Column
Performancekunst
Arnon Grunberg
De columns van Arnon Grunberg in De Boekenwereld zijn gebaseerd op zijn archief, dat wordt bewaard in de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Foto Stephan van der Linde.
Stefan Hertmans ontmoette ik voor het eerst tijdens een bijeenkomst van de Roemeense schrijversvakbond in een Roemeense badplaats. Misschien had ik hem voor die tijd weleens de hand geschud, maar deze vermoedelijke uiting van beleefdheid had in elk geval niet lang genoeg geduurd om ‘ontmoeting’ te mogen heten.
In Roemenië kwamen wij nader tot elkaar; Hertmans wist alles, kende iedereen en was bereid iets van zijn informatie met mij te delen.
Waarom mijn Roemeense uitgeefster mij had uitgenodigd de jaarlijke bijeenkomst van de Roemeense schrijversvakbond bij te wonen weet ik niet meer. Wat ik daar precies deed, kan ik me ook al niet goed herinneren, maar ik geloof desalniettemin dat ik een genoeglijke tijd aan de Zwarte Zee heb doorgebracht.
Vooral staat me bij dat ik een prijsuitreiking heb bijgewoond voor Pamuk, een man die de uitstraling had van een uitgebluste ambtenaar. Dat zegt uiteraard niets over zijn schrijfkwaliteiten, al maakte zijn dankwoord eveneens een uitgebluste indruk.
Ruim negen maanden later gaf ik op verzoek van Hertmans een lezing in Gent over ethiek. Na afloop van de lezing was een diner georganiseerd, het minste dat wat mij betreft naast de meestal geringe vergoeding tegenover een lezing mag staan.
Bij dat diner waren niet alleen mijn petekind en zijn moeder aanwezig, maar ook de theatermaker Jan Fabre en zijn vriendin.
Nu kende ik Fabre uit een ver verleden, toen ik als aspirant-acteur bij hem in Antwerpen auditie had gedaan.
Er waren veel mensen op die auditie afgekomen en Fabre liet ons oefeningen doen op het podium. Af en toe zette hij de oefening stil, liep als een Napoleon over het podium en zei: ‘Jij mag weg, jij mag weg, jij mag weg.’
Ik hoorde bij de tweede lichting die weg mocht, en ik kon enige tevredenheid niet onderdrukken dat ik niet bij de eerste lichting had gezeten. Misschien was ik stiekem ook wel opgelucht, want ik kon niet goed inschatten hoe het zou zijn geweest om voor langere tijd met een theatermaker op te trekken die in die tijd bij een breder publiek vooral bekendheid genoot omdat hij op het podium vissen had laten sterven.
Bij het diner na de lezing was ik onder de indruk van Fabres vriendin, een schoonheid uit Oost-Europa en danseres.
Ik heb een zwak voor schoonheden uit Oost-Europa, vooral omdat ik in december 2008 met Amerikaanse mannen naar Odessa was afgereisd om daar een vrouw te zoeken.
Het eten was uitstekend, Stefan Hertmans was zoals altijd een voortreffelijk gastheer, en Fabre praatte uitvoerig over moed.
Ik geloof dat wat hem betreft kunst en moed samen moesten gaan. Het leek mij daarom niet meer dan logisch nadat ik een tijdje naar zijn uitspraken over moed en risico's had geluisterd, hem uit te nodigen om met mij van Turkije naar Irak te reizen.
Ik was al twee keer met het vliegtuig naar Irak geweest, ik had het plan opgevat om de derde keer over land te gaan.
Uiteraard nodigde ik de Oost-Europese vriendin uit om mee te gaan op deze reis, want alleen met Fabre door Turkije en Irak trekken leek mij als performancekunst minder interessant dan met hem én zijn vriendin.
De vriendin leek bovendien aanmerkelijk enthousiaster over dit plan dan Fabre zelf, en alleen al daarom zette ik door. Ik stond op een schriftelijke verklaring.
Voor zover ik me kan herinneren hield Hertmans zich buiten de onderhandelingen.
Aan het einde van de avond werd de verklaring ondertekend door Fabre, zijn vriendin en door mij.
In Humo schreef ik nog een brief aan Fabre, maar helaas heb ik nooit meer iets van hem gehoord. Een jaar later reisde ik noodgedwongen zonder Fabre en zonder zijn vriendin per auto, bus en trein van Istanbul naar Bagdad.
Maar als hij en/of zijn vriendin de behoefte voelt de reis nu met mij te ondernemen doe ik het graag nog een keer over.
Een man een man, een woord een woord.