De Boekenwereld. Jaargang 29
(2012-2013)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[pagina 3]
| |
Op 13 september 2013 overleed Johannes van Dam, op de leeftijd van 66 jaar. Was hij bij het grote publiek vooral bekend als culinair schrijver, in kleinere kring genoot hij faam als gedreven verzamelaar van kookboeken en van alle drukwerk dat met eten en drinken te maken had. In de loop van de jaren had hij een omvangrijke collectie opgebouwd op het gebied van de geschiedenis van de voeding. Lang geleden al had hij besloten dat deze na zijn dood moest worden ondergebracht bij de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.
Johannes van Dam. Tekening van Joost Swarte voor zijn overlijdensbericht, september 2013.
Van Dam in zijn Kookboekenwinkel aan de Runstraat in Amsterdam, 1987. Foto Rob Kroes, Spaarnestad/Nationaal Archief, Den Haag.
Samen met twee andere verzamelaars, Joop Witteveen en Bart Cuperus, richtte hij in 1993 de Stichting Gastronomische Bibliotheek op, de beheerder van hun gezamenlijke boekenbezit. In 2006 werd daadwerkelijk vastgelegd dat deze Stichting de door haar beheerde bibliotheken zou overdragen aan de Bijzondere Collecties. Volgens de schatting van Johannes van Dam bevatte de Gastronomische Bibliotheek in totaal zo'n 60.000 publicaties. Wanneer naast de duizenden boeken de talloze brochures, folders, plano's etc. als afzonderlijke objecten worden gerekend, zou dat aantal best eens in de buurt kunnen komen. In ieder geval beschikt de Universiteit van Amsterdam dankzij de Stichting Gastronomische Bibliotheek over een topcollectie op het gebied van de geschiedenis van de voeding. Als eerbetoon aan Johannes van Dam wijdt De Boekenwereld het laatste nummer van 2013 aan het thema ‘eten & boeken’. Dit artikel, geïllustreerd met een aantal interessante stukken uit zijn verzameling, gaat in op zijn leven en werk. | |
KookboekhandelOmdat Johannes van Dam arts wilde worden, begon hij in de jaren zestig van de vorige eeuw aan een studie medicijnen aan de Universiteit van Amsterdam. Algauw besloot hij in het voetspoor van zijn oudere broer Frits psychologie te gaan studeren, maar ook dat bleek een doodlopende weg. Daarop begon hij aan een veelzijdige loopbaan die uiteenlopende beroepen omvatte, volgens het stramien van de twaalf ambachten en de dertien ongelukken: hij was onder meer uitbater van een studentensociëteit, barman, bottelaar, inpakker, bedrijfsleider van een bioscoop, boekverkoper, leerling-journalist, vertaler en redactiesecretaris. Boeken vormden een natuurlijke habitat voor de leer- en nieuwsgierige Van Dam, die in samenhang met zijn groeiende culinaire belangstelling al vroeg begon met het aanleggen van een verzameling kookboeken. Van meet af aan was de gastronomie in zijn geval een mes dat aan twee kanten sneed - zowel door het eten op tafel als dat in de boekenkast. In 1983 besloot hij van zijn hobby een beroep te maken. Hij nam de Kookboekhandel van Titia Bodon aan de Willemsparkweg over en verhuisde die naar de Runstraat. Hij verkocht zowel oude als nieuwe kookboeken en in de loop van de jaren tachtig werd zijn culinaire speciaalzaak in de binnenstad een succes. Niettemin kreeg hij na een jaar of zeven genoeg van het bestaan van boekhandelaar, In 1989 deed hij de winkel over aan zijn medewerkster Jonah Freud, die gepokt en gemazeld was in het culinaire boekenvak: als meisje van veertien hielp ze al in de winkel van Titia Bodon. De Kookboekhandel is in de loop der jaren uitgegroeid tot een begrip, in Amsterdam en daarbuiten. In 2007 verhuisde Jonah Freud met haar bedrijf naar de Haarlemmerstraat 133, bij wijze van spreken de culinaire navel van de wereld of althans van Nederland. | |
EetschrijverVan Dam nam in 1989 een deel van de inventaris van de Kookboekhandel mee, die hij gebruikte als basis van zijn uitdijende bibliotheek. Zijn boekencollectie was niet alleen de passie van een verzamelaar, zij was ook het | |
[pagina 4]
| |
dagelijkse gereedschap van een man die zich steeds meer ontwikkelde tot een beroepseter en eetschrijver. Hij betoogde herhaaldelijk dat hij zichzelf niet beschouwde als een schrijver van kookboeken maar als een food writer, om een Engels begrip te gebruiken.
Van Dam op zijn scootmobiel, november 2012. Foto Monique Kooijmans.
Voedsel was voor hem meer dan etenswaar die in de verplaatsing van bord naar mond wordt verorberd en in maag en darmen wordt verteerd. De culinaire dimensie heeft culturele, sociale, historische, medische en zelfs spirituele aspecten. ‘Der Mensch ist was er isst’, meende de negentiende-eeuwse filosoof Feuerbach, maar die uitspraak gaat veel verder dan het overzichtelijke materialisme dat hem voor ogen stond. Het eten maakt de mens. Wat wij naar binnen werken heeft repercussies op lichaam en geest. Onze voeding is verweven met onze opvoeding, wij moeten leren eten en koken. Eten is een basale noodzaak van ons organisme, maar ook onze primaire vorm van participatie in de samenleving. En hoe geseculariseerd de wereld ook moge zijn, in brede kringen heeft het eten nog steeds godsdienstige connotaties.
Van Dam was een gastronoom in deze brede zin van het woord. Voedsel belichaamde voor hem een visie op mens en maatschappij, een filosofie die alle aspecten van het leven omvatte. Het is bovendien een bij uitstek democratisch thema, want niemand kan zich onttrekken aan de noodzaak van eten en iedereen kan erover meepraten. Valt over smaak in het algemeen niet te twisten, over die van het eten kun je dat met een gerust hart wèl doen. Verschil van mening of ruzie hoeft in dit geval niet uit de hand te lopen, want de proef op de som ligt in het eten van de pudding. Smaak of geen smaak van een gerecht kan proefondervindelijk worden vastgesteld. De smaakpapillen bieden een meer overtuigende waarheidsvinding dan in de meeste andere bereiken van de condition humaine mogelijk is.
‘Le gastronome après dîner’. Ingekleurde prent, maker onbekend. Frankrijk, eerste helft van 19de eeuw. Collectie Stichting Gastronomische Bibliotheek, Amsterdam.
A.B. de Périgord, Nouvel Almanach des Gourmands, ‘dedié au ventre’. Parijs 1825. Collectie SGB, Amsterdam.
Ook in dat opzicht is eten een vorm van toegepaste filosofie. Hier kan de waarheid zegevieren, hier kun je geen knollen voor citroenen verkopen. Als professionele fijnproever was Van Dam een ‘strijder voor de waarheid op het bord’, zoals collega-journalist Joep Habets hem ooit typeerde. De overlevering wil dat Johannes als jongen van acht jaar al optrad als de wrekende gastronomische gerechtigheid. Met behulp van een jodiumtest stelde hij naburige banketbakkers aan de kaak, die in hun gevulde koeken een goedkoop surrogaat van gemalen bonen gebruikten in plaats van amandelspijs. Schande! De jeugdige inspecteur van voedingswaren schroomde niet de | |
[pagina 5]
| |
schuldige koekebakkers ten overstaan van hun clientèle ter verantwoording te roepen.
‘Worstenlied’, ca. 1900. Uitgegeven door F. Heitz jr., die een winkel in feestartikelen had aan de Nieuwe Leliestraat in Amsterdam. Collectie SGB, Amsterdam.
Ontwerp-reclame voor ‘Van Dam's Leverworst’, z.j. Voor zover bekend geen familie. Collectie SGB, Amsterdam.
| |
Alles (w)eterOp den duur verwierf Van Dam de status van het culinaire geweten van Nederland. Hij ontwikkelde zich tot de nationale autoriteit in voedselaangelegenheden, de voorproever des vaderlands en de culinaire volksverheffer. Zijn woord was wet. Vanaf 1986 verschenen zijn recensies van restaurants en stukjes over eten in Intermagazine, Elsevier en vanaf 1991 in Het Parool, de krant waarvoor hij tot kort voor zijn dood wekelijkse bijdragen bleef schrijven. Daarnaast schreef hij enige tijd voor de Vlaamse krant De Morgen en publiceerde hij ook elders over gastronomische onderwerpen. Van Dam was een man met een missie - een wereldverbeteraar, of althans een etensverbeteraar. De gastronomische ridder zonder vrees of blaam ging de horeca te lijf met zijn vlijmscherpe Laguiole-mes, dat hij bij zijn voedselexpedities altijd bij zich had, en met zijn niet minder scherpe pen. De laatste jaren trok hij ten strijde op zijn rode scootmobiel. Zijn wekelijkse beoordelingen van restaurants onder de titel ‘Proefwerk’ werden in Amsterdam zowel begeerd als gevreesd. Verscheidene hoofdstedelijke koks hadden liever een pluim van Van Dam dan een ster van Michelin. De culinaire journalist van Het Parool kon een reputatie maken of breken. Een sneer van hem kon een eetgelegenheid de doodssteek bezorgen, een lofprijzing kon een stormachtige toeloop veroorzaken. Bij menig uitbater sloegen de zenuwen toe, wanneer Johannes van Dam zijn etablissement betrad om de culinaire proef op de som te nemen. Zijn eerlijkheid werd hem niet altijd in dank afgenomen; het verhaal wil dat een boze restaurateur hem naar aanleiding van een negatieve kritiek met eieren bekogelde. Gelukkig waren het geen rotte eieren en bovendien kon de man volgens Van Dam niet mikken. Anderen spanden een proces tegen hem aan om een onwelgevallige recensie ongedaan te laten maken - tevergeefs.
Bianca Tan maakte de documentaire De keuken van Johannes, die in juni 2013 in première ging. De film laat Van Dam onder meer zien terwijl hij in een karakteristiek pose te behoeve van zijn ‘Proefwerk’ een maaltijd nuttigt in een restaurant. Het proeven is een daad van opperste concentratie en de bevindingen worden ter plaatse vastgelegd met een dictafoontje. De spanning in het restaurant is voelbaar, terwijl Van Dam zich als een ongenaakbare boeddha wijdt aan zijn maaltijd. Hij gaf ere wie ere toekwam, maar maakte korte metten met culinaire verlakkerij en verlekkerij. Foute koks en foute schrijvers werden knorrig op de vingers getikt. Van Dam had geen geduld voor gebrek aan vakkennis, gepruts of loze pretenties. Wanneer aan het eten iets mankeerde, maakte hij dat luid en duidelijk kenbaar. Zijn antenne was afgesteld op het ontmaskeren van bedrog. Hij beschouwde zichzelf als een tuinman die de gastronomische gasthof moest ontdoen van onkruid en doorgeschoten reputaties. Wina Bom, ‘de moeder van de culinaire journalistiek’, was in zijn ogen een slechte kookschrijfster, omdat ze geen negatief oordeel durfde uitspreken over restaurants of koks. Zo'n meegaande | |
[pagina 6]
| |
houding leidde tot culinaire fraude, want dan werd alles lekker en konden zelfs aangebrande biefstuk, kapotgekookte groente en mislukte pudding door de beugel. Terwijl het in de ogen van Van Dam juist de bedoeling was dat kritiek moest leiden tot een betere keuken. Toen hem de naar Wina Born genoemde prijs werd aangeboden, weigerde hij die om principiële redenen. Van Jamie Oliver moest hij trouwens evenmin iets hebben. Sommige waarnemers hadden het idee dat zijn oordeel de laatste jaren milder werd en dat hij hogere cijfers uitdeelde dan voorheen. Hijzelf was het daarmee niet eens. Volgens hem was de culinaire kwaliteit in Amsterdam zienderogen verbeterd, zodat hij geen onvoldoendes meer hoefde te geven. Hij was zo vrij deze opmerkelijke verhoging van het Gastronomisch Amsterdams Peil toe te schrijven aan de zegenrijke invloed van zijn kookkritiek - en vermoedelijk had hij daarin geen ongelijk. Overigens blijkt uit een statistisch onderzoekje van Het Parool dat de criticus minder meedogenloos was dan vaak werd aangenomen. In totaal ging hij 927 keer uit eten voor de krant, waarbij hij tienmaal een vier uitdeelde en 38 keer een vijf. Van de afgeserveerden werd zelden meer iets vernomen. | |
Leergierige lekkerbekVan Dams stukken over eten getuigen van scherpzinnigheid en eruditie, waarbij hij graag zijn stokpaardjes mocht berijden. Zo was hij ervan overtuigd dat de opkomst van de huishoudscholen aan het einde van de negentiende eeuw de dood in de pot betekende voor de traditionele Nederlandse keuken. De gastronomische verscheidenheid die je aantreft in oude kookboeken legde het volgens hem rond 1900 af tegen de kale cuisine die de juffrouwen van de huishoudschool predikten. Zijn stelling was dat zij hun leerlingen leerden zonder kraak of smaak te koken, als het maar goedkoop en zogenaamd gezond was. De welriekende geuren in de Nederlandse keuken werden verdrongen door de lucht van te lang gekookte spruitjes. Het legendarische Kookboek van de Amsterdamsche Huishoudschool van Cornelia Johanna Wannée, dat in 1910 verscheen en onlangs zijn 29ste druk beleefde, behoorde niet tot zijn favorieten. Wél tot zijn verzameling. De eerste ‘schetsen uit het leven van een leergierige lekkerbek’ werden in 1988 verzameld in de bundel Alles Warm, in 1992 gevolgd door Alles moet op. Daarna verschenen De Tafel van Tien (1997) en Eten is een Ambacht (2000), een boek dat hem in het weekblad Vrij Nederland de kwalificatie ‘de literaire sensatie van het jaar’ opleverde. In 1998 kwam de eerste editie van Lekker Amsterdam uit, een gids voor de gastronomische geneugten van de stad. Sindsdien werd deze jaarlijks uitgebracht, ook in een Engelse versie onder de titel Delicious Amsterdam. Daarnaast verschenen van zijn hand Eet op!, Brunch!, De kunst van het koken en De 25 restaurants van Johannes van Dam.
Vrij Nederland, 14 maart 2000. Collectie SGB, Amsterdam.
Van Dam als dik boek. Tekening Joost Swarte, 2005.
Reclame uit de jaren 1930 voor Opekta, een middel om zelf jam te maken. Het gelijknamige bedrijf werd geleid door Otto Frank, de vader van Anne. Opekta was gevestigd aan de Prinsengracht 263, waar Anne in het achterhuis haar dagboek schreef. Collectie SGB, Amsterdam.
In 2011 werden honderden culinaire lezersvragen van Parool-lezers gebundeld in Beste Johannes. Zijn liefde voor strips - zeker die van Marten Toonder - kwam tot uitdrukking in Koken op Bommelstein, dat in het najaar van 2012 uitkwam. In dat opmerkelijke boek stelde Van Dam voor alle personages uit de Bommel-cyclus afzonderlijke menu's samen. Markies de Canteclaer, burgemeester Dickerdack, commissaris Bulle Bas, professor Sickbock, juffrouw Doddeltje en de dwerg Kwetal: ze werden allen | |
[pagina 7]
| |
bedeeld met een maaltijd die hun op het lijf was geschreven. Striptekenaar Dick Matena verzorgde de op Toonder geënte tekeningen bij de teksten van Van Dam.
[Elisabeth], Praktische recepten van de Huishoudschool ‘Mariakroon’ Culemborg, Roermond 1930. Volgens Van Dam was dit het beste van de door hem verguisde kookboeken van huishoudscholen. Collectie SGB, Amsterdam.
A. Geurts, Oorlogskookboek, Amsterdam 1940. De band werd ontworpen door Karel Thole, die een olijke kok op een grimmige tank plaatste. Collectie SGB, Amsterdam.
| |
De Dikke Van DamOp 17 november 2005 verscheen het boek dat we letterlijk zowel als figuurlijk als zijn magnum opus mogen beschouwen: De Dikke Van Dam. Een monumentaal boekwerk van 735 pagina's over eten en drinken, dat een compilatie en bewerking was van al zijn voorgaande bundels en artikelen. Joosje Noordhoek, zijn vaste redactrice en al meer dan veertig jaar een hechte vriendin, belastte zich met het monnikenwerk van het ordenen en samenstellen. De Dikke Van Dam gaat alfabetisch ‘van aardappel tot zwezerik’, maar is in wezen veel meer een prettig leesbaar naslagwerk over eten dan een kookboek. De lemmata met een gemiddelde omvang van twee pagina's beschrijven de historische en culturele context van gerechten, waarvan de meeste vergezeld gaan van een recept. De schrijver zet vele misvattingen recht en helpt allerlei mythen uit de wereld. Het boek getuigt van zijn niet-aflatende kruistocht tegen culinaire onkunde, fraude en waan. De Dikke is het meesterstuk van Van Dam. De verwachtingen waren hooggespannen, getuige alleen al het feit dat het NOS-Journaal aandacht besteedde aan de verschijning. Het boek bleek een onverbiddelijke bestseller. Binnen een halfjaar werd het vier keer herdrukt en gingen in totaal 85.000 exemplaren over de toonbank. In 2006 verscheen een dunne maar zeer gewaardeerde aanvulling onder de titel De kleine Johannes, met bijdragen die in het dikke boek over het hoofd waren gezien. In oktober 2012 kwam een herziene en sterk uitgebreide editie van De Dikke uit, waarvan het eerste exemplaar werd aangeboden aan Louise Fresco. Zonder overdrijving kan worden gezegd dat Van Dams encyclopedie van de voeding zich heeft ontwikkeld tot de keukenbijbel van Nederland. Op den duur zou Van Dam best nog eens de door hem verguisde Wannée kunnen evenaren. | |
De volmaakte kroketHet gastronomisch palet van Van Dam bestreek de gehele wereld, maar ook traditionele Nederlandse gerechten als andijviestamppot met gehaktbal en erwtensoep behoorden tot zijn favorieten. Van de ordinaire kroket maakte hij een ware cultus, zo niet een kunstvorm. Zijn fascinatie voor de gefrituurde snack herleidde hij op zijn vroege jeugd, in een psychologische wending die niet vrij was van ironie. De zondagse kroketten in huize Van Dam werden toebereid door de huishoudster, juffrouw Dijkstra. Haar vertrek schiep een krokettenleemte die de kleine en ook de minder kleine Johannes nimmer te boven zou komen. Sinds die tijd was hij op zoek naar de volmaakte kroket, zonder die ooit te vinden. Wel had zijn queeste tot gevolg dat hij zich ontwikkelde tot de grootste krokettendes kundige van Nederland. Zijn kroketterie leidde tot een vergelijkend warenonderzoek bij marktleiders als de FEBO, Van Dobben en Kwekkeboom. De varianten van ragout met stukjes vlees in een krokant korstje bleken in meer of mindere mate eetbaar, maar konden niet tippen aan juffrouw Dijkstra. Voor de Amsterdamse patisserie Holtkamp | |
[pagina 8]
| |
‘La cantine militaire’, rond 1860 uitgegeven door Charles- Eugène Glémarec, ‘fabricant d'images’ te Parijs, Collectie SGB, Amsterdam.
‘Ma cuisine modèle’. Bouwplaat voor meisjes, ca. 1925. Met de uitgeknipte en geplakte figuren kon een speelgoedkeuken worden ingericht. Collectie SGB, Amsterdam.
| |
[pagina 9]
| |
Een victoriaanse klassieker: Mrs Beeton's Book of Household Management, dat voor het eerst verscheen in 1861. Collectie SGB, Amsterdam.
| |
[pagina 10]
| |
ontwikkelde hij in 2008 een rundvleeskroket die het ideaal van zijn jeugd benaderde, met een royale vulling van vlees van roodbonte koeien die werden vetgemest in Hazerswoude. Authentieker kon het nauwelijks. Oma Bob, een nieuwkomer op de happenmarkt, introduceerde in het begin van deze eeuw een kroket die door Van Dam welwillend werd beoordeeld. Toch bleef de reëel existerende snack tekortschieten ten opzichte van de gedroomde smaak van vroeger. Hij onderwierp de kroket aan een nauwgezet onderzoek en zijn kennis van het fenomeen groeide met de jaren. In tegenstelling tot de gangbare opvatting bleek de oerkroket geen voortbrengsel van vaderlandse bodem. Van Dam traceerde de herkomst op het hof van de Franse koning Lodewijk XIV, hoewel hij oudere voorlopers en prototypen niet uitsloot. Het oudst bekende recept van de kroket trof hij aan in Le cuisinier royal et bourgeois, een kookboek van de hofkok François Massialot dat voor het eerst werd uitgegeven in 1691. Op grond van zijn naspeuringen kwam hij tot de conclusie dat de kroket rond 1830 zijn intrede deed in Nederland en wel aan het hof van koning Willem I. Het oudst bekende Nederlandse recept stamt uit dat jaar en is afkomstig van hofkok J.P. Gros, een latere collega dus van Massialot. Van Dam bezat enige handgeschreven recepten van die koninklijke kroket; het oudste gedrukte recept in het Nederlandse taalgebied vond hij in de appendix van Maria Haezebroeks Moderne Kookkunst, in de editie van 1851. De Amsterdamse banketbakker Kwekkeboom speelde in het begin van de twintigste eeuw een belangrijke rol in de voortschrijdende democratisering van de kroket. De ontwikkeling tot volkshap nummer één werd na de Tweede Wereldoorlog voltooid dankzij de invoering van de automatiek. Van Dam was van plan alle historische, culturele en culinaire aspecten van de kroket bijeen te brengen in een boek. Het volkomen krokettenboek werd al in 2007 door uitgeverij Nijgh & Van Ditmar aangekondigd, maar de eetschrijver heeft het niet meer kunnen voltooien. Zijn vaste redacteur Joosje Noordhoek en culinair expert Jonah Freud van de Kookboekhandel hebben het voornemen het boek in 2014 alsnog uit te brengen, op basis van de aantekeningen die hij heeft nagelaten. | |
De Gastronomische BibliotheekZoals gezegd richtten Johannes van Dam en zijn vrienden Joop Witteveen en Bart Cuperus in 1993 de Stichting Gastronomische Bibliotheek op, waarin ze hun bibliotheken onderbrachten. Ook Witteveen en Cuperus wisten in de loop der jaren een grote collectie kookboeken en aanverwante lectuur bijeen te brengen. Gezamenlijk vormen de twee verzamelingen de belangrijkste en omvangrijkste bibliotheek over de geschiedenis van eten en drinken in Nederland. In 2006 werd vastgelegd dat de Gastronomische Bibliotheek op termijn beheerd gaat worden door de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, die zelf eveneens beschikken over een aanzienlijke historisch-culinaire verzameling. Naar aanleiding van die overeenkomst werd in 2006 bij de Bijzondere Collecties de tentoonstelling Koks & keukenmeiden georganiseerd. Daarbij verscheen een boek met dezelfde titel, samengesteld door Johannes van Dam en Joop Witteveen. Boek en tentoonstelling lieten zien hoezeer beide bibliotheken elkaar aanvullen en verrijken. De afgelopen maanden zijn de driehonderd strekkende meter van Van Dams boekenkasten vanuit zijn huis overgebracht naar de depots van de universiteit. Zijn verzameling boeken, brochures en prenten staat voortaan ter beschikking van onderzoekers en andere belangstellenden. Zijn stelling over de desastreuze invloed van huishoudscholen kan nu worden onderzocht aan de hand van zijn eigen bibliotheek. Hetzelfde geldt voor de geschiedenis van de kroket. Zijn nalatenschap vormt een verrijking van de Collectie Geschiedenis van de voeding, die een unieke toegang biedt tot de kookkunst en de eetcultuur van het verleden. Naast duizenden kookboeken uit binnen- en buitenland vanaf de late zestiende eeuw - waaronder een honderdtal manuscripten - bevat de collectie boeken over diëten, voedingsleer, huishoudkunde, tafelversiering, etiquette en talloze andere (w)etenswaardige onderwerpen. Afgezien van de Gastronomische Bibliotheek maken bruiklenen van de Bibliotheek van het Voorlichtingsbureau voor de Voeding en het Culinair Museum Amersfoort (tegenwoordig Bibliotheken Eemland) deel uit van het verzamelgebied Geschiedenis van de voeding. Een andere verheugende aanwinst, in mei van dit jaar, is de collectie die Willem en Lien Heijting sinds de jaren 1960 met veel geduld en kennis hebben opgebouwd. Deze bestaat uit zo'n tweeduizend kook-, gedrags- en huishoudboeken uit de negentiende en twintigste eeuw. Elders in dit blad geeft Willem Heijting een indruk van de rijkdom van hun boekenverzameling.
[François Massialot], Le cuisinier roïal et bourgeois, Parijs 1705; de eerste druk verscheen in 1693. Collectie SGB, Amsterdam.
| |
[pagina 11]
| |
Een gekoesterd bezit van Van Dam: Le guide culinaire (1902) van Georges Auguste Escoffier (1846-1935), met een ingeplakte foto uit 1930: de meester op een congres in Zürich, geflankeerd door twee (Nederlandse?) koks. Collectie SGB, Amsterdam.
De winnaar van de Johannes van Dam-prijs krijgt o.a. een bord met deze tekening van Joost Swarte.
| |
Johannes van DamprijsDeze in 2012 ingestelde prijs wordt door de Universiteit van Amsterdam uitgereikt aan een auteur die zich met zijn of haar publicaties buitengewoon verdienstelijk heeft gemaakt voor de verspreiding van de kennis van de internationale gastronomie. De pendant is de Joop Witteveenprijs voor de beste historische publicatie over de eetcultuur in de Lage Landen, genoemd naar de andere oprichter van de Gastronomische Bibliotheek. De Johannes van Damprijs is een eerbetoon aan de naamgever voor zijn bijdrage aan de culinaire geschiedenis. Hij werd in januari 2013 voor het eerst uitgereikt aan de Egyptisch-Britse kookboeken schrijfster Claudia Roden. Van Dam overhandigde haar de prijs eigenhandig en fungeerde ook als voorzitter van de jury. Helaas was het hem slechts eenmalig vergund in deze hoedanigheid op te treden, maar de prijs zal zijn nagedachtenis tot in lengte van jaren in ere houden. Elders in dit blad wordt de winnaar van de Johannes van Damprijs 2013 bekend gemaakt. Bij de uitreiking in januari 2014 zal zijn lijfelijke aanwezigheid node worden gemist, maar zijn geest zal zich ongetwijfeld doen gevoelen.
Met dank aan Jonab Freud, Joke Mammen en Joosje Noordhoek.
Op 19 november 2013 verscheen bij Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar Troostpuree en andere favoriete gerechten. Deze postume bundel van Johannes van Dam is samengesteld door Joosje Noordhoek.
Van Dam aan het woord tijdens de uitreiking van de naar hem genoemde prijs, 18 januari 2013. Foto Monique Kooijmans.
|
|