De Boekenwereld. Jaargang 29
(2012-2013)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
[pagina 11]
| |
Kenneth Boumann (Curaçao 1944-1956; Suriname 1956-1962; Brussel 1962-1966; Gent 1966- heden) studeerde Engelse en Nederlandse taal- en letterkunde in Gent, en was tot 2003 vertaler Nederlands bij de Europese Commissie in Brussel. Hij verzamelt boeken, prenten en documenten over ‘de West’, zoals West-Indië in de koloniale tijd (ca. 1650-1950) werd genoemd. Zijn verzamelgebied is nog breder, omdat ook de Britse Caribische eilanden, de Franse en de voormalige Deense Antillen binnen zijn definitie van West-Indië vallen, en hij daarbinnen alles verzamelt wat onder de ruime paraplu ‘cultuur’ valt. Zo hebben voor de leek nauwelijks vergelijkbare onderwerpen als slavernij en botanische kunst van de tropen allebei een prominente plek in zijn verzameling.
Kenneth Boumann. Foto Monique Kooijmans.
| |
Verweven verledenBoumann beschouwt zijn boeken, prenten, kaarten, foto's en documenten als een liefhebberij in de letterlijke zin van het woord, maar gebruikt - met enige ironie - ook wel de term ‘oud papier’. In de bundel Uit de Schaduw. Twintig jaar Nederlands Genootschap van Bibliofielen (Amsterdam 2011) benoemt hij de drie pijlers waarop zijn collectie rust. In de eerste plaats is dat het koloniale, geografische en chronologische bestek dat boven werd aangeduid; in de tweede plaats is zijn insteek primair Nederlands en bij uitbreiding Europees; en in de derde plaats is zijn collectie Creools, zoals die term in Suriname en het Surinaams Nederlands wordt begrepen. Hij is een gepassioneerde maar gulle verzamelaar, die ruimhartig bruiklenen geeft voor tentoonstellingen. Verscheidene objecten uit zijn collectie zijn te zien op de expositie Slavernij Verbeeld, die de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam van medio juni tot eind september 2013 organiseren ter herdenking van de Nederlandse afschaffing van de slavernij in 1863. Gastconservatoren zijn tv-presentator en cabaretier Jörgen Raymann en diens dochter Melody, die in een gefilmd gesprek met Boumann een keus uit zijn collectie hebben gemaakt, met de nadruk op Suriname.
Als West-Indische Nederlander voelt Kenneth Boumann zich persoonlijk verbonden met de geschiedenis die Nederland en West-Indië sinds het midden van de zeventiende eeuw delen. Die gedeelde geschiedenis omvat ook minder fraaie kanten zoals het kolonialisme en de slavernij, die afhankelijk van ieders persoonlijke visie en emotie in heel verschillende tinten grijs of zwart worden afgeschilderd. Beide aspecten horen echter onverbrekelijk bij dat koloniale verleden, waarvan zijn voorgeslacht eeuwenlang deel uitmaakte. Beide moeten daarom met de nodige kennis zorgvuldig in de tijd en de context worden geplaatst. Aldus Kenneth Boumann, die zich daarin verwant voelt met de historicus van de Nederlandse slavernij, emeritus hoogleraar Piet Emmer. Voor Boumann is zijn verbondenheid met het gezamenlijke verleden van Nederland en West-Indië een wezenlijk aspect van zijn identiteit. Die verbondenheid vormt tevens de basis onder en de drijfveer achter zijn collectie, die hij heeft opgebouwd nadat hij in 1966 in Gent was gaan studeren. De eerste stukken vond en kocht hij in de jaren 1962-1970. Omdat hij zich het terrein eigen moest maken, vereisten ze intensief bio- en bibliografisch onderzoek: wie heeft wat wanneer en waarover geschreven? Zo verkende de wetenschappelijke verzamelaar in wording de bibliofiele markt, die hij op den duur grondig leerde kennen en begrijpen. Hij was zich aanvankelijk nauwelijks bewust dat hij aan het begin stond van een leven lang gepassioneerd verzamelen. In woord en e-mail benadrukt hij dat hij niet ineens bedacht een verzameling te gaan aanleggen over West-Indië, maar daar geleidelijk naar toe groeide. Vijftig jaar later liggen de grenzen van zijn verzameling vast. Nieuwe onderwerpen zijn niet te verwachten, afsplitsingen van bestaande wel. | |
De stroom van het verzamelenPiet Buijnsters wijdt in zijn Geschiedenis van de Nederlandse Bibliofilie (Nijmegen 2010) een paragraaf aan Kenneth | |
[pagina 12]
| |
Boumann. Daarin wordt verteld hoe de aankomende verzamelaar tijdens een bezoek aan Amsterdam omstreeks 1968 in de etalage van antiquariaat Simon Emmering aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal een boek over Suriname en enige losse prenten daaruit zag liggen. Ze trokken zijn aandacht, hij ging naar binnen en raakte in gesprek met Emmering, van wie hij toen nog niet wist dat deze in West-Indië was gespecialiseerd. Het gevolg was dat hij vier prenten kocht uit P.J. Benoits Voyage à Surinam. Description des possessions néerlandaises dans la Guyane, uitgegeven in 1839 in Brussel door de Société des Beaux-Arts. Deze prenten markeren het begin van zijn bewuste verzamelen. Later kocht hij ook het boek dat in zijn geheel honderd prenten bevat en dat hij qua inkleuring een van de mooiste exemplaren van deze zeldzame editie noemt. Hij beschrijft de boeiende ontstaansgeschiedenis ervan in Suriname. Catalogus en lezingen (Brugge 1995) verschenen bij de tentoonstelling die de Openbare Bibliotheek ‘De Biekorf’ in Brugge in 1995 organiseerde ter gelegenheid van twintig jaar onafhankelijkheid van Suriname. ‘De Benoit’ is nog steeds een topstuk in zijn verzameling. Het is op de tentoonstelling in Amsterdam te zien, samen met een ander boek dat een mijlpaal vormt in de iconografie van de slavernij: Théodore Bray, Surinaamsche Schetsen en Typen, dat in 1850 in Paramaribo is gepubliceerd. Bray was ‘blank-officier’ of opzichter, en later mede-eigenaar van de plantage Spieringshoek. Dit boek toont in 25 litho's de werkzaamheden op een plantage, maar geeft ook een levendig beeld van de Surinaamse samenleving.
De tentoonstelling in Brugge is een belangrijk moment in het verzamelaarsbestaan van Kenneth Boumann. Hij verdeelt de ontwikkeling van zijn collectie in drie perioden, die hij vergelijkt met de ‘lopen’ van een rivier. Daarvan vormen de jaren 1962-1970 de aanloop en 1970-1995 de ‘middenloop’. Zijn collectie had in 1995 een kwart van de huidige omvang, maar belangrijker dan de kwantitatieve groei is dat sindsdien de breedte en diepte zijn toegenomen. En dat, om in dezelfde beeldspraak te blijven, de monding van de stroom nog niet in zicht is. Zijn verzameling omvat boeken, prenten, topografisch en cartografisch materiaal, documenten, maar ook foto's en twintigste-eeuwse afbeeldingen van Suriname en Curaçao. Soms verwerft hij een kunstvoorwerp, zoals de fijne ivoren negerkop die een duidelijke associatie heeft met de slavernij en die op de tentoonstelling in Amsterdam te zien is. Hij verzamelt geen ‘gewone’ voorwerpen die betrekking hebben op slavernij. De Collectie K. Boumann telt in 2013 ongeveer 4000 boeken, 250 tekeningen en prenten, ongeveer evenveel documenten, en enkele honderden topografische prenten, tekeningen, kaarten en plattegronden. Boumann benadrukt dat getallen weinig zeggen, want dat een bidprentje belangrijker kan zijn dan een dik boek of een kostbare kaart. Hij zinspeelt op het bidprentje van de katholieke geestelijke Paulus Antonius Wennekers, die in 1823 op 33-jarige leeftijd in Paramaribo stierf. Daarop is een zwarte heilige afgebeeld met een Engelse (!) tekst, die laat weten dat onder de zwarte huid een blanke ziel schuilgaat... | |
Sporen van slaven
De antiquaar Simon Emmering (1914-1999). Foto: Reinier Hummelen.
Surinaamse vrouw. Théodore Bray, Surinaamsche Schetsen en Typen (Paramaribo 1850). Collectie K. Boumann.
Zwarte heilige met witte ziel, op het ingekleurde bidprentje van een priester. St. Benedictus de Moor (1524-1589) werd heilig verklaard in 1807. Collectie K. Boumann.
De meest boeiende documenten behoren tot de deelcollectie ‘Slavernij’. Het zijn handschriften of combinaties van druk en handschrift, zoals de slavenverkoopbrieven en de manumissiebrieven. De laatste categorie bevestigt van overheidswege de vrijlating van een slaaf of slavin, nadat zowel de slaaf als diens eigenaar de bepalingen en procedures van het manumissie-reglement stipt in acht hebben genomen. Daarmee was de slaaf voor het eerst baas over eigen lijf en leven. De vrijgelatene moest zich | |
[pagina 13]
| |
wel de rest van zijn leven houden aan het manumissiereglement, dat ook eisen stelde aan zijn privéleven en hem levenslange verplichtingen tegenover de vrijlater oplegde. Indrukwekkend en informatief voor de historicus van de slavernij is de handgeschreven slavenlijst met prijzen en functies van ongeveer 160 slaven van de grote plantage Elisabethshoop aan de Beneden Commewijne uit 1786. Boumann kocht die documenten in 2008 op een veiling bij Bubb Kuyper in Haarlem. Een ontroerend document is de inventaris van de kleine Plantage Oostwaard in het Matapicagebied uit 1792. Ook die bladen zijn handgeschreven. Ze geven een beschrijving van de landerijen en de opstallen, maar ook de namen van de 21 slaven, met inbegrip van de oude en zieke. Meestal droegen ze de namen van weekdagen of de equivalenten daarvan in Afrikaanse talen. De inventaris was opgemaakt voor de overdracht van de plantage aan een nieuwe eigenaar. Hij is te zien op de tentoonstelling. Het jongste document in de collectie heeft niets te maken met de slavernij. Het is een oorkonde naar aanleiding van een wedstrijd voor decoratie en verlichting van Paramaribo bij het huwelijk van Juliana en Bernard in 1937. In de collectie bevinden zich ook als archief de aantekeningen die dominee J.W.C. Ort (1880-1971) gebruikte voor zijn Vestiging van de Hervormde Kerk in Suriname (1667-1800). Dat standaardwerk verscheen in 1963 in typoscript en in 2000 in boekvorm bij de Walburgpers in Zutphen. Aan de titel werd toen Surinaams verhaal toegevoegd.
Inventaris van de plantage Oostwaard, 1792. De slaven worden ingedeeld in ‘mans’, ‘wijven’, ‘jongens’ en ‘mijsjes’. In totaal maken 21 ‘koppen’ deel uit van de inboedel. Collectie K. Boumann.
| |
AntiquarenMet Emmering, de eerste antiquaar bij wie hij een essentiële aankoop deed, onderhield Kenneth Boumann aanvankelijk een zakelijke relatie en later een persoonlijke vriendschap, die duurde tot diens overlijden in 1999. Ze ontmoetten elkaar maandelijks en hij had bij Emmering zelfs een eigen kast met ‘aanwinsten-in-spe’. Tot de opheffing van het antiquariaat in 1997 kocht Boumann bij hem stukken die bepalend waren en zijn gebleven voor de kwaliteit van zijn verzameling. Na 1997 nam Gert Jan Bestebreurtje in Utrecht de rol van Emmering over. Antiquaren waren van groot belang in de opbouw van Boumanns verzameling en zijn dat nog steeds. In de bundel Uit de Schaduw noemt hij een goed gesprek tussen antiquaar en verzamelaar en een langdurige vertrouwensrelatie, essentieel voor zijn manier van verzamelen. Boumann en de antiquaren die in zijn verzamelgebied zijn gespecialiseerd kennen elkaar al lang. Soms wordt voor een omvangrijke of prijzige aankoop een betalingsregeling afgesproken, maar meestal is het boter bij de vis. Zoals iedere verzamelaar klimt Boumann gretig op zijn praatstoel als hij het verhaal van een bijzondere aankoop vertelt. Het Parijse antiquariaat Rodolphe Chamonal had op de laatste beurs in het Grand Palais een object dat voor zijn verzameling heel belangrijk is: een portefeuille met vier zeldzame handgekleurde prenten (aquatinten) naar tekeningen die de predikant L. Stobwasser circa 1830 maakte van de nederzettingen van de Evangelische Broedergemeente op het eiland Antigua. Hetzelfde kerkgenootschap, ook bekend als de Hernhutters, was sinds 1735 gevestigd in Suriname en droeg daar en elders in West-Indië bij tot de emancipatie van de slaven - reden waarom Boumann de portefeuille met aquatinten graag wilde hebben. De vier prenten stonden in de digitale catalogus van Chamonal nauwkeurig beschreven. Eind mei zijn hij en Chamonal het na een briefwisseling eens geworden over de prijs en de betaling. Deze aankoop is een bijzondere verrijking van Boumanns deelcollectie over de Hernhutters of de ‘Unitas Fratrum’ in het Caribisch gebied.
Zoals voor alle verzamelaars is voor Boumann geld geen onderwerp waarover hij graag praat. Hij betaalt zijn aankopen uit een financiële reserve, hij en zijn vrouw leven vrij sober en de verzameling belast alleen het huishoudbudget... Hij verkoopt nooit iets wat hij heeft gekocht, maar schenkt moeiteloos een doublet aan een collegaverzamelaar, zoals hij ook zelf van verzamelaars aanvullingen krijgt. Een medelid van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen gaf hem als aanzet van een grotere schenking het Maandblad uitgegeven van wege de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van de Afschaffing der Slavernij, waarvan in 1855 één aflevering verscheen bij Martinus Nijhoff in Den Haag, en het gelijknamige Tijdschrift dat de voortzetting daarvan was tot 1862, een jaar voor de afschaffing van de slavernij dus. Zelf doet hij afstand van doubletten, wanneer zich een sympathieke bestemming voordoet. Zo had hij een promovendus op bezoek met belangstelling voor de Surinaamsche Mengelpoëzy van P.F. Roos uit 1804. De man had zijn eigen exemplaar bij zich, dat door wateroverlast in zijn woning onherstelbaar beschadigd was. Boumann had twee exemplaren en kon het niet aanzien - hij heeft hem op | |
[pagina 14]
| |
volgende pagina's Paramaribo. P.J. Benoit, Voyage à Surinam (Brussel 1839). Collectie K. Boumann.
| |
[pagina 15]
| |
[pagina 16]
| |
het station van Roosendaal zijn tweede exemplaar overhandigd. Hij herhaalt: voor hem speelt de geldwaarde na verwerving van een object geen rol meer, en verkopen doet hij niet. Kenneth Boumann is verzamelaar en geen belegger of gentleman dealer. | |
VeilingenHet internet is van weinig belang voor zijn manier van verzamelen. Hij is geen ‘jager’ en gaat niet actief op zoek naar objecten. Antiquaren informeren hem mondeling of schriftelijk, hun catalogi zijn belangrijke vindplaatsen en hij bestudeert veilingcatalogi grondig. Het internet gebruikt hij om catalogi aan te vragen en te ontvangen, en voor e-mails met gedetailleerde informatie over en afbeeldingen van belangrijke objecten. Hij koopt vooral, maar niet uitsluitend bij antiquaren. Hij gaat ook naar belangrijke beurzen voor bibliofielen, zoals de internationale beurs Olympia in Londen, de Britse nationale beurs in de Chelsea Old Town Hall, en de jaarlijkse Salon du Livre Ancien in het Grand Palais in Parijs, maar ook naar de Tefaf in Maastricht, waar hij zoekt naar ‘objets d'art’, kleine kunstvoorwerpen die bij zijn collectie passen. Van belangrijke veilingen bezoekt Boumann de kijkdagen, maar hij gaat niet naar de verkoping. Hij doet een schriftelijk bod en neemt het risico dat hij een gewenst object niet krijgt. Dat gebeurde een paar jaar geleden, toen bij Beijers in Utrecht de Beschreibung einer Reise nach Surinam van baron Albert von Sack uit 1821 werd aangeboden. Sebastiaan Albert von Sack, ontdekkingsreiziger en kamerheer van de koning van Pruisen, maakte twee reizen naar Suriname. Zijn brieven over de eerste reis zijn in 1810 in het Engels in Londen gepubliceerd. In 1821 is een Duitse versie verschenen met een tweede deel over de reis van 1812. Kenneth Boumann bezat al een uitmuntend exemplaar van de Engelse editie van de Voyage to Surinam en was op zoek naar de Duitse. De twee banden bij Beijers bleken ooit behoord te hebben tot de bibliotheek van Marie Louise van Oostenrijk, de tweede vrouw van Napoleon. Het was een puntgaaf exemplaar en de richtprijs was laag (€3.000). Boumann bood schriftelijk €4.500, maar werd overboden door een antiquaar die het boek voor €4.600 (exclusief kosten) kocht. Enkele maanden later had hij het in het Grand Palais alsnog kunnen kopen voor €13.000. Boumann heeft het niet gedaan, maar vond de twee delen van de Duitse editie een paar weken geleden toch. Ze waren weliswaar niet in dezelfde uitmuntende staat als die uit de bibliotheek van Marie Louise, maar ze bevatten natuurlijk wel dezelfde informatie en - in dit geval belangrijk - afbeeldingen. Het ging hem vooral om de afbeelding op de titelpagina van het tweede deel: daarop staat half verscholen de hervormde Koepelkerk van Paramaribo, die in 1821 door brand is verwoest, dus in het jaar waarin het boek verscheen. De kerk stond er pas tien jaar en dit is een van de weinige afbeeldingen van het gebouw. Voor Kenneth Boumann was deze zeldzame prent een reden om, tegen zijn principes in, genoegen te nemen met een exemplaar dat niet in onberispelijke staat verkeert. Het exemplaar dat hij nu heeft gekocht is ‘afgevoerd’ uit de bibliotheek van de ZOO in Antwerpen. In het verhaal van deze aanvankelijk mislukte aankoop komen een paar interessante aspecten van zijn verzamelaarschap samen - zijn oog voor detail en zijn streven naar kwaliteit, dat in bepaalde gevallen toch moet wijken voor een informatief belang.
Een recente aanwinst: de vestiging van de Hernhutters op Antigua. Aquatint ca. 1830. Collectie K. Boumann.
Hoewel hij zich afficheert als iemand die graag zaken doet met gerenommeerde antiquaren, koopt Boumann dus ook op veilingen. Zo verwierf hij in 2004 | |
[pagina 17]
| |
en 2005 op de veilingen van de collectie Boudewijn Büch bij Bubb Kuyper in Haarlem drie boekjes uit Büchs Bibliotheca Didina et Pinguina. Een daarvan is de gedichtenbundel De Politieke Bril van de Surinaamse dichter A.W. Marcus (Paramaribo; uitgeverij H.B. Heyde, 1925). Het boekje is aangevreten door muizen en/of kakkerlakken en wordt door Boumann betiteld als een object in de deelcollectie ‘Curiosa’. Marcus drijft in De Politieke Bril de spot met de net opgerichte Hindoestaanse vereniging Nawa Yuga Oeday (aanvang van een nieuw tijdperk). Zijn spot was voorbarig, want de Aziatische immigranten wisten zich effectief te organiseren. | |
AbolitionistenBinnen zijn deelcollectie ‘Slavernij’ vindt Boumann de abolitionistische boeken en brochures het belangrijkst. De schrijvers daarvan vormden de intellectuele en morele voorhoede die in Europa en de Verenigde Staten streefde naar afschaffing van de slavernij. Zij hebben, zoals hij het mooi formuleert, ‘de ziel van Europa teruggewonnen’. Uit deze collectie zijn verschillende stukken op de Amsterdamse tentoonstelling te zien. Het Nederlandse abolitionisme kwam laat op gang, maar het kreeg spoedig de wind in de zeilen. De Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van de Afschaffing van de Slavernij gaf een eigen tijdschrift uit en schrijvers als Wolter Robert van Hoëvell en Julien Wolbers bewerkten de publieke opinie. Van Hoëvell trok van leer in zijn Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet van 1854: ‘Suriname heet een deel van Neêrlands bezittingen, waar deze nationale zonde nog dagelijks wordt gepleegd. Suriname is de kolonie, die een onuitwisbaren smet werpt op den rijkdom en den handel en de vrijheid en den Christenzin van Nederland! Suriname is eene donkere bladzijde in de geschiedenis van Nederland en vernedert en onteert het tegenwoordige geslacht, omdat het de schandelijke erfenis zijner vaderen, de gevloekte slavernij, niet opheft en vernietigt.’ Ook Wolbers' Geschiedenis van Suriname uit 1861 is een pleidooi voor de afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koloniën in West-Indië. | |
Voltaire en SurinameBoumanns bibliofiele verzameling heeft ook een documentair karakter en vertoont zelfs trekjes van een archief. Het bezit van zo'n collectie is een prikkel om daarover zelf te gaan publiceren. Dat doet hij inderdaad, zij het bescheiden en bij voorkeur in eigen bibliofiele kring. Hij heeft in 1995 de catalogus van de tentoonstelling in de Brugse bibliotheek samengesteld. Een recent voorbeeld is zijn artikel ‘Margaret Mee (1909-1988): botanisch kunstenares, lady explorer en pionier bij de bescherming van het regenwoud’, in het Jaarboek van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen (Amsterdam 2011). De bijdrage is gebaseerd op werken uit haar nalatenschap, die hij heeft gekocht voor zijn favoriete deelcollectie ‘Vruchten en bloemen van de koloniale en tropische wereld’. Hij heeft voor hetzelfde jaarboek een artikel klaar over de tegenpolen Jacobus Elisa Johannes Capitein en John Newton. Capitein was een voormalige slaaf die de eerste zwarte predikant werd en die ondanks zijn herkomst de slavernij verdedigde in academische verhandelingen; Newton handelde in slaven, maar kwam tot inkeer na een hevige storm op zee. De voormalige slavenhandelaar werd evenals de voormalige slaaf predikant en schreef omstreeks 1772 het bekende lied Amazing Grace. Hij preekte de rest van zijn levensdagen en was aan het eind van de achttiende eeuw een belangrijke abolitionist. Ook dit artikel baseert Boumann op zijn collectie. De titel heeft hij al: ‘Jacobus Elisa Capitein (1717-1747) en John Newton (1725-1807): markante tegenhangers en tegenpolen uit de wereld van slavenhandel en slavernij’. Sommige verzamelaars laten hun collectie na aan een bibliotheek of museum, andere hebben in eigen familiekring een opvolger. Boumann heeft geen opvolger en is niet van plan zijn collectie voor altijd in stand te laten blijven door haar aan een bibliotheek, museum of ander instituut te legateren. Hij heeft de collectie minutieus beschreven. Het liefst zou hij haar zelf liquideren, maar hij houdt er rekening mee dat hij dat waarschijnlijk niet zal kunnen. Hij heeft daarom een bevriende antiquaar aangewezen als executeur testamentair. Die kent de collectie en de verzamelaars op dit gebied. Maar ook bibliotheken, archieven en musea zullen op veilingen en via antiquaren stukken uit de collectie kunnen kopen. Zo kunnen particuliere en institutionele verzamelaars topstukken verwerven. Want dat is zijn opzet: zijn verzameling moet worden hergebruikt, zodat anderen door kunnen gaan met verzamelen op dezelfde manier waarop hij dat heeft gedaan. Hij zal intussen schenkingen blijven doen aan bijzondere mensen en instellingen.
Zoals iedere verzamelaar heeft Kenneth Boumann een lijst van boeken waarnaar hij al heel lang op zoek is. Een van de objecten op zijn verlanglijstje wil hij graag even memoreren in een blad voor boekenliefhebbers. Hij zoekt een eigentijdse geïllustreerde uitgave van Candide van Voltaire uit 1759, waarin hoofdstuk 19 de belevenissen van Candide en Cacambo in Suriname beschrijft. Candide komt daar een negerslaaf tegen wiens linker been is afgehakt, omdat hij heeft geprobeerd te vluchten. Boumann heeft een fraaie editie uit 1952, maar de oorspronkelijke ontbreekt nog in de collectie.
Dorp van Caribindlanen aan de rivier de Rupununi. Litho van Rudolph Ackermann naar Charles Bentley, in: Robert Hermann Schomburgk, Views in the interior of Guiana (Londen 1840). Collectie K. Boumann.
| |
[pagina 18]
| |
volgende pagina's Johann Moritz Rugendas, Slaven in het ruim van een slavenschip, in: idem, Voyage pittoresque à Brésil (Parijs 1835). Collectie K. Boumann.
| |
[pagina 19]
| |
|