De Boekenwereld. Jaargang 29
(2012-2013)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |||||||||
[pagina 71]
| |||||||||
In De Boekenwereld 29/2 van eind vorig jaar heb ik een artikel gewijd aan Richard Pafraet (ca.1455-1512), de eerste drukker van Deventer. Zijn overlijden betekende niet het einde van de drukkerij, want deze werd voortgezet door zijn zoon Albert. Vermoedelijk had Pafraet junior toen al geruime tijd meegewerkt in het bedrijf en zo het vak geleerd. Aannemende dat hij als oudste zoon van de negen kinderen voorbestemd was om zijn vader op te volgen, moet hij niet lang na 1480, het trouwjaar van Richard, geboren zijn. Op zijn beurt trouwde Albert met Fenne Suseler, de zuster van Wessel Suseler, een andere Deventer drukker. Ze kregen vijf kinderen, waaronder een Richard die in 1551 het drukkersbedrijf zou overnemen.
Johannes Murmellius, De philosophiae definitionibus ac divisionibus tabulae. Deventer, Albert Pafraet, 1515. Welke heilige hier wordt onthoofd is onduidelijk.
Albert bleef wonen in het ouderlijk huis, de Marienburg op de hoek van de Bisschopstraat. Hij wordt in 1543 en 1544 genoemd als lid van het stadsbestuur namens de burgerij en moet tussen 1554 en 1557 zijn overleden. Als drukker was hij zeer productief, getuige de meer dan driehonderd uitgaven die van hem bekend zijn. Aanvankelijk omvatte zijn fonds boeken die zijn vader eerder had uitgegeven: grammatica's, werken van Alexander Hegius (1439-1498), de gewezen rector van de Deventer school, en (ook later nog) die van de Italiaanse humanist Baptista Mantuanus (1447-1516). Albert herdrukte de fabels van Aesopus, maar verzorgde ook nieuwe uitgaven van de komedies van Plautus en Terentius. De techniek van de houtsnede was inmiddels zo gangbaar dat de zoon haar veel vaker toepaste dan de vader. Albert verfraaide zijn boeken met prenten en versierde kapitalen. Soms hebben de plaatjes betrekking op de tekst, vaak ook niet. Dikwijls zijn ze overgenomen uit werk van andere drukkers, zodat eenzelfde prent werd gebruikt om uiteenlopende teksten te illustreren. In totaal maakte Albert gebruik van ruim dertig verschillende prenten. | |||||||||
CensuurVolgens een bul van paus Alexander VI uit 1501 mocht geen enkel boek gedrukt worden zonder uitdrukkelijke toestemming van de kerkelijke overheid. Aangezien de middelen ontbraken om dat bevel te handhaven, was het effect nihil. Tegelijk ontstonden in het begin van de zestiende eeuw allerlei religieuze bewegingen die zich keerden tegen misstanden in de katholieke kerk en die haar gezag ondermijnden. Een voorloper was de in Deventer ontstane Moderne Devotie, maar dezer dagen roerden zich meer fanatieke groeperingen als de Wederdopers en hun opponenten, de Sacramentalisten. Een grotere aanhang kregen de hervormers Zwingli, Luther en diens rechterhand Melanchthon, en wat later Calvijn. In de veelheid van godsdienstige geluiden wisten de drukkers vaak niet wat door de kerk als ketters werd beschouwd. Dat werd anders toen paus Leo X in 1520 de bul Exsurge domine (Sta op, Heer) uitvaardigde. De ondertitel ‘Tegen de dwalingen van Maarten Luther’ maakte duidelijk dat diens werken voortaan verboden waren en dus niet gedrukt mochten worden. De straffen op overtreding waren vernietiging van de gedrukte boeken, een boete van honderd dukaten, ontzegging van het recht te drukken gedurende een jaar, excommunicatie en zo meer, naar gelang de ernst van de overtreding. Voor de uitvoering van die straffen had de paus de wereldlijke macht nodig en hij verzocht keizer Karel V dan ook die taak op zich te nemen. Deze stemde daarin toe en vaardigde in mei 1521 een scherp Edict uit tegen ‘de sekte der Lutheranen’. Auteurs van andere richtingen werden weldra ook op de zwarte lijst gezet. De drukkers reageerden hierop met allerlei trucs: fictieve plaatsen van uitgave, valse drukkersnamen, verkeerde jaartallen of eenvoudig anonieme publicaties. Als gevolg hiervan werden de keizerlijke plakkaten steeds strenger en kwam op een overtreding zelfs de doodstraf te staan. Ook het stadsbestuur van Deventer probeerde door voorschriften af te dwingen wat gelezen en gezegd mocht worden, maar het ging aanvankelijk niet tot vervolging over. | |||||||||
[pagina 72]
| |||||||||
De ontwikkeling van een uitgeverTot omstreeks 1520 publiceerde Albert Pafraet geen boeken die tot de omstreden lectuur gerekend kunnen worden. Hij drukte traditionele religieuze werken en klassieke literatuur als de Aeneis van Vergilius. Van Erasmus, die weldra in een kwade geur kwam te staan, gaf hij aanvankelijk alleen drie onschuldige werken over retorica uit. Maar in de jaren twintig van de zestiende eeuw waagde hij zich aan diens Colloquia (Samenspraken) en Laus stultitiae (Lof der zotheid), twee werken waarin lustig de spot gedreven werd met kerkelijke misstanden. Tevens drukte hij Erasmus' Latijnse vertaling van de evangeliën van Lucas en Johannes, een bewerking die de kerk onwelgevallig was. Nog een stap verder ging Pafraet bij zijn publicatie van de ‘Aantekeningen’ bij Mattheus, Johannes, Genesis en de brieven van Paulus, geschreven door Luthers rechterhand Philip Melanchthon. In 1525 durfde hij ook nog het Nieuwe Testament in een Nederlandse bewerking van de Luthervertaling uit te geven, al liet hij wijselijk zijn naam achterwege en noemde hij Bazel als plaats van uitgave. De bewerking werd waarschijnlijk gemaakt door Hinne Rode, de om zijn lutherse sympathieën ontslagen rector van de Utrechtse school van de Broeders des Gemenen Levens. Deze zocht in 1524 zijn toevlucht in Deventer na een reis door Duitsland en Zwitserland, vanwaar hij de Duitse tekst meegebracht zal hebben. De publicatie van het Nieuwe Testament is des te opmerkelijker omdat Pafraet een jaar eerder een fel anti-Luthergeschrift had uitgegeven, in het Latijn zowel als in het Nederlands. In januari 1524 verscheen het Prognosticon multa et mirabilia de terribilissimo maledicti antichristi adventu loquens, later dat jaar gevolgd door de vertaling Van der verveerlicken aenstaende tyt Endechristes. Pafraet drukte beide teksten in opdracht van Karel van Egmond, die van 1492 tot 1538 hertog van Gelre was. De landsheer was een vurig bestrijder van het lutheranisme en zou in 1529 van zijn macht gebruik maken door een Doesburgse schoolmeester ter dood te veroordelen wegens het bezit van ketterse boeken. De opdracht tot het schrijven van de beide traktaten tegen de ‘vervloekte antichrist’ Luther was eveneens van de hertog afkomstig. Hij had daarvoor een bevriende benedictijner monnik en priester aangezocht, die biechtvader was in het nonnenklooster Malgarden of Mariengarden nabij Osnabrück. Deze geestelijke was voorstander van kloosterhervormingen en had een aantal vrome en leerzame boekjes op zijn naam staan. Onderzoek heeft uitgewezen, dat hij Pauwel Boeckman heette. Van zijn hand is ook het boekje over Die gulden krone Marien van lilyen van lxiij rosen myt eynen schonen mirakel, dat Pafraet in 1516 had uitgegeven. | |||||||||
Gevaarlijke boeken
Baptista Mantuanus, Divae Luciae virginis et martyris agon (Doodsstrijd van de goddelijke maagd en martelares Lucia). Deventer, Albert Pafraet, 1515. Lucia (ca. 300 A.D.) wees haar bruidsschat af, want ze wilde maagd blijven en afstand doen van haar aardse bezittingen. Ze wordt in haar doodsstrijd gesteund door Kennis en Geloof, terwijl de Hoop ontsteld toeziet.
Quinti Horatii Flacci morales epistolae. Deventer, Albert Pafraet, 1522, met verbeteringen van de beroemde Venetiaanse drukker Aldus Manutius. Rondom de titel portretten en namen van klassieke auteurs. Onderaan Pafraets drukkersmerk tussen koddige figuurtjes. Het is moeilijk uit te maken naar welke godsdienstige partij de voorkeur van Albert Pafraet uitging. Mogelijk drukte hij alles waar vraag naar was en wat hem profijt bracht, al kon hij de opdracht van de machtige hertog van Gelre natuurlijk moeilijk weigeren. Hoe het ook zij, het uitblijven van sancties van de zijde van het stadsbestuur deed hem tussen 1537 en 1542 onbekommerd vijf traktaten uitbrengen van een van de ergste ketters: | |||||||||
[pagina 73]
| |||||||||
de wederdoper David Joris (Brugge ca. 1501 - Bazel 1556). Deze pretendeerde uit Gods mond te spreken en verkondigde allerlei zelfbedachte dogma's. Zo luidt de titel van een van zijn traktaten: Troost, raet, leere ende onderwysinge beholdende enen gehelen gront der eewiger gerechticheyt, duecht ende waerheyt voer alle beswaerde becommerde zielen. Geen gering programma dus. De teksten waren Pafraet bezorgd door een aanhanger en pleitbezorger van David Joris, de bereisde Deventer lakenkoopman Joriaen Ketel (ca.1511-1544). Deze wist een andere Deventer drukker, genaamd Dirk van Borne (actief van 1540-1558), over te halen het Wonderboeck uit te geven, een lijvig werk met een samenvatting van David Joris' denkbeelden. Het beruchte ketterboek verscheen anoniem in 1542. Aanvankelijk onthield het Deventer stadsbestuur zich van een reactie, maar twee jaar later blijkt het zich ernstig zorgen te maken over Ketels openlijk beleden wederdoperse ideeën. Men vreesde een overname van de macht door de aanhangers van die sekte, zoals in 1535 in Munster plaatsgevonden had. Vanuit Brussel maande Maria van Hongarije, landvoogdes en zuster van Karel V, de bestuurders zich te houden aan de keizerlijke voorschriften. Een en ander leidde ertoe dat het stadsbestuur tot actie overging. Op 28 mei 1544 vindt een inval plaats bij Ketel, waarbij naast andere werken wordt aangetroffen ‘een boick, groet wesende omtrent als een missael gedeelt in twee deellen, dair van die titell is mit groeten, graven prenten literen dat Wonderboick’. Ketel wordt gearresteerd en die gebeurtenis baart ook buiten Deventer opzien. De uit Friesland afkomstige Nicolaas Meinderts van Blesdijk (later Blesdikius; ca.1520-1584), die al sinds 1539 een propagandist van Davis Joris is, schrijft met jeugdig élan voor de Deventer magistraat een samenvatting van Joris' leer en biedt aan diens visie in elke stad, gelegen buiten de keizerlijke jurisdictie, te verdedigen. Maar het is vergeefse moeite: Ketel wordt veroordeeld voor het bezitten van de werken en het uitdragen van de leer van David Joris. Op 3 augustus 1544 wordt hij op de Brink onthoofd. Enkele jaren later trouwt Blesdikius in Bazel met de dochter van David Joris, maar op den duur verliest hij zijn geloof in de missie van zijn schoonvader. In 1559 publiceert hij zelfs een biografie over hem, waarvan de titel zijn vroegere idool omschrijft als een ‘aartsketter’. Merkwaardigerwijs laat de calvinistische historicus, predikant en dichter Jacobus Revius (1586-1658) het Wonderboeck in 1642 in Deventer opnieuw drukken. | |||||||||
Pafraet gevangenNog vóór de executie van Joriaen Ketel droeg de landvoogdes de Deventer magistraat op te achterhalen wie de drukker van het Wonderboeck was, teneinde ook deze te kunnen berechten. Blijkbaar kostte het weinig moeite hem te achterhalen, want midden juni 1544 werd Dirk van Borne gearresteerd. Daarmee had het stadsbestuur een probleem, want Van Borne was van onbesproken gedrag en behoorde niet tot de wederdopers. De vroede vaderen waren van mening dat zijn vergrijp onder de eigen stadsrechtbank viel. Zij schakelden daarom de Deventer minderbroeders in om een manier te bedenken waardoor Van Borne onder de doodstraf uit kon komen. De fraters verklaarden dat ‘sulcke erdommen (dwalingen) sijn boven des druckers ende uwer aller verstant’. Met andere woorden, Van Borne was te dom om te begrijpen wat hij drukte en kon dus niet worden bestraft. Op 24 januari 1545 werd een mild vonnis geveld: Van Borne mocht geen openbare gelegenheden meer bezoeken en geen boeken meer drukken. Een half jaar later hield niemand hem meer aan deze verboden. Albert Pafraet was gealarmeerd door Van Bornes arrestatie en sloeg nog vóór diens berechting op de vlucht - ook hij had immers werk van David Joris gedrukt. Onderdak vond hij in een klooster in Doetinchem, maar daar bleek hij niet veilig. In juli 1544 werd hij gearresteerd en naar Arnhem overgebracht om te worden berecht door het Hof van Gelre. Ten overstaan van de rechters ontkende hij in alle toonaarden geweten te hebben dat in zijn uitgaven iets ‘contrarie des heyligen gelove’ geschreven stond. Dat achtte men kennelijk zo onwaarschijnlijk dat hij toch veroordeeld werd, zij het tot een relatief lichte straf - wellicht werd het als verlichtende omstandigheid aangemerkt dat hij dat jaar gemeensman in Deventer was. Als boetedoening moest hij in een linnen kleed en met een brandende kaars in de hand blootshoofds voor een processie uit naar de kerk lopen. Nadat hij daar voor het sacrament geknield had moest hij, met achterlating van de waskaars, naar de gevangenis terugkeren. Daar verbleef hij tot hij de ten laste gelegde kosten had betaald. Na deze ervaring heeft Pafraet geen onorthodoxe lectuur meer uitgegeven. Dit in tegenstelling tot Dirk van Borne, die in de jaren 1550 al weer zes werken drukte van Hendrik Niclaes (1502-ca.1580), de om zijn esoterische geloofsleer vervolgde stichter van de sekte ‘Huis der Liefde’. Dit waagstuk schijnt Van Borne geen moeilijkheden meer opgeleverd te hebben. | |||||||||
Laatste jarenDe naam van Albert Pafraet wordt in 1548 nog genoemd in verband met twee prognosticaties: almanakjes met voorspellingen die geschreven zouden zijn door de Deventer astroloog Ambrosius de Cock (later in het Grieks: Magirus; 1515-1573). Naar het oordeel van de Brusselse adviesraad van de landvoogdes waren het boekjes ‘inhebbende scandaloze figuren, ende tendierende tot opruyre ende seditiën (rellen), toseggende den oprorigen ondersaten voirspoed ende den oversten tegenspoed’. De drukker zou Pafraet zijn. Dat valt niet te controleren, want er zijn geen exemplaren van bekend. Bewaard bleef wel een prognosticatie van Ambrosius Magirus uit 1555, maar die is gedrukt door Dirk van Borne. Het stadsbestuur ondervroeg Ambrosius, die ontkende een en ander getekend en geschreven te hebben en beloofde dat te bewijzen. Pafraet was buiten de stad en kon dus niet worden gehoord. Over het verdere verloop van de affaire is niets met zekerheid bekend. Wel bewijst Ambrosius de stad tussen 1552 en 1572 regelmatig diensten, waarvoor hij blijkens de Deventer stadsrekeningen goed werd betaald. Hij zal dus in 1548 zijn onschuld wel aangetoond hebben. De wonderlijke inhoud van de gewraakte prognosticaties laat zich wellicht verklaren als een Vastenavondgrap, een genre waarin het thema van de omgekeerde wereld vaker wordt uitgespeeld. Mogelijk kregen de autoriteiten in de gaten dat het om spotternij ging en werd | |||||||||
[pagina 74]
| |||||||||
om die reden nadien niets meer vernomen van de klacht van de Raad van State. Voor de herhaaldelijk voorkomende bewering dat Albert na deze affaire voorgoed uit Deventer werd verbannen zijn geen bewijzen te vinden. Het lijkt erop dat een onduidelijkheid in de belangrijkste bron (Molhuysen, 1854) heeft geleid tot een mythe bij latere auteurs. De ontdekking van fragmenten van een almanak en een prognosticatie voor het jaar 1551, het jaar daarvoor gedrukt door Albert Pafraet, wijst erop dat hij toen nog (of weer) in Deventer was. Wel nam zijn zoon Richard in datzelfde jaar 1551 de drukkerij over. Een akte uit 1583 vermeldt de verkoop door Alberts zoon Peter van zijn aandeel in de groeve met zerk in de Lebuinuskerk, waarin zowel zijn vader Albert als zijn grootvader Richard begraven liggen. In ieder geval werd Albert dus bij zijn dood halverwege de jaren 1550 beschouwd als een eerzaam burger. | |||||||||
De derde generatie: Richard II PafraetOver de kleinzoon en naamgenoot van Richard Pafraet, Deventers eerste drukker, is weinig bekend. Zelfs bij benadering is zijn geboortedatum niet te bepalen, omdat we de trouwdatum van zijn vader Albert evenmin kennen. In 1549 trouwde Richard met Lijsebeth Kerstken en woonde sindsdien met haar in de Mariënborch, het huis op de hoek van de Bisschopstraat dat al van zijn grootvader was geweest. Twee jaar later nam hij het bedrijf van zijn vader over. Hij overleed in 1569 aan de pest zonder kinderen na te laten. Zijn drukkersmateriaal is mogelijk overgenomen door de man van zijn zuster Geertruid, de drukker Simon Steenberch. Richard wist de successen van zijn vader en grootvader niet te evenaren - de tijden waren veranderd en het zwaartepunt van het drukkersbedrijf had zich verplaatst naar Antwerpen en Keulen. Bovendien was Deventer niet langer het bloeiende handelscentrum van weleer en waren ook de afzetmogelijkheden voor boeken afgenomen. Van Richard II zijn slechts zeven uitgaven bekend, die verschenen tussen 1553 en 1565. Er zijn twee werken bij van klassieke auteurs: een in het Grieks gedrukt boekje van Aristoteles over de deugden en een brievenbundel van Cicero. De achteruitgang van Deventer blijkt uit de toelichting die hij in dit laatste werk meende te moeten toevoegen aan de plaats van uitgave: (gelegen) ‘aan de noordelijke monding van de Rijn’. De IJssel achtte hij blijkbaar niet bekend genoeg. Evenals zijn vader gaf Richard het evangelie van Lucas uit in de Latijnse vertaling van Erasmus. Ook drukte hij een leerboek over dichtvormen van de Duitse humanist Jacobus Micyllus (Jacob Moltzer, 1503-1558), waarvan de Athenaeumbibliotheek in Deventer een exemplaar bezit. Tot zijn fonds behoorde verder een driedelig werk met progymnasmata ofwel eerste oefeningen in retorische vaardigheden voor scholieren. De schrijver was Henricus Aquilius (Henrick Arentsz), een in Arnhem geboren historicus en theoloog die omstreeks 1560 een geschiedenis van Gelderland schreef. Van groter belang is Pafraets uitgave van de Proverbia Solomonis [Spreuken van Salomo] in de Latijnse vertaling van Sebastianus Castellio (Sebastien Chatillon, 1515-1563), een Franse humanist en theoloog. Als protestant genoot deze aanvankelijk de bescherming van Calvijn, maar kwam later met hem in conflict hem. Castellio was de mening toegedaan dat geen enkele godsdienst de enig ware kon zijn - een gedachte die voor Calvijn onacceptabel was, zodat Castellio gedwongen was van Genève naar Bazel te verhuizen. Een werk als de Spreuken van Salomo zal echter wel vrij van protestantse smetten zijn geweest. | |||||||||
Slotakkoord
Baptista Mantuanus, De contemnenda morte (Waarom de dood veracht moet worden). Deventer, Albert Pafraet, 1514. Boven de Dood zijn motto: ‘Ik spaar niemand die op aarde leeft’. Het kruis en de lege kist bieden de christen echter hoop op wederopstanding.
De interessantste publicatie van Richard II Pafraet is een werk van de Italiaanse humanist en linguïst Caelius Secundus Curio (Celio Secondo Curione, Piemonte 1503 - Bazel 1569), die al jong geïnteresseerd raakte in zowel het lutherse als het wederdoperse gedachtegoed. Bijgevolg moest hij voortdurend verhuizen, eerst in Italië en later in Zwitserland. Uitetndelijk vond hij evenals Castellio rust in Bazel. In die stad publiceerde hij in 1559 een boek met de titel Davidis Georgii Holandi haeresiarchae vita & Doctrina [Leven en leer van de aartsketter David Joris uit Holland]. Curio was niet de enige die David Joris aangreep voor een verhoopte bestseller. In datzelfde jaar 1559 werd in Bazel nog een biografie over hem uitgegeven, geschreven door zijn vroegere volgeling en schoonzoon Nicolaas Blesdikius. Deze koos een nog langere titel: Historia vitae, doctrinae ac rerum gestarum Davidis Georgii haeresiarchae [Geschiedenis van het leven, de leer en de | |||||||||
[pagina 75]
| |||||||||
handelingen van de aartsketter David Joris]. Blesdikius had in 1544 nog geprobeerd in Deventer het leven te redden van Joriaen Ketel, de ter dood veroordeelde propagandist van Joris' ideeën. Inmiddels had hij zijn vroegere ideeën afgezworen en was hij werkzaam als rechtzinnig predikant.
Henricus Aquilius, Progymnasmatum libri tres, een driedelig retoricaleerboek. Titelpagina met het drukkersmerk van Richard II Pafraet (Deventer 1565).
Sinds 1546 was Bazel ook de woonplaats van David Joris zelf, die uit zijn woonplaats Delft was verbannen en elders door de autoriteiten werd achtervolgd. Hij verbleef in de Zwitserse stad onder de schuilnaam Jan van Brugge. Pas in 1559, drie jaar na zijn dood, ontdekte men zijn ware identiteit, waarop zijn stoffelijke resten werden opgegraven en alsnog werden verbrand. Deze gebeurtenis moet voor beide biografen aanleiding zijn geweest om Joris' levensverhaal op te tekenen. Hoe Richard Pafraet het werk van Curio zo snel in handen gekregen heeft is een raadsel, maar nog in het jaar 1559 drukte hij de Nederlandse vertaling, getiteld David loris wt Hollandt des erzketters waerafftighe historie Het was geen toeval dat Richard belangstelling had voor dit boek. Immers, hij wist dat zijn vader Albert werken van David Joris had uitgegeven en daarvoor bestraft was door het gerechtshof in Arnhem. Hoe kon hij beter zijn rechtzinnigheid bewijzen dan door de waarachtige historie van de aartsketter uit te geven? Gezien de geruchtmakende voorgeschiedenis zal hij ook hebben gehoopt dat het boek veel aftrek zou vinden. Dat zij hem gegund, want zijn inkomsten waren waarschijnlijk niet zo overvloedig als die van zijn vader en grootvader.
Richard II Pafraet overleed voortijdig in 1569. Zijn dood betekende het einde van een roemrijk drukkersgeslacht. | |||||||||
Literatuur
De Latijnse versie van Curio's boek over David Joris is gedigitaliseerd, zie de site van de Universitäts- und Landesbibliothek (ULB) in Düsseldorf. De illustraties zijn ter beschikking gesteld door Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek te Deventer. De foto's zijn gemaakt door Henk Koopman. Meer informatie over de wereld van het boek in Deventer op www.deventerboekenstad.nl. |
|