Eindelijk waren wij bij het schip en gingen de soldaten heen. De schipper wilde den koffer over een dunne plank het schip binnensleepen. ‘Ben je dwaas, Teunis?’ riep ik uit. ‘Wou je op zoo'n dunne plank die zware kist vervoeren?’ - ‘Wel nu, wat zou dat?’ vroeg hij. - ‘De plank mocht eens breken, en de kostelijke boeken, waarvoor mijnheer zoo bang is, zouden bederven. Intusschen, het kan mij niet schelen: het is voor jouw rekening.’ - Teunis scheen daar weinig zin in te hebben en legde er een dikkere plank over.
Als de schuit de Merwede is overgestoken en in Gorkum aangekomen, zorgt Elsje ervoor dat de kist niet door de schipper en zijn zoon wordt versleept, maar gedragen, In de straten van het stadje roept de zoon van de schipper:
‘Vader! daar leeft iets in den koffer.’
‘Elsje,’ zeide deze. ‘Hoor je wel, wat Jaap daar zegt?’
‘Of ik het hoor, Teunis? Ik ben niet doof,’ antwoordde zij luchtig. ‘En Jaap heeft gelijk; want het zijn boeken vol geest en leven.’
In Gorkum wordt de boekenkist om 10 uur 's morgens afgeleverd in het huis van Abraham Daetselaar en diens vrouw Johanna van Erp. Als de schippers weg zijn, komt Hugo de Groot uit zijn kist. Om 2 uur 's middags vertrekt hij als metselaar verkleed naar het zuiden. Hij steekt de Merwede over naar Workum en komt om 10 uur 's avonds aan in Waalwijk, waar hij de grens van Holland en Spaans Brabant overschrijdt. Nu is Hugo een vrij man. Vanhier reist hij per postkoets verder naar Antwerpen en Parijs, waar de grote rechtsgeleerde zijn beroemde werken in vrijheid kan schrijven.
Ruim een kwart eeuw na zijn doldrieste avonturen als ridder gaat Kees nog eens naar Slot Loevestein. Nu in het aangename gezelschap van zijn moeder, zijn vrouw en zijn zevenjarige dochter. Je moet vanaf Workum nog steeds met een roeibootje naar de overkant, maar nu staat er een bordje bij: ‘Heen moete betale en weer weer.’ De restauratie is in 1986 eindelijk voltooid en het kasteel heeft een complete metamorfose ondergaan. De buitenste grachten zijn uitgegraven, de aarden wallen en de bastions zijn hersteld en een indrukwekkende brug voert naar de voorburcht.
Het kasteel zelf is nu geheel gemeubileerd. Je kunt het afhuren voor feesten en partijen, je kunt er trouwen of congresseren in de ridderzaal. En op zolder is een wapenkamer ingericht. De kamer van Hugo de Groot wekt de indruk of Hugo elk moment uit zijn boekenkist kan springen. De onbewoonbare huisjes en barakken van de voorburcht zijn verbouwd tot restaurant en museumwinkel. Maar de geest van een middeleeuws slot laat zich niet temmen. De dochter van Kees voelt zich er als een kasteelvrouwe. Het helpt daarbij dat kinderen zich mogen verkleden. Kees koopt voor haar in de museumwinkel het stripalbum Strijd om Slot Loevestein. Ze schrijft er netjes haar naam in en de datum ‘6 juli 1990’, Dat ze later geschiedenis is gaan studeren, kan geen toeval zijn.
Inmiddels is het goed gekomen met de boekenverzameling van Kees. Hij heeft nu genoeg om een echte boekenkist te vullen met kostelijke boeken vol geest en leven.
Of het met Slot Loevestein goed komt is een geheel andere vraag. Onze rijksminister van Cultureel Erfgoed heeft in december 2012 te Den Haag in haar Oneindige Wijsheid besloten om de rijkssubsidie voor Slot Loevestein te halveren. Dat betekent dat de helft van het personeel de kasteellaan uitvliegt en dat de openstelling van het slot wordt beperkt. De volgende stap is sluiting en een slapend bestaan. Slot Loevestein wordt opnieuw geruïneerd.
Is de minister gek geworden? Kees vreest van wel. Of heeft zij een Hoger Doel voor ogen? Wil de rijksminister van Slapende Kastelen het Trotse Slot opnieuw uitleveren aan de Tand des Tijds? Onder het toeziend oog van een schaapherder? Gunt zij wellicht een nieuwe Kees de kans om in de eenentwintigste eeuw Slot Loevestein te ontdekken, op zijn kantelen te klauteren en zich heer en meester te wanen over de Maas, de Waal en de Merwede? Dat zou een Nobele Gedachte zijn, maar daarop zijn ministers zelden te betrappen. Wij hebben niks aan een rijksroofridder die onze kastelen uitrookt en leegplundert. Wij wensen ons een Goede Fee.
Kom op, Jet. Wees onze rijksminister voor Geschiedenis, Inspiratie en Fantasie!
‘Mijn tijd zal het wel duren,’ denkt oude Kees. ‘Als ik zeventig ben ga ik nog eens naar Slot Loevestein, met aan mijn hand mijn kleinzoon van zeven.’
‘Opa, kom!’ De kleine ridder rukt zich los en stormt de geheime trap op. Grootvader Kees strompelt weemoedig achter hem aan. ‘Opa, opa, kom mee,’ hoor ik mijn kleinzoon in de verte roepen. ‘Opa, kom kijken, ze poepen hier zonder deur!’
Amsterdam, februari-maart 2013
Willy Vandersteen, Strijd om Slot Loevestein. Antwerpen; Weert: Standaard Uitgeverij, [1989]. (De Geuzen 7). Omslag: Willy Vandersteen. Collectie dochter van de auteur