeken en instructies voor het voorsnijden en opdoen van gerechten. Toonaangevend is het boekje met tafelmanieren van Antoine de Courtin uit 1675, Nieuwe verhandeling van de hoofsche wellevendheit, en loffelyke welgemanierdheit, een vertaling van het Franse origineel uit 1671, beide in Amsterdam gedrukt. Het zijn de opvattingen van aristocratische kringen rond het hof van Lodewijk XIV, die in ons land een wat breder publiek bereiken. De echo van Erasmus is duidelijk hoorbaar, het gaat erom dat disgenoten zo weinig mogelijk last hebben van elkaar. Wees matig en gedraag je ingetogen, dat is nog steeds de boodschap. Al deze adviezen hielden lang stand. In 1733 komt de vertaling van Courtin opnieuw op de markt, deze keer onder de titel Nieuwe verhandeling van de hoofsche welgemanierdheyt.
De adviezen van Courtin behelzen ook het voorsnijden. Al in 1664 zijn daartoe duidelijk instructies verschenen in De cierlijcke voorsnydinge alter tafelgerechten van de Amsterdamse dichter en boekhandelaar Hieronymus Sweerts. Het oblonge boekje is verlucht met verhelderende plaatjes, zodat je kunt zien hoe je een kalkoen moet voorsnijden, of een kalfskop. Sweerts' richtlijnen van 1664 worden herhaald in De volmaakte Hollandsche keuken-meid van 1746, een culinaire bestseller. Volgens de uitgever is de kunst van het voorsnijden bij jongemannen nog maar weinig bekend, zodat de kans groot is dat zij een pover figuur slaan bij het voordienen aan dames en heren tijdens een maaltijd, ledere doe-het-zelver kan nu dankzij zijn boek als voorsnijder aan de slag en kan aan anderen laten zien dat hij weet hoe het hoort.
Bijbehorende recepten ontbreken vrijwel nergens, ook niet in de vele handschriften van nette dames uit de achttiende eeuw. Wij kiezen het recept voor kalkoen à la daube (gestoofde kalkoen) uit het receptenboek van de Amsterdamse mevrouw Marselis.
links boven Ontleding van de kalkoen. H. Sweerts, De cierlijcke voorsnydinge aller tafelgerechten, Amsterdam 1664. Bijzondere Collecties UvA.
links onder Recepteboek voor mevrouw van Marselis, Amsterdam, ca. 1790. Manuscript I F 76, f. 117, Bijzondere Collecties UvA.
| |
| |
| |
Kalkoen voorsnijden en serveren anno 1664
Het voorsnijden voorkomt dat tafellaken en vingers vuil worden. Veeg uw vingers af aan een servet dat over uw linkerschouder hangt. Het staat heel chique om voorsnijmes en -vork tegelijk met de rechterhand op te nemen, en vervolgens de vork met een zwier in de linkerhand te werpen.
Leg de kalkoen op zijn rug en zorg ervoor dat de stuit van het beest naar links wijst. Prik daar de vork in en steek het mes in de plaats waar de kop heeft gezeten. Keer de kalkoen met een fraaie zwier een halve slag om, zodat hij op zijn borst in de schotel komt te liggen.
Trek de vork er dan uit en steek deze krachtig midden in de rug van kalkoen, die met een zwierige draai uit de schotel wordt opgenomen, waarbij het ingestoken mes het beest ondersteunt. De kalkoen rust nu met zijn rug loodrecht op de vork.
Trek het mes eruit - dat moet sierlijk gebeuren en wel met de duim en de voorste vingers, niet met de volle hand - en laat het heft in de muis van uw hand rusten. Leg de wijsvinger bovenop het heft en de andere vinger op de zijkant ervan, zoals op de afbeelding is te zien. Leg de kalkoen na deze acte de présence op een schotel en verdeel hem in stukken. Serveer iedere tafelgast een stuk borstvlees en een deel van de poten.
Tafelschikking of ‘collation’. Aanhangzel van De volmaakte Hollandsche keukenmeid, Amsterdam 1746. Bijzondere Collecties UvA.
| |
Alles op z'n Frans
In achttien de-eeuwse kookboeken staat vaak duidelijk uitgelegd hoe je de tafel moet dekken en in welke volgorde de gerechten op tafel moeten komen. Voor een feestelijke maaltijd hanteert men dan de service à la Française, waarbij in drie of vier gangen een serie gerechten ineens wordt opgediend.
De volmaakte Hollandsche keuken-meid geeft een duidelijk schema van de gerechten die bij een collation - een koude avondmaaltijd - op tafel worden gezet. De symmetrie is van groot belang in de plaatsing van de onderdelen. In het centrum komt een grote schotel als blikvanger, in dit geval een ‘venezoen’ - wildbraad of ossenvlees -, al dan niet in een deegkorst. Daaromheen komen kleinere schotels te staan, kruiselings of recht tegenover elkaar, die naar buiten toe steeds kleiner worden. Vis- en vleesschotels mogen nooit naast elkaar staan: vlees staat tegenover vlees, vis tegenover vis. Dat geldt ook voor de bereidingswijze: gekookte tegenover gebraden gerechten. Hoe je servetten dient te vouwen krijgt de lezer eveneens uitgelegd in dit kookboek:
‘Schoon men wel en veeltyds gewoon is haantjes, hennetjes, pelikanen en andere figuren daar veel moeiten aan vast is, voor een bruidegom en bruid te vouwen, zo doet men zulks nooit voor de overige gasten. De gemeenste wyze is dat men een Frans stuivers brood op het tafelbord legt, daar men dart het servet met een spitse kant na boven toe overheen zet, daar geen kunst toe nodig is. Vouw een fyn servet, want grove servetten zyn 'er niet goed toe, hetzelfde in de lengte uitleggende, zodanig heen en weder op malkanderen dat de hoeken en kanten naauwkeurig over malkanderen komen.’
| |
| |
En dat is nog maar het begin van de instructies voor steeds ingewikkelder servetkunstwerkjes.
| |
Visch op de dis
Op de prent uit het Hollands of Neederlands kookboek is ook vis te zien, want de samenstellers willen laten blijken dat ze rekening houden met de ‘roomsgezinden’. Van oudsher eet men hier te lande veel zoetwatervis, zoals snoek, zeelt, zalm, brasem, steur en baars. Onze rivieren zijn dan nog schoon en mensen van stand hebben bij hun buitenplaatsen visvijvers waaruit ze hun ‘ongekochte spijs’ betrekken. Liefst zelf gevangen, wat ook voor keurige dames een passend tijdverdrijf wordt geacht. Men serveert de vis op grote porseleinen of aardewerken schalen voorzien van een los treeft of vergiet. In de eerste helft van de achttiende eeuw komt de zilveren visschep op tafel, met een lange versierde steel. Rond 1800 krijgt de schep een meer ovale vorm.
In de tweede helft van de negentiende eeuw verschijnen naast gewone serviezen ook speciale voor vis, met terrines en gratenbordjes. Vanaf die tijd wordt het arsenaal aan bestek aanzienlijk uitgebreid, onder meer met speciale viscouverts. Die blijken handiger dan mes en vork om de vis op je bord te lijf te gaan. Waar een deugdelijk visbestek ontbreekt is het usance twee vorken te gebruiken. Van de etiquetteboekjes mag je beslist niet met je mes aan de vis zitten. Met de overgang naar een andere manier van opdienen, de service à la Russe, komt in de loop van de negentiende eeuw steeds meer speciaal eet- en diengerei in omloop.
| |
Service à la Russe
In 1856 propageert de Franse chef-kok Urbain Dubois de service à la Russe. Daarbij worden de gerechten in de keuken voorgesneden en afzonderlijk per gang warm op tafel gebracht, vergelijkbaar met wat wij tegenwoordig een plate service noemen. De weerstand tegen het nieuwe systeem blijft lange tijd bestaan, want het verhindert de cuisiniers te pronken met een tafel vol fraai opgemaakte schotels. Het Russische gedoe is hun eer te na. Een gevolg van de innovatie is dat er tijdens het diner minder schotels op tafel staan, zodat van de weeromstuit de versiering meer aandacht krijgt. Een groots middenstuk, een surtout, mag beslist niet ontbreken; bijvoorbeeld een bloemstuk, omlijst met prullaria, kandelabers en elegante coupes met vruchten en bonbons om de lege plekken op tafel op te vullen.
Na een overgangsfase tussen ‘Frans’ en ‘Russisch’ serveren gaat in de late negentiende eeuw iedereen overstag. Het voordeel van het warm opdienen in tal van gangen blijkt groot. Omdat een diner van zo'n vijftien gangen niet ongewoon is, doet de menukaart zijn intrede om de eters een overzicht te bieden van de opeenvolging van gerechten.
| |
Modern tafelen
Vanaf het einde van de negentiende eeuw dient de jonge huisvrouw mee te bewegen met de maatschappelijke ontwikkelingen. De etenstijden passen zich aan bij de kantoortijden. De lange middagmaaltijden maken plaats voor een avondmaal na afloop van de werktijd. Nieuwe
| |
Een tafel anno 1724
Hoe het anno 1724 hoorde is te zien op de titelprent van het Hollands of Neederlands kookboek. Voor een klein gezelschap wordt een aangesneden pastei opgediend, de wijn wordt door een bediende vanuit de hoogte zwierig ingeschonken. Prominent op tafel staat de kloeke kop van een wild zwijn. De juiste manier om zo'n kop voor te snijden kun je ook vinden in De cierlijcke voorsnydinge van 1664 en wordt in 1746 nog eens vermeld in De volmaakte Hollandsche keukenmeid.
Titelprent van Reinier Blokhuysen in Het Hollands of Neederlands kookboek, Leiden 1714. Bijzondere Collecties UvA.
| |
| |
rechtt
Het voorsnijden van dieren en het vouwen van servetten. Aanhangzel van De volmaakte Hollandsche keukenmeid, Amsterdam 1746. Bijzondere Collecties UvA.
| |
| |
richtlijnen voor reinheid, rust en regelmaat beginnen zich af te tekenen. Er verschijnen handleidingen om het moderne huishouden te bestieren.
In de loop van de twintigste eeuw verandert de huishouding nog ingrijpender. De gevolgen van oorlog en crisis doen zich gevoelen, maar ook maatschappelijke veranderingen als vrouwenemancipatie. Efficiëntie is de leus van de nieuwe tijd, ook in het huishouden. Alles moet zo praktisch mogelijk, maar wel met oog voor gezelligheid. Tijdens huiselijke maaltijden gaat het - zeker als er weinig personeel is - een stuk eenvoudiger toe dan vroeger. Zelfs een tafelzeiltje is nu toegestaan, mits met damastmotief. Zo staat te lezen in het in 1922 gepubliceerde Vormen en manieren, de eischen der wellevendheid, door Anthonia Margaretha toegelicht voor onze christelijke kringen:
‘Wie ook des middags van een gummi-tafelzeil, mits met damastpatroon, wil eten, kan in het midden een mooie tafelloper leggen die telkens netjes opgevouwen en weggeborgen, heel lang schoon zal blijven. In plaats van een witte tafelloper, die naar gelang van de omstandigheden meer of minder fraai mag zijn, kan ook een aardig ovaal of vierkant geborduurd kleedje dienstdoen. Een loper of kleedje zal het ook bij het fijnste damast goed doen. Op de tafelloper of het kleedje plaatst men een paar aardige peper- en zoutvaatjes, een mosterdpotje, een olie- en azijn stelletje, kaneelbus, of wat verder bij het menu van pas komt. Her en der liggen kruiselings over elkaar een paar juslepels, groentelepels, zo nodig slalepel en -vork en vleesvork. In het midden een vaasje bloemen of een sierpotje met een klein varentje.’
| |
Amy aan het woord
Legendarisch is Amy Groskamp-ten Have, met haar razend populaire Hoe hoort het eigenlijk. De onverbiddelijke bestseller verscheen in 1939 en behandelt de etiquette in alfabetische volgorde, van ‘Aandienen’ tot ‘Zwijgen’: geen enkel aspect van het sociale verkeer ontsnapte aan Amy's oplettende blik. Talloze herdrukken zagen het licht. Wat betreft de tafelmanieren neemt zij al in 1939 een uitgesproken standpunt in, waarin nog steeds erasmiaanse geluiden doorklinken:
‘Ook de voorschriften voor volmaakte tafelmanieren bestaan uit een serie aanwijzingen van handelingen, die men niet en andere die men juist wel dient na te laten.
Over het algemeen hebben de waarschuwingen betreffende dingen, die men onder alle omstandigheden dient te vermijden de overhand en daarom willen wij ons daarmede het eerste bezig houden. Zij, die gesteld zijn op goede vormen en manieren (en dit geldt óók voor dagelijksch gebruik in den huiselijken kring!) moeten niet: leunen, noch over de tafel hangen, niet eten met de ellebogen op de tafel geplant, niet met open mond eten, niet smakken, niet slurpen, niet morsen, nimmer met de vingers de spijzen aanraken, niet praten met eten in den mond, niet drinken met eten in den mond, geen eten - ook geen kruimels - uit den mond laten vallen, geen groote happen nemen noch de mond haastiglijk vol proppen, nimmer aardappelen met het mes snijden, niet spelen met het dessertzilver, dat boven aan het bord ligt, noch de steel van het wijnglas tusschen de vingers laten draaien. Wordt er aan een diner onder het ijs of de pudding een toast uitgebracht, dan stake men het eten zoolang en legge den lepel op het bord met den hollen kant naar boven. Onder geen enkele omstandigheid brenge men ooit het mes naar den mond. Tandenstokers worden in gezelschap niet gebruikt.’
| |
Hoe hoort het nu!
Ook de huishoudscholen bemoeiden zich in de twintigste eeuw met de opvoeding en leerden meisjes van alle standen zich ‘gepast te gedragen’. In 1997 verscheen een moderne verste van Amy met de titel Zo hoort het nu. Twee jaar later kwam Het Blauwe Boekje uit, dat zich aandiende als de stijlgids voor het nieuwe millennium en een overzicht bood van goede manieren, eten, drinken en kleden. Veel is er niet veranderd in de loop der eeuwen, je mag nog immer niet met een volle mond een slok nemen. Veel is er ook wél veranderd. Kluiven mag alleen als er vingerkommetjes staan. Word je bediend, dan is het netjes om ‘dankjewel’ te zeggen in plaats van te zwijgen of te knikken. Je doet dat niet als gebruikte borden (rechts) worden weggehaald. En bij een formeel diner dient het tafelkleed minstens twintig centimeter over te hangen. De richtlijn blijft: geen aanstoot geven aan de
Het voorsnijden van karper, brasem en baars. H. Sweerts, De cierlijcke voorsnydinge, Amsterdam 1664. Bijzondere Collecties UvA.
‘Service à la Russe’ in Maria Haezebroek, De hedendaagsche kookkunst. Tiende druk, Amsterdam 1901. Bijzondere Collecties UvA.
| |
| |
| |
Een recept van baars met mosselen uit De nieuwe, welervarene Utrechtsche keukenmeid (Utrecht 1771, p. 5)
Baars met mosselen, hoe te stoven
Ingrediënten:
• | Een flinke baars |
• | Een glas rijnwijn (wit) |
• | ¼ pakje boter |
• | 2 eetlepels broodkruim van wit brood |
• | snufje gemalen foelie |
• | zout |
• | 1 pond mosselen, goed verwaterd en schoongemaakt |
• | 1 citroen |
Bereiding:
Maak de baars schoon, van binnen en buiten, of laat dit de visspecialist doen.
Leg hem in een grote pan met dikke bodem, geschikt voor op tafel, met een laagje water.
Giet er het glas Rijnwijn over.
Doe er de boter, het broodkruim, de foelie en wat zout bij. Breng het geheel rustig aan de kook en laat het samen half gaar stoven.
Doe er dan de mosselen bij, doe de deksel op de pan en laat dit samen gaar stoven.
Titelpagina van Drie honderd toasten, tafelzangen, bruiloftsen gelegenheidsverzen voor alle gelegenheden, Amsterdam 1865. Bijzondere Collecties UVA.
disgenoten. Houd het gezellig en vreedzaam. En in twijfelgevallen is er altijd een bibliotheek vol adviesliteratuur.
| |
Tot slot: een toast op het nieuwe jaar
Geen feestmaal is compleet tenzij de disgenoten met elkaar klinken en drinken. Vroeger gebeurde dat meestal in een strikte en hiërarchische volgorde, waarbij men al klinkend van groot naar klein afdaalde. Zo heerst in het zeventiende-eeuwse Amsterdam de gewoonte om eerst een heildronk uit te brengen op het welvaren van de natie, dan op de stad en steevast ook op de Verenigde Oost-Indische Compagnie die zoveel voorspoed heeft gebracht. Daarna komt bijvoorbeeld het college aan de beurt dat zijn jaarlijkse maaltijd houdt, of de instelling waarvan de tafelgenoten het bestuur vormen. Vooral in de achttiende eeuw laat men voor deze heildronken bij bijzondere gelegenheden speciale glazen maken, met de wens erop gegraveerd.
Met het toenemen van sociëteiten en herenclubs, van ons-soort-mensen-dineetjes aan huis of in een restaurant kan de heildronk een wat persoonlijker karakter krijgen. Bij een trouwpartij of gezellige avond, altijd wordt er ‘wat gezegd’. En wie dat niet uit de mouw schudt, kan weer terecht bij de adviesliteratuur en in geval van nood bij Jort Kelder...
Bij het nieuwe jaar in een' vriendenkring
Broeders, dat wij allen juichen,
Klinken, drinken met elkaar;
Vrolijk onze vreugd betuigen
Dat het zij een jaar van vrede
Dat het ons tot zegen zij!
Is de wensch en is de bede
Van geheel dees vriendenrij.
(Feesttoasten voor den beschaafden stand; voor verjaar-, oudejaarsavond, collegie- en andere partijen, festiviteiten, maaltijden enz. Gouda. G.B. van Goor, ca. 1830.)
De auteurs werken samen met Margriet de Roever aan Het grachtengordelkookboek. Vier eeuwen eten, drinken en tafelen aan de Amsterdamse grachten, dat in 2014 uitkomt bij uitgeverij Bas Lubberhuizen te Amsterdam.
Met speciale dank aan Alexandra Gaba-van Dongen, conservator pre-industriële vormgeving van Museum Boijmans Van Beuningen. Zeer informatief is haar artikel ‘Instrumenten van beschaving. Tafelgerei en tafelmanieren volgens Erasmus’, in: Peter van Coelen (red.). Erasmus in beeld, catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling in Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam 2008.
|
|