De Boekenwereld. Jaargang 29
(2012-2013)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| ||||||||||||||||
Uitgever F. Hoes
| ||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||
In 1988 kocht ik op de maandelijkse rommelmarkt in IJhorst (Ov.) een stapel boekjes uit de Tweede Wereldoorlog. Ik werd vooral geboeid door de colofons van die uitgaven: Ik ging mij toen verdiepen in oorlogsuitgaven en schafte het standaardwerk van Dirk de Jong aan, Het vrije boek in onvrije tijd (1978). Daarin wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen illegale en clandestiene literatuur. Illegaal zijn proza en poëzie die rechtstreeks gericht zijn tegen de bezetter en zijn trawanten. Clandestiene uitgaven hoeven niet per se die uitgesproken anti-Duitse toonzetting te hebben. ‘Normale’ literatuur, geschreven zonder lidmaatschap van de Kultuurkamer en uitgegeven zonder papiervergunning, valt al in de categorie van het clandestiene. | ||||||||||||||||
MystificatiesToen ik met een vriend over deze oorlogsuitgaven sprak, gaf hij mij een boek met de woorden: ‘Voor je nieuwe verzameling’. Zo kwam ik in het bezit van mijn eerste uitgave van F. Hoes, al wordt diens naam in het boek nergens genoemd. Het is mooi gebonden in half perkament met gouden letters en gedrukt op zwaar papier met watermerk. Op de titelpagina staat de Nederlandse leeuw in rood op een gouden schild. Titel en impressum zijn ware mystificaties: Hildebrand, Hoe warm het was en hoe ver. Bij Last & Co aan de Lauriergracht 37 te Amsterdam, 1814. Hildebrand alias Nicolaas Beets is uiteraard de schrijver van de Camera Obscura en ‘Hoe warm het was en hoe ver’ is een van de meest bekende verhalen uit die negentiende-eeuwse klassieker. Last & Co aan de Lauriergracht 37 kennen we als de firma van Batavus Droogstoppel uit de Max Havelaar van Multatuli, alias Eduard Douwes Dekker. De inhoud heeft echter niets met Hildebrand of Multatuli uit te staan. Het gaat om een gedeeltelijke herdruk van een negentiende-eeuws boek van Hendrik Zeeman, getiteld 's-Gravenhage en Amsterdam, Roemrijke herinnering aan de gedenkwaardige dagen van den 12den tot den josten November (Amsterdam 1863). Zeeman (1811-1889) was een Amsterdamse kostschool hou der en auteur van historische verhalen. Hij beschrijft de laatste maand van de Franse overheersing in 1813, toen de Russische kozakken vanuit het oosten het land binnentrokken, de Fransen ijlings de benen namen en het huis van Oranje werd ‘hersteld’. Zeeman greep voor zijn publicatie de gelegenheid aan, want in 1863 werd het halve eeuwfeest van deze wapenfeiten met de nodige fanfare herdacht. De heruitgave van Hoes tijdens de oorlog kwam vermoedelijk voort uit de behoefte zijn landgenoten een hart onder de riem te steken. Aan de Franse overheersing was een einde gekomen, ook de Mof zou verslagen worden. Aan het slot van het boek is veelzeggend een lege pagina gereserveerd voor ‘Persoonlijke herinneringen aan den blijden dag’.
Enige tijd later kocht ik een boek dat op soortgelijke wijze was vormgegeven. Als auteur wordt vermeld Silvio Pellico en de titel luidt Mijn gevangenschap. Het is zogenaamd uitgegeven door De Periscoop in Naarden, in het jaar 1943 (De Jong, nr. 649). De titelpagina is gedrukt in rood, zwart, groen en goud. Ook hier is klaarblijkelijk sprake van mystificatie. De titel wekt de suggestie dat het gaat om een vertaling van Le mie prigioni, waarin de dichter Pellico (1789-1854) beschrijft hoe hij acht jaar opgesloten zat in de Spielberg, een Oostenrijkse staatsgevangenis in Brno. Maar Pellico's gevangenschap komt in het geheel niet aan de orde. In plaats daarvan bevat het boek een verslag van de terugtocht uit Rusland in 1812, geschreven | ||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||
door Eugénie de Courcy, echtgenote van Napoleons veldmaarschalk Nicolas Oudinot. Deze militair leidde o.a. de beruchte overtocht van de Berezina, die ontaardde in een slachtpartij. De naam van Oudinot is in Mijn gevangenschap steeds vervangen door die van Pellico. De bedoeling van deze mystificatie was dezelfde als die van Hildebrand, namelijk de medeburgers een hart onder de riem te steken. De tocht naar Rusland in 1812 leidde de val van Napoleon in. Honderddertig jaar later ging Hitler naar Rusland. De slag om Stalingrad was in februari 1943 geëindigd in een Duitse nederlaag, die terecht kon worden gezien als het begin van Hitlers einde.
Een paar jaar later bemachtigde ik nog enige uitgaven van F. Hoes: Joost van den Vondel, Tien Troostgedichten. Uitgeverij Het Muiderslot te Muiden, z.j.; Folk. van Holland, De Nederlanden. Uitgeverij De Rechtvaerdige Trou, Amsterdam 1943. Dit is een gedeeltelijke herdruk van een boek uit 1841, waarin allerlei Hollandse volkstypes - de schaatsenrijden de straatjongen, de veerschipper etc. - worden opgevoerd in hun kenmerkende eigenaardigheden en kledij.Ga naar eind4 Ook de oorspronkelijke gravures van Henry Brown worden door Hoes gereproduceerd. Het boek is prachtig uitgegeven, half perkament, goud op snee - niet iets wat je zou verwachten in 1943.
Wie was toch deze mysterieuze F. Hoes? In de bibliografie van De Jong worden 22 uitgaven van hem vermeld: vijftien boeken en zeven plano-uitgaven met rijmprenten en dergelijke. Voor ieder boek is een andere uitgever bedacht met klinkende namen als De Periscoop, Ursus Maior, De Twee Fonteinen, De Ivoren Toren en wat dies meer zij. Waar ik ook informeerde, met inbegrip van de Koninklijke Bibliotheek, overal kreeg ik nul op het rekest. Een enkeling kwam met vage antwoorden die me weinig verder hielpen: Hoes zou een schatrijke brouwer zijn geweest uit het zuiden des lands, of een bankier met een bloedmooie vrouw. Bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie konden ze me ook niet veel verder helpen. Wel hadden ze daar correspondentie van Dirk de Jong - brieven van drukkers en binders aan hem, in antwoord op zijn vraag of zij tijdens de oorlog gedrukt of gebonden hadden voor F. Hoes. Nieuwe inzichten leverden die documenten niet op. | ||||||||||||||||
Clandestiene BrasemIk bleef zoeken en vond ten slotte een aanknopingspunt in Bommen op Wehl, waarin de huisarts Th.A. Blom een schets geeft van dat Gelderse dorp in de bezettingsjaren.Ga naar eind5 Het boek werd kort na de bevrijding uitgegeven door ‘De Clandestiene Brasem te Kortenhoef’ - een naam die ik eerder was tegengekomen. De Jong noemt een publicatie met de raadselachtige en wijdlopige titel Sober verhaal van mijn worsteling met het ‘Monster van Kortenhoef’, zijn nederlaag en ondergang op den 28sten November 1942; gevolgd door het verslag van mijn reis naar- en mijn triomphale rondgang door Laren. Met aquarellen van Toon Noyons en uitgegeven door N.V. ‘De Clandestiene Brasem’. Als auteur wordt vermeld H.C. Hoes. De oplage van dit boekje bedroeg welgeteld zeven exemplaren en het is in geen enkele bibliotheek te vinden.Ga naar eind6 In Bommen op Wehl wordt bovendien de secretaris van het Vischcollege ‘De Clandestiene Brasem’ opgevoerd, die papier genoeg had in die tijd van papierschaarste (herfst 1945). Een en ander verwijst naar het onvindbare boekje met de lange titel, dat drie jaar eerder was verschenen bij de uitgeverij met dezelfde exotische naam; zolang daarvan geen exemplaar opduikt, moeten we maar aannemen dat de ‘worsteling met het monster’ een verslag bevat van een wonderbaarlijke visvangst in de Kortenhoefse plassen in oorlogstijd. Naast de secretaris van het Vischcollege wordt in Bommen op Wehl een onderduiker uit Amsterdam opgevoerd, een zekere Franso Hoes. Hij blijkt tevens degene die in dit boek de illustraties heeft vervaardigd. Deze onderduiker moest met behulp van een vervalst paspoort jonger lijken dan achttien, dus in werkelijkheid kan hij niet veel ouder zijn geweest. Voorlopig kwam ik niet verder met mijn naspeuringen.
Jaren later ontdekte ik op het internet een website met de stambomen van verschillende takken van de families Hoefs en Hoes, vanaf circa 1550 tot heden.Ga naar eind7 Via de tak Hoes/Elzas vond ik een Hendrikus Christianus Hoes, geboren in 1892, kunsthandelaar en woonachtig te Laren. Zou deze H.C. Hoes de schrijver zijn van het boekje met de lange titel? Hij had een broer, Christianus Cornelis Antonius Hoes, geboren in 1893, van beroep directeur van de Uitgeversmaatschappij Joost van den Vondel. De laatstgenoemde had een zoon, Franciscus Hendrikus Josephus Hoes, geboren in 1923 en overleden in 2001. Voor het eerst in mijn speurtocht was er sprake van een Frans Hoes.
In memoriam voor de 21-jarige Jacob van Eijk en zijn lotgenoten. Op 12 maart 1945 werden 36 gevangenen uit het Huis van Bewaring aan de Weteringschans gehaald. Zij werden geëxecuteerd in het Eerste Weteringplantsoen als represaille voor een aanslag op een SS-Hauptscharführer. Plano F. Hoes, maart 1945. Bijzondere Collecties UrA.
| ||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||
Deze Frans had drie dochters en van een van hen hoorde ik dat haar moeder, mevrouw F.M. Hoes-Levelt, bereid was mij te woord te staan. Ik werd door haar in Hilversum zeer hartelijk ontvangen. Van haar vernam ik dat haar schoonvader, directeur van uitgeverij Joost van den Vondel, een vroom katholiek en vurig bewonderaar van Sint Franciscus was geweest. Op zeker moment besloot hij dat hij voortaan Frans genoemd wilde worden, met voorbijgaan van zijn drie andere voornamen. Christianus Cornelis Antonius was dus de Frans Hoes naar wie ik jarenlang op zoek was geweest!! Zijn gelijknamige zoon Frans werd Franso genoemd, kennelijk om verwarring in het gezin te voorkomen. Uitgeverij Joost van den Vondel maakte voor de oorlog naam met dure prachtuitgaven zoals De Katholieke Encyclopaedie in vijfentwintig delen en de Geschiedenis van Amsterdam in acht delen. De reeksen waren vaak gebonden in leer of perkament. Zo kwam het dat Frans Hoes genoeg connecties had om in de oorlog aan mooi papier en perkament te komen voor zijn illegale uitgaven. De naam van zijn uitgeverij is tevens een blijk van zijn bewondering voor Vondel, Verscheidene van zijn oorlogsuitgaven hebben in taalgebruik of naamgeving een (pseudo-)vondeliaans karakter.
Frans Hoes had twee zonen en het was de bedoeling dat beiden in de uitgeverij van pa kwamen werken. De oudste zou de artistieke kant doen en mocht naar het gymnasium. De jongste was bestemd voor het zakelijke gedeelte en moest naar de handelsschool. Het is allemaal anders gelopen. De oudste zoon ging uiteindelijk naar het groot seminarie en werd kapelaan. De jongste, Franso, was zeer artistiek aangelegd en kon schitterend tekenen. Hij heeft tijdens de bezetting verschillende clandestiene uitgaven van zijn vader van illustraties voorzien. Na de oorlog liep hij stage in Antwerpen en Parijs en werkte vervolgens als redacteur in de uitgeverij van zijn vader, hoewel hij liever een artistieke kant was uitgegaan. Na de dood van Frans Hoes sr. in 1953 ging de uitgeverij over in andere handen en sindsdien werkte Franso als redacteur bij uitgeverijen als Het Spectrum en Malmberg. Hij overleed op 10 november 2001 te Hilversum. | ||||||||||||||||
Vondel, Nietzsche en PunchIn de loop van 1944 worden de uitgaven van Frans Hoes steeds heftiger in hun uitvallen tegen de bezetter en dus steeds gevaarlijker voor de uitgever. Hij geeft in deze tijd werk uit van de Surinaams-Nederlandse schrijver Albert Helman, een oude bekende van hem. In 1922 debuteerde Helman als achttienjarige bij uitgeverij Joost van den Vondel met zijn dichtbundel De glorende dag. Die titel zou Frans Hoes in 1945 nog eens gebruiken als naam van een uitgeverij die zogenaamd in 's Hertogenbosch was gevestigd. Helman publiceerde indertijd deze eersteling onder zijn eigen naam Lodewijk Lichtveld.Ga naar eind8 In de zomer van 1944 verscheen Rei van Smeeckelingen door ‘Joost van den Vondel’. Helman schrijft in zeventiende-eeuws Nederlands van eigen makelij een felle aanklacht tegen Hitler, Goebbels en hun trawanten in een gedicht van zestien maal vijf regels. De oplage van dit hekeldicht bedraagt 550 exemplaren, meer dan de meeste illegale uitgaven van Hoes. Dit boekje kreeg geen | ||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||
band van perkament, maar moest het doen met een simpele omslag van slap karton. Wel werd het verlucht met twee tekeningen van de schilder A.W.J.M. (Toon) Noyons (1912-1977), die met de hand waren ingekleurd.
Een ander boek uit 1944 was Friedrich Nietzsche, Aldus sprak Zarathustra, uitgegeven door ‘De twee Fonteinen in Driebergen’, met een omvang van tweehonderd pagina's en gebonden in half perkament. In strijd met de suggestie op het titelblad was niet Friedrich Nietzsche de auteur, maar wederom Albert Helman. Het bevatte een studie over het karakter van het Duitse volk, aan de hand van citaten van Duitse schrijvers door de eeuwen heen. Helman schreef dit boek op verzoek van Hoes, die een boek wilde maken ‘over de opvatting van Heine en dergelijke Duitse auteurs omtrent hun eigen volk’.Ga naar eind9 Hij wilde de bezetter een literaire spiegel voorhouden. Het boek werd gedrukt door G.G. van Elburg, een kleine drukker in Warmond. Deze verzorgde vaker illegaal drukwerk en was juist bezig met het tweede vel van het vierde hoofdstuk, toen de Sicherheitsdienst een inval deed. Om het zetsel onherkenbaar te maken liet Van Elburg het ‘in pastei vallen’, zoals dat in vakjargon heet, maar hij werd toch gearresteerd. De drukker werd opgesloten in de Haagse gevangenis, waar hij een week gevangen zat zonder te worden verhoord. De bezettende autoriteiten waren dezer dagen van slag - een week na Van Elburgs arrestatie was het 5 september 1944, dat wil zeggen de Dolle Dinsdag waarop vele Duitsers overhaast de benen namen. Intussen liet het verzet de Warmonder niet in de steek. Een verzetstrijdster genaamd “Tante Bertha” wist bij de gevangenisadministratie binnen te komen en Van Elburgs dossier te verdonkeremanen. De gevangene werd overgeplaatst naar Rotterdam, waar de Duitsers de reden van zijn detentie niet goed snapten en hem toen maar vrijlieten!Ga naar eind10 In het jaar 2000 werd Van Elburg vanwege zijn illegale werk uitgeroepen tot ‘Warmonder van de eeuw’. De drukker heeft het boek in 1944 niet kunnen voltooien en het is indertijd verschenen zonder het laatste hoofdstuk en zonder pagina 172. Een inlegvel gaf uitleg over het manco en beloofde een rectificatie na de oorlog. En inderdaad, in 1946 verscheen het complete werk onder de titel Teutonenspiegel: een les in literatuurgeschiedenis, niet bij Frans Hoes maar bij de Amsterdamsche Boek- en Courantmij. Lou Lichtveld hoefde zich na de bevrijding niet langer te bedienen van de schuilnaam Friedrich Nietzsche en bracht het uit onder zijn eigen pseudoniem Albert Helman. Professor J. Dewulf van de Berkeley University behandelt dit boek in zijn recente studie over de Nederlandse clandestiene literatuur tijdens de bezettingsjaren,Ga naar eind11 Hij verwart F. Hoes met de drukker Van Elburg, een foutje waarop ik hem heb gewezen en dat bij de volgende druk gecorrigeerd zal worden.
Punch is de titel van een bundel oorlogsmoppen die was samengesteld door J. Engelenburcht (pseudoniem van Jacobus Hendrikus Antonius Engelbregt (1908-1979), alias pater Lactantius OFM) en Franco de Fransoos (pseudoniem van Franso Hoes). Het boek was geïllustreerd met tekeningen van A. Nonymus (pseudoniem van A.W.J.M. Noyons) en zogenaamd uitgegeven te Utrecht bij Hannibal, Katinka en Co. De gebonden uitgave verscheen begin 1945 in een oplage van 300 exemplaren, waarvan 250 waren genummerd. De tekeningen van Toon Noyons waren ook in deze uitgave met de hand ingekleurd.
In 1992 verscheen een heruitgave bij uitgeverij BZZTÔH in Den Haag onder de titel Punch. Galgehumor uit de Tweede Wereldoorlog. Hans Mulder, die promoveerde op Kunst in crisis en bezetting, verzorgde een nawoord dat een kanttekening behoeft.Ga naar eind12 Het ontgaat Mulder dat de auteur Franco de Fransoos en de uitgever Frans Hoes twee verschillende personen zijn, nl. vader en zoon. Verder meent hij dat er sprake is van een clandestiene groep die in geheel Nederland actief was en een Brabantse achtergrond had, omdat het moppenboek in Oisterwijk gebonden werd. Zogenaamd in Oisterwijk - Frans Hoes placht ook pseudoniemen te gebruiken voor drukkers, binders en plaatsen. Als binders noemde hij bijvoorbeeld Joris van Gaveren te Gent (werkzaam rond 1500) en de Amsterdammer Albertus Magnus (1642-1689), beroemd om zijn prachtbanden. Naar zich laat aanzien is ook de binder Alderabbe te Oisterwijk van fictieve aard. Alderabbe is een Jiddische uitdrukking die betekent ‘gelukkig maar’ of ‘des te beter’. Frans en Franso Hoes, pater Engelbregt en Toon Noyons woonden toen allen in Amsterdam. | ||||||||||||||||
Ter gedachtenisLisette Lewin schrijft op de achterflap van de heruitgave van Punch dat Frans Hoes tijdens de oorlog een twintigtal boekjes heeft uitgegeven, vaak met een duidelijke verzetsstrekking. Het waren om precies te zijn 22 uitgaven, vijftien boeken en zeven rijmprenten. ‘Boekjes’ is wat zwak uitgedrukt, gelet op de tweehonderd pagina's van Zarathustra. De rijmprenten komen in de handel maar zeer zelden voor, maar zijn gelukkig wel te zien op internet.Ga naar eind13 Wanneer we aan de hand van de catalogus van Dirk de Jong een toptien van clandestiene uitgevers samenstellen, staat Frans Hoes met 22 uitgaven op de zevende plaats. Lisette Lewin schenkt in haar onvolprezen Het clandestiene boek 1040-1945 ruime aandacht aan de eerste zes van deze clandestiene toptien, maar Hoes wordt slechts één keer genoemd. Dat is geen verwijt, want haar boek was al dik genoeg (375 pagina's).Ga naar eind14 Zij schat het aantal uitgevers en reeksen op negentig. Gelet | ||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||
op het feit dat Frans Hoes voor ieder boek een nieuwe uitgeverij bedacht, neemt hij van die negentig maar liefst vijftien voor zijn rekening! Over de nummers een tot en met zes zijn genoeg gegevens voorhanden. Over De Bezige Bij, De Blauwe Schuit, A.A.M. Stols en andere oorlogsuitgevers is uitgebreid geschreven. Frans Hoes is tot dusverre een leemte in het onderzoek en de geschiedschrijving. Hij verdient het aan de vergetelheid te worden ontrukt - vandaar dit artikel.
Lijst van namen van uitgeverijen gebruikt door Frans Hoes:
‘Hij is malende’, in: Punch (1945). Bijzondere Collecties UvA.
‘De beste grap: und doch habt ihr gesiegt’, in: Punch (1945). Bijzonders Collecties UvA.
|
|