De Boekenwereld. Jaargang 29
(2012-2013)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
[pagina 51]
| |
Op 28 februari 1925 werd in Amsterdam het Nederlandsch Verbond van Boekenvrienden opgericht. In hetzelfde jaar werden op initiatief van het NVB voor het eerst de vijftig beste boeken gekozen door een commissie bestaande uit J.F. van Royen, voorzitter, W.A. van Leer, B. Modderman, S.H. de Roos en C. Veth. Dat zou, met wisselende commissies, in 1926, 1929 en 1930/31 herhaald worden.
2 S.H. de Roos, band voor Dr. H.P. Berlage, bouwmeester, W.L. & J. Brusse, Rotterdam 1925.
3 Anton Kurvers, band voor C.W.J. Schorteldoek, Watervoorziening van gebouwen, 1923.
In het woord vooraf bij het juryverslag van 1925 verwachtte het NVB-bestuur dat van de selectie, behalve scholing van het publiek, een stimulerende werking zou uitgaan op uitgevers en anderen die boeken lieten verschijnen of vervaardigden: ‘Zijn wij ook hier te lande reeds zoover, dat een onverschilligheid voor den vorm, waarin de inhoud van het boek ons wordt geboden, tot het verleden behoort, in werkelijkheid zijn wij nog niet daartoe genaderd, dat zijn uiterlijke verschijningsvorm algemeen die waardigheid heeft, waarop het krachtens onze traditie recht kan doen gelden (...).’Ga naar eind1 De commissie constateerde in de inleiding dat weinig ingestuurde boeken beneden een ‘behoorlijk gemiddelde’ bleven en dat bovendien het kwaliteitsverschil tussen commerciële en minder aan prijsberekening gebonden bibliofiele uitgaven kleiner werd. De volgende criteria werden gehanteerd voor de selectie: voldoet het boek aan het gestelde doel; is de uitvoering in overeenstemming met de inhoud; maar vooral, zijn de factoren die het uiterlijk bepalen, zoals letter, zetwijze, pagina-indeling, papier, band enz., esthetisch op elkaar afgestemd en technisch goed uitgevoerd? Gezien de samenstelling van de jury zullen private press- drukker Van Royen, criticus en boekontwerper Veth en typograaf en letterontwerper De Roos het esthetische aspect voor hun rekening hebben genomen, terwijl drukker Modderman en fabrikant Van Leer meer de technische kant beoordeelden. De jury vond dat in veel gevallen een mooie opzet bedorven werd door een niet tot in onderdelen verzorgde uitvoering, dat soms een goedgekozen letter te wijd was gezet of in te lange regels, of dat op minder passend papier werd gedrukt. Niet zelden ook vielen op zichzelf te prijzen illustraties uit de toon of deed de band afbreuk aan de totaalindruk van het boek. | |
De vijftig beste boeken van NederlandTot welke keuzes leidden deze criteria en goede bedoelingen? Wat opvalt is dat veel meer dan tegenwoordig het boek zelf als uitgangspunt genomen werd en niet de grafisch ontwerper. Inde meeste gevallen zijn de bekroonde boeken typografisch verzorgd door de uitgever of drukker (26 van de 50). De typografen Sjoerd de Roos, Jan van Krimpen en Charles Nypels namen negentien boeken voor hun rekening. De Roos en Van Krimpen ontwierpen bij voorkeur ook de band, maar vaak werden daarvoor ontwerpers of tekenaars/illustratoren gevraagd als Roelf Gerbrands, Johan Briedé, Fokko Mees of Richard Roland Holst. De kersverse, in 1923 door De Roos ontworpen letter Erasmus Mediaeval was populair, evenals diens inmiddels klassieke Hollandse Mediaeval uit 1912. De eerste werd in totaal maar liefst in twintig boeken toegepast, de tweede in acht. Als voorbeeld van een samenwerking die tot een bekroning leidde noemen we het liber amicorum Dr. H.P. Berlage, bouwmeester. Dat boek is gedrukt onder leiding van uitgever W.L. & J. Brusse door G.J. Thieme te Nijmegen met als lettertype de Erasmus-Mediaeval. De linnen band met goudstempel is ontworpen door S.H. de Roos. [afb. 2] De uitgeverijen die het meest in de prijzen vielen waren W.L. & J. Brusse te Rotterdam en E.M. Querido te Amsterdam, met elk vijf bekroonde boeken, en verder Hijman, Stenfert Kroese & Van der Sande | |
[pagina 52]
| |
te Arnhem, C.A. Mees in Santpoort en A.A.M. Stols in Maastricht met elk vier. Uitgeversmaatschappij Kosmos, in 1925 pas twee jaar actief, werd niet bekroond - maar het is ook de vraag of ze boeken had ingestuurd. Het had gekund, want onder de ontwerpers van de Kosmos-uitgaven vinden we coryfeeën als Anton Kurvers en Jan van Krimpen. Kurvers werd gezien als navolger van de architect H.Th. Wijdeveld, die in 1917 boekvormelijk Nederland op zijn kop had gezet met de vormgeving en typografie van het tijdschrift Wendingen. Van Krimpen werd, net als Sjoerd de Roos en Charles Nypels, gerekend tot de ‘typografen’. De decoratieve ‘onleesbare’ typografie van Wijdeveld werd door hen fel veroordeeld, omdat zij vooral een goede leesbaarheid voor ogen hadden.Ga naar eind2 De commissie van de Vijftig Beste Boeken in het jaar 1925 behoorde duidelijk tot de laatste school, zoals ook blijkt uit de toekenningen. Kurvers had voor Kosmos de band en gezien de stilistische overeenkomsten waarschijnlijk ook de titelpagina ontworpen voor Watervoorziening van gebouwen van C.W.J. Schorteldoek [afb. 3]. Van Krimpen verzorgde de bandstempels voor prof. ir. J.G. Wattjes' magnum opus, het vierdelige Constructie van gebouwen. [afb. 4] Twee ontwerpers uit verschillende richtingen in één fonds, dat vraagt om een toelichting. Het antwoord is eenvoudig, het was niet uitgeverij Kosmos geweest die de ontwerpers had gekozen, het waren de auteurs geweest die daarop hadden aandrongen en uitgever Jac. van der Kolk was daarin meegegaan. Het betrekken van ontwerpers van naam bij het verzorgen van haar uitgaven was nieuw voor Kosmos.
Het beoordelen of boeken goed zijn ontworpen is een subjectieve bezigheid, waarbij het van belang is dat de selectiecriteria zo objectief mogelijk geformuleerd zijn. Het criterium ‘waardigheid’, waarop volgens het bestuur van het Nederlandsch Verbond van Boekenvrienden ‘de uiterlijke verschijningsvorm van het boek krachtens onze traditie recht heeft’, is echter hopeloos subjectief. De commissie zelf heeft bij de beoordeling minder subjectieve criteria gehanteerd, zoals we zagen, maar ook haar esthetisch oordeel is onvermijdelijk subjectief. Dan is de beoordeling of een boek technisch goed is uitgevoerd eenvoudiger: het is op het eerste gezicht duidelijk dat een boekblok scheef in de band zit of dat de zetspiegels van twee achtereenvolgende pagina's op één blad niet registeren. Tot op de dag van vandaag gaan discussies in jury's van de Best Verzorgde Boeken veel minder over de goede of slechte technische uitvoering van een boek - daarover is iedereen het snel eens - dan over de esthetische kant. De ‘typografen’ in deze eerste commissie van de Vijftig Beste Boeken in Nederland waren echter eensgezind in hun opvattingen - veel meer dan in huidige jury's het geval is.Ga naar eind3 Hun opmerking in de inleiding dat ze bij de beoordeling van de ingezonden werken geen rekening hebben gehouden met een bepaalde richting wordt weersproken door de eenzijdige selectie. Bij hun keuze is steeds het bibliofiele boek, dat volgens eigen zeggen minder dan gewone uitgaven aan prijsberekening gebonden is, het ijkpunt. En daar zit hem nu juist de kneep: gewone uitgevers als Kosmos waren aan prijsberekening gebonden of, anders gezegd, moesten in tegenstelling tot de private press-drukkers van bibliofiele uitgaven hun boeken ook echt verkopen om een gunstig economisch resultaat te halen. In de vormgeving moest Kosmos dus altijd rekening houden met de omstandigheid dat het publiek overgehaald of beter ‘verleid’ moest worden het boek te kopen. En dit criterium speelde geen enkele rol bij de keuze van de Vijftig Beste Boeken in 1925, evenmin als het dat vandaag bij de jury's van de Bestverzorgde Boeken doet.
4 Jan van Krimpen, band voor J.G. Wattjes, Constructie van gebouwen, deel II, 1930.
5 Jan Rot, omslag voor W. Harmsen, Hoe maak ik zelf een electrodynamische luidspreker? 1930.
6 Hans Borrebach, omslag voor P. Burgersdijk-Kolkmeijer, Kentering, W.L. & J. Brusse, Rotterdam 1931.
Een typografische band of omslag, aansluitend bij de typografie van het binnenwerk, is bij een goed verzorgde bibliofiele uitgave bijna onvermijdelijk en de sporadisch voorkomende illustratie op de omslag is zo goed als altijd ondergeschikt aan de typografie. Dat een typografische omslag niet verkoopt en een evocatief beeld op de omslag dus bijna noodzaak is, wordt niet meegewogen in de beoordeling, [afb. 5 en 6] Juist de manier waarop uitgevers op een bevredigende, ‘esthetische’ wijze dit uitgangspunt incorporeren in de vormgeving van hun boeken zou een even belangrijk criterium bij de beoorde- | |
[pagina 53]
| |
ling moeten zijn. Dat uitgeverij Kosmos, onder leiding van Jac. van der Kolk, daarin regelmatig slaagde, wordt duidelijk uit de hiernavolgende analyse van de boekvormelijke aspecten van het fonds in de periode 1923 tot 1955.
7 Aart van Dobbenburgh, band voor L. de Hartog-Meyjes, Vrouwen, 1929. De typografie werd verzorgd door de uitgever.
8 Nans Amesz, omslag voor Mariken van Nimwegen, bew. Martien Beversluis, 1928. De typografie werd verzorgd door de uitgever.
9 Anton Kurvers omslag voor Paul Bromberg, Het Hollandsch interieur, 1933 (tweede druk).
| |
Kosmos bekroondIn 1926 werd het eerste boek van Kosmos bekroond, de ‘weelde-uitgave’ van Nieuw-Nederlandsche Bouwkunst van de eerder genoemde Delftse hoogleraar J.G. Wattjes, dat in datzelfde jaar was verschenen. De beschrijving in de catalogus is feitelijk, de uitverkiezing wordt niet inhoudelijk toegelicht.Ga naar eind4 Omdat dit boek representatief is voor de manier van werken van uitgever Van der Kolk, voor zover het boeken op het gebied van architectuur betreft, volgt verderop de ontstaansgeschiedenis. In 1929 werden twee boeken van Kosmos geselecteerd: Vrouwen door L. de Hartog-Meyjes, gerealiseerd onder leiding van de auteur en illustrator Aart van Dobbenburgh, waarbij de laatste voor het ontwerp van de band tekende [afb. 7]; en Mariken van Nimwegen, bewerkt door Martien Beversluis, opnieuw onder leiding van Kosmos gerealiseerd met een band naar ontwerp van illustrator Nans Amesz.Ga naar eind5 [afb. 8] In 1932 werd Het Hollandsch interieur van Paul Bromberg geselecteerd, ontworpen door Anton Kurvers.Ga naar eind6 Het was de laatste Vijftig Beste Boeken voor de oorlog. De decoratieve richting was nu inmiddels wel door de typografen geaccepteerd. [afb. 9] In 1948 werd de draad weer opgepakt. Het misleidende adjectief ‘beste’, dat immers ook op de inhoud kon slaan, werd vervangen door ‘best verzorgde’. Bovendien kreeg een aantal boeken dat niet werd gekozen wel een eervolle vermelding voor een bepaald goed verzorgd onderdeel van de boekvormgeving, zoals band en stofomslag, zetwerk of illustraties. In de lijst van 1932 was de band bij de beoordeling nog geen factor van belang, omdat de jury een in haar ogen onrechtvaardig verschil constateerde tussen de goed ontworpen uitgeversband en boeken die verschenen in een voorlopige ‘cartonnage’, met de bedoeling om later, volgens de persoonlijke smaak van de bezitter, gebonden te worden.Ga naar eind7 In 1948 bestond de traditie van het zelf laten binden van boeken nauwelijks meer en was de uitgeversband - al of niet met stofomslag - regel geworden. Kosmos kreeg in 1950 een eervolle vermelding voor de door Frans Hazeveld getekende stofomslag van Sprongen in de branding van Belcampo. [afb. 10] Een jaar later zou Het eigen huis van J.P. Fokker worden bekroond als Best Verzorgd Boek. Deze derde druk was volledig nieuw ontworpen door Albert Klijn. Hij had de lay-out en het ontwerp van band, bandstempel en stofomslag voor zijn rekening genomen. De jury vond het een aantrekkelijk boek met een kloeke opbouw, maar voor de titelpagina en stofomslag kon ze geen waardering opbrengen: ‘niet geslaagd’ luidde het strenge oordeel.Ga naar eind8 [afb. 11] In 1955 zou opnieuw een boek over architectuur in de prijzen vallen: Na-oorlogse bouwkunst van J.P. Mieras, ontworpen door Charles A. Jongejans. [afb. 12] Die had de opdracht gebruik te maken van bestaande clichés en de jury vond dat hij dat uitstekend had opgelost. De groepering der afbeeldingen was weloverwogen en de behandeling van de bijschriften en rubriektiteltjes ondersteunde het documentaire karakter en vergemakkelijkte de oriëntatie in het boek.Ga naar eind9 | |
[pagina 54]
| |
De vormgeving van Nieuw-Nederlandsche bouwkunstVoor het ontwerp van de omslag van de eerste uitgave in 1924 van Nieuw-Nederlandsche Bouwkunst had auteur Wattjes Theo van Doesburg voorgesteld. Daar voelde Van der Kolk niet veel voor. Het publiek dat het boek in de etalage zou zien liggen kon de indruk krijgen dat in overeenstemming met de verwachte omslag de inhoud alleen ‘ultra-moderne’ ontwerpen zou bevatten.Ga naar eind10 Toen Van Doesburg om die reden afviel, stelde Wattjes voor de versiering voor de band te laten tekenen door een van de volgende architecten: 1. P. Kramer, 2. M. de Klerk, 3. P. Vorkink & Jac. Ph. Wormser. 4. H.Th. Wijdeveld. Van der Kolk schreef aan G.P. Tierie die het boek typografisch zou verzorgen: ‘Zou het niet 't beste zijn, dat u een van deze heeren verzocht een teekeningetje te willen verschaffen? Indien wij als uitgever het zouden vragen, verwachten wij weinig succes.’Ga naar eind11 Geen van de genoemde vier architecten had tijd of zin, waarop Tierie architect Dirk Roosenburg voorstelde, die hij kende van de Tentoonstelling van Kunstnijverheid in Rotterdam.Ga naar eind12 Van der Kolk achtte zichzelf niet bevoegd te beoordelen of Roosenburg een vignet zou kunnen tekenen dat geheel in overeenstemming was met het karakter van het boek en vroeg de mening van Wattjes. Hij vreesde het ergste, want het werk van Roosenburg was niet opgenomen in Wattjes boek.Ga naar eind13 Die vrees deelde Wattjes niet, want hij ging akkoord met Roosenburg als ontwerper van de band. [afb. 13] C.W.J. Schorteldoek, assistent van Wattjes aan de Technische Hogeschool in Delft en auteur van het eerder genoemde Watervoorziening van gebouwen, fotografeerde de in het boek afgebeelde gebouwen, voor zover de foto's niet geleverd werden door de architecten zelf.Ga naar eind14 De typografische verzorging van Nieuw-Nederlandsche Bouwkunst was als gezegd in handen van G.P. Tierie. [afb. 14] Het is het eerste boek in het fonds van Kosmos waarvan de typografische verzorging werd uitbesteed aan een buitenstaander. Van der Kolk zag de noodzaak in, mede gestimuleerd door Wattjes, dat een boek over de internationaal gewaardeerde Nederlandse architectuur ‘is gebonden met linnen rug in den geest van het door de firma Brusse uitgegeven boek “Bogtman, Methodisch Ontw. van Ornament”’, zoals hij schreef aan Tierie. [afb. 15] In plaats van een geheel bedrukt omslag, zoals bij het boek van Bogtman, zou wellicht ook een opgeplakt etiket, dat typografisch zeer goed gezet is, gebruikt kunnen worden.Ga naar eind15 Ook vroeg Van der Kolk advies aan Tierie met betrekking tot de te gebruiken papiersoort. Moest het tekstgedeelte misschien worden gedrukt op ongesatineerd, opdikkend Engels papier of zou dit het uiterlijk van het boek schaden?Ga naar eind16 Het door Tierie gekozen, in Amerika geproduceerde omslagpapier Bay Path Cover was bij papierleverancier Bührmann alleen in bruin op magazijn. Graag wilde Van der Kolk weten welke combinatie van papier en linnen Tierie op het oog had.Ga naar eind17 Een omslag ‘in de geest van de door de firma Brusse uitgegeven boeken’ was gewenst, vond Van der Kolk, anders zou de band kunnen beschadigen.Ga naar eind18 En omdat uit de praktijk bleek dat de boekhandel het boek met de omslag eromheen zou etaleren, vond Van der Kolk dat het voor de band ontworpen vignet ook in zwart op de omslag moest worden afgedrukt.Ga naar eind19
10. Frans Hazeveld, omslag voor Belcampo, Sprongen in de branding, 1950.
11 Albert Klijn, omslag voor J.P. Fokker, Het eigen huis, 1951 (derde druk).
12 Charles Jongejans, omslag voor J.P. Mieras, Na-oorlogse bouwkunst in Nederland, 1954.
| |
[pagina 55]
| |
13 D. Roosenburg, band voor J.G. Wattjes, Nieuw-Nederlandsche bouwkunst, 1924.
16 Dirk Roosenburg, band voor J.G. Wattjes, Nieuw-Nederlandsche bouwkunst, 1929 (derde druk).
14 G.P. Tierie, titelpagina voor J.G. Wattjes, Nieuw-Nederlandsche bouwkunst, 1924.
15 W. Bogtman, Methodisch ontwerpen van ornament, W.L. & J. Brusse, Rotterdam 1922.
De tweede ongewijzigde druk verscheen in 1926 onder de titel Nieuw-Nederlandsche bouwkunst. Eerste bundel. De voor deze druk gekozen letter week slechts weinig af van die van de eerste druk. Van der Kolk stuurde Tierie de proef van het hele voorwerk toe met het verzoek er nog even naar te kijken en aan te geven hoe de toevoeging ‘Eerste bundel. Tweede, ongewijzigde druk’ op de titelpagina geplaatst moest worden.Ga naar eind20 In hetzelfde jaar verscheen ook de tweede bundel, waarvoor Roosenburg opnieuw het vignet voor de band en omslag ontwierp. | |
[pagina 56]
| |
Tierie verzorgde de uitgave typografisch, evenals de in hetzelfde jaar verschenen ‘weelde-uitgave’, waarin de twee bundels samengevoegd waren in één band. Het is deze luxe-editie die in 1926 werd geselecteerd bij de Vijftig Beste Boeken.Ga naar eind21 Het ontwerpen van het vignet voor de tweede bundel kostte Roosenburg veel tijd en hij was er niet tevreden over, maar het vignet voor de weelde-uitgave ging hem makkelijker af.Ga naar eind22 [afb. 16] De halfleren band met linnen platten van deze uitgave werd voorzien van een goudstempel.Ga naar eind23 In 1929 zou de derde en laatste druk van Nieuw-Nederlandsche bouwkunst verschijnen, opnieuw de twee delen in één band. Dit keer vroeg Van der Kolk architect J.E. Wiersma de band en omslag te ontwerpen.Ga naar eind24 Met Wiersma had hij bijzonder goede ervaringen opgedaan bij het ontwerp van de band en de omslag van het in 1927 verschenen boek van Wattjes over moderne architectuur buiten Nederland.Ga naar eind25 [afb. 1] | |
Technische boekenAndere uitgaven van Kosmos in deze jaren waren uiteraard ook ontworpen, maar op een terloopse en informele manier die zijn oorsprong vond in het in technische boeken gespecialiseerde fonds van de Weduwe J. Ahrend & Zoon.Ga naar eind26 Deze voorloper van Kosmos was op zijn beurt schatplichtig aan de manier waarop eind negentiende en begin twintigste eeuw boeken werden uitgegeven, vooral in Duitsland. Vaak hadden deze eenvoudige stempelbanden en een typografie die door de uitgever of drukker was bepaald, zoals het geval is bij G.J. Harterink, Storingen in electrische installaties (1906). [afb. 17 en 18] In een enkel geval vroeg de uitgever aan de auteur de omslag te ontwerpen. De auteurs moesten in dat geval wel beroepsmatig met ontwerpen bezig zijn, zoals architecten of kunstnijveraars. Zo ontwierp de architect L. Zwiers zelfde band voor de derde druk (1919) van zijn Beknopte handleiding voor het landmeten, waar de eerdere drukken (1904 en 1911) nog eenvoudige stempelbanden hadden, [afb. 19]. De succesvolle veelschrijver J. Godefroy publiceerde jarenlang voor Ahrend en tot 1936 ook voor Kosmos vooral over de geschiedenis van kunst, architectuur en kunststijlen. Ook hij ontwierp regelmatig de banden en omslagen voor zijn eigen boeken, zoals bijvoorbeeld de band voor het eerste boek van zijn hand dat bij Ahrend verscheen, De Empire-Stijl (1804-1814) en zijn ontstaan uit 1910. [afb. 20] De met de initialen DH gesigneerde banden voor G.J. Harterink, Gebreken en storingen (1922) en Electrische leidingen (1922), zijn misschien gemaakt door de zoon van Harterink. [afb. 21 en 22] Het was niet ongebruikelijk, zoals we later ook in het fonds van Kosmos zullen zien, dat de auteur aan een uitgever voorstelde zijn talentvolle zoon de omslag te laten ontwerpen. In 1923 ging het fonds van Ahrend over naar de in januari in Amsterdam gestarte N.V. Uitgevers-maatschappij ‘Kosmos’. Onder de nieuwe titels van Kosmos vinden we Electrotechniek, een leerboek voor het middelbaar technisch onderwijs [afb. 23] en Electriciteit voor bouwvaklieden, [afb. 24]. Het eerste boek volgt nog steeds de traditie van de voor technische boeken gebruikelijke eenvoudige stempelband, het tweede is gesigneerd J.A. de Boer. De ontwerper of liever ‘tekenaar’ doet zijn intrede.
17 Band voor G.J. Harterink, Storingen in electrische installaties, Wed. J. Ahrend & Zoon, Amsterdam 1906.
18 Titelpagina voor G.J. Harterink, Storingen in electrische installaties, Wed. J. Ahrend & Zoon, Amsterdam 1906.
19. L. Zwiers, band voor L. Zwiers, Beknopte handleiding voor het landmeten en waterpassen, Wed. J. Ahrend & Zoon, Amsterdam 1919 (derde druk).
20 J. Godefroy, band voor J. Godefroy, De Empire-Stijl (1804-1814) en zijn ontstaan, Wed. J. Ahrend & Zoon, Amsterdam 1910.
| |
[pagina 57]
| |
21 Band (gesigneerd ‘DH’) voor G.J. Harterink, Gebreken en storingen in electrische machines, Wed. J. Ahrend & Zoon, Amsterdam 1922.
22 Band (gesigneerd ‘DH’) voor G.J. Harterink, Electrische leidingen en hare berekening, Wed J. Ahrend & Zoon, Amsterdam 1922.
23 Band voor G.L. Ludolph en A.D. Mesritz, Electrotechniek, 1923.
24 J.A. Boer (?), band voor E.H. Smid, Electriciteit voor bouwvaklieden.
|
|