De Boekenwereld. Jaargang 29
(2012-2013)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
De vrouw in het grafisch ontwerpen
| |
[pagina 55]
| |
Binnen de toegepaste kunsten is visuele informatievormgeving een jong beroep. Het verzelfstandigde zich in de vorige eeuw en maakte zich met horten en stoten los van een nevenactiviteit van beeldende kunstenaars, architecten en drukkers. Vooral in het Bauhaus (1919-'33) werd dit nieuwe vak stap voor stap nader gedefinieerd. Tijdens het Interbellum ontwikkelde zich een steeds veelzijdiger pakket van werkzaamheden, dat ten dele grensde aan (en verward werd met) reclame-ontwerpen. Dat laatste ging bij het grote publiek trouwens nooit helemaal over. Amerikanen betitelden grafisch ontwerpers in het begin van de jaren zestig nog vaak als ‘commercial artists’. Tot onze verontwaardiging! Women in Graphic Design vult een leemte in de vakliteratuur. De auteurs belichten hoe vrouwen met bijzondere talenten zich een rol bevochten in een door mannen gedomineerd werkterrein. Ze laten daarover vrouwen uit de top van het vak onverbloemd aan het woord. Het sociologisch getinte boek staat vol met tijdsbeelden van macht en onmacht en beschrijft attitudes in ontwerpstudio's en bij klanten. Die wilden nog wel eens heftig schrikken als de ontboden ontwerper een vrouw bleek te zijn! Een derde van de zeshonderd pagina's is besteed aan korte biografieën van vrouwen die succes hebben of hadden in het beroep. In de voorafgaande essays gaat het over de wordingsgeschiedenis van het vak en de rol van de vrouw daarin. Women in Graphic Design is een titel die mij ogenblikkelijk intrigeerde. Is grafisch ontwerpen een uniseks beroep of niet? Sinds het midden van de vorige eeuw heb ik in het beroep verkeerd en verscheidene vrouwen die zich daarin manifesteren kwamen op mijn pad. Ik heb er dus wel iets over te melden. | |
Schrijven en ‘handschrift’Dé grafisch ontwerper, vrouw of man, heeft een eigen, herkenbare stijl, een soort van persoonlijke ‘penseelstreek’. Ingewijden kunnen die doorgaans feilloos herkennen. Men spreekt in dat verband vaak over het ‘persoonlijke handschrift’. En dan gaat het niet over de krabbels op het boodschappenlijstje, maar over de unieke, persoonlijke ontwerpstijl. Onlangs las ik in NRC/Handelsblad een grafologische observatie die aansluit bij mijn onderwerp. Journaliste Ellen de Bruin deed onder de titel ‘Hanepoten en kippeschrift’ verslag van een testje onder haar collega's, waarbij ze probeerde vast te stellen of er een wezenlijk, herkenbaar verschil bestaat in het handschrift van de seksen. Deelnemers kregen enige handgeschreven regels te zien en mochten aangeven van welk geslacht deze pennenvruchten afkomstig waren. Gemiddeld 60% van de ondervraagden scoorde juist in deze weinig wetenschappelijke enquête.Ga naar eind1 Laten we het erop houden dat grondiger onderzoek zou bevestigen dat vrouwen wezenlijk anders schrijven dan mannen. Eleganter, duidelijker, gevoeliger, evenwichtiger? Ik zal nooit vergeten hoe prachtig, zwierig en regelmatig het schuinschrift van mijn moeder was. Een onderwijzeres, geboren in het fin de siècle, die trouwens ook prachtig kon tekenen. Tussen schrijven en ontwerpen bestaat een onmiskenbare relatie en sommige opleidingsprogramma's zijn zelfs gebaseerd op die grondslag. En zoals bekend is de cursieve drukletter een typografisch zusje van het schuinschrift. Bestaat er naast een ‘echt vrouwelijk schrift’ een ‘onmiskenbaar vrouwelijk grafisch ontwerp’? Je zou de proef op de som kunnen nemen, naar analogie met de zojuist beschreven test: goede ontwerpen voorleggen aan experts en vragen of ze van een vrouw of een man afkomstig zijn. Ik betwijfel sterk of daarvan iets verwacht mag worden. Mijns inziens kan er hooguit wat vrouwelijks doorklinken in sommige illustraties van kinderboeken.
Women in Graphic Design 1890-2012 Gerda Breuer en Julia Meer Engels/Duits 608 pagina's, €42 Jovis Verlag, Berlijn isbn 978-3-86859-153-8
Als teamleider van een groepje ontwerpers bij Total Design (1963-1991) heb ik steeds gemeend dat de aanwezigheid van vrouwen de werksfeer en het werk zelf ten goede kwam. De ‘dames’ (meestal vrij pril in het vak) brachten subtiliteit met zich mee en verminderden de bravoure van de andere teamgenoten - mijzelf incluis. Er waren opdrachten die ik intuïtief liever door een vrouw liet realiseren. Vraag me niet waarom, maar spijt heb ik van zulke beslissingen nooit gehad. Natuurlijk is het mogelijk dat de aard van een opdracht beter aansluit bij de belevingswereld van een vrouw of een man. Dan is de keuze gemakkelijk gemaakt, al zijn zulke criteria niet eenduidig. Zo was Jolijn van de Wouw (1942-2001) uitstekend in staat de techneuten van Installatiebedrijf GTI jarenlang de ontwerpen te bezorgen die ze nodig hadden. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw is in de rechtspositie van vrouwelijke werknemers veel ten goede veranderd. Niettemin bekleedt anno 2013 bij de tien grootste Nederlandse ontwerpbureaus nog steeds geen enkele vrouw een positie in de bedrijfstop. Elders in de wereld is het bij mijn weten niet anders. Wel kun je constateren dat tegenwoordig naast de toonaangevende grote bureaus steeds meer competente minibureaus - vaak m/v-duo's -, op verdienstelijke wijze hun graantje mee weten te pikken. Volstaat de goede balans tussen die ene meneer en die ene mevrouw om hoog in het vak te kunnen scoren? Ondanks de mannelijke overheersing zijn er vrouwen die op eigen kracht boven komen. Een vrouw aan de top kan even goed, hoor. Een vrouwelijke kennis van mij runt al jarenlang een succesvol ontwerpbureau in Manhattan, met prestigieuze klanten in de culturele en universitaire wereld. Zo zijn er meer voorbeelden. | |
[pagina 56]
| |
Waar bleven de meiden!De Rietveld Academie strikte mij voor het studiejaar 1978-79 als invaldocent grafische vormgeving bij de avondopleiding. Ook toen was er sprake van hoge werkloosheid. Mijn klasjes waren dichtbevolkt met maatschappelijk gestrande lieden die een ‘tweede kans’ bespeurden. Met een grote meerderheid van strijdlustige en geëmancipeerde vrouwen, die zich vooral tot taak leken te stellen mij klein te krijgen. Onder het vrijblijvende devies ‘toch leuk, dat knippen, plakken en scheuren’ traden ze aan, kritisch tegenover ‘die vent’ die meende eisen aan hen te kunnen stellen. Ik beleefde er dus niet veel voldoening aan en moet helaas constateren dat ik welgeteld één van de dames en twee jongemannen uit die flinke groep ooit terugzag in het vak. Een collectief falen van het docententeam? Ik denk eerder dat het deze leerlingen ontbrak aan de ware motivatie. (Ik weiger de term ‘studenten’ te gebruiken als er nooit vakboeken op tafel komen...). Omstreeks die tijd schreef ik in de vakpers een artikel over de existentiële vraag: ‘Waar blijven de meiden?’ Het kwam me duur te staan. De dames in ons beroep vielen massaal over mij heen. Ze onderwierpen me aan een spervuur van protest, maar gaven geen antwoord op mijn vraag. Ik deugde van geen kanten, dat was duidelijk. Toch was het een oprechte hartekreet, want ik kon het hoge percentage vrouwen in de opleidingen niet rijmen met hun gebrek aan succes in de harde praktijk. Bovendien constateerde ik dat vrouwen wèl uitblonken op de bühnes van dans, muziek, kleinkunst en toneel, vaak een beroepsleven lang. In die sectoren bestond geen behoefte aan mannen die in vermomming de vrouwenrollen vervullen, zoals in het Japanse kabuki-theater. Waar bleven dan toch die grafische meiden? Ongetwijfeld had hun verdwijning te maken met de toenmalige maatschappij. De doorsnee ‘looptijd’ van een jonge ontwerpster bestond uit de luttele jaren tussen het einde van de academie en het begin van het huwelijk. Gezinsplanning ontbrak, evenals kinderopvang. De man was de voorbestemde kostwinner en de huisman was nog niet uitgevonden. Part-time werken was er niet bij. Alleen zij die uit eigen verkiezing of door omstandigheden kinderloos bleven hadden als ontwerpster de mogelijkheid door te groeien en de professie een centrale plaats te geven in hun levensloop. Veel vers afgestudeerde vormgeefsters raakten dan ook na een kortstondige baan of stage bij een ontwerpbureau uit het zicht. De mannetjes gingen door.
Wilhelmina Drupsteen (1880-1966). Affiche voor de tentoonstelling ‘De vrouw 1813-1913’. Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis, Amsterdam
Wilhelmina Drupsteen, band in Jugendstil. G. van der Hoeven, Sneeuwwitje, Amsterdam 1906. Bijzondere Collecties UvA
De boze dames en ik gingen in zaaltjes zitten en praatten de kwestie uit. Ik werd niet gemolesteerd en we sloten vrede. We kwamen tot de conclusie dat het probleem voorlopig onoplosbaar was en dat we domweg moesten wachten op betere tijden | |
[pagina 57]
| |
Fré Cohen (1903-1943), giroboekje van de Amsterdamse Gemeentegiro, 1929. Bijzondere Collecties UvA
Tine Baanders (1890-1971). Affiche voor een tentoonstelling in het Stedelijk Museum, 1921. Bijzondere Collecties UvA
Tine Baanders, Jubileumuitgave 1778-1928 Departement Amsterdam der Nederlandsche Maatschappij voor nijverheid en handel Amsterdam, 1928. Bijzondere Collecties UvA
| |
[pagina 58]
| |
-die nooit ten volle aanbraken, zoals we nu kunnen vaststellen. Ik wees hen op de talenten in de podiumkunsten, die vaak al in hun prille jeugd begonnen met hun ‘tak van sport’. Omdat zulke meiden niet konden leven zonder spitzen of cello, pasten zij op alle mogelijke manieren mouwen aan hun omstandigheden. Desnoods kwam de onderste steen boven, omdat ze stijf en strak vasthielden aan hun passie, hun droom, hun levensvervulling! | |
Holland in Vorm, 1987De na-oorlogse vormgeving in Nederland werd in de zomer van 1987 breeduit geëtaleerd in een reeks van tentoonstellingen in vijf vooraanstaande musea: het Stedelijk Museum in Amsterdam, het Boymansvan Beuningen in Rotterdam, de Gemeentemusea van Den Haag en Arnhem en het Centraal Museum in Utrecht. Aanleiding tot deze manifestaties waren de congressen in Amsterdam van ICSID en ICOGRADA, de wereldwijde koepelorganisaties van de industriële en grafische ontwerpwereld. Ter begeleiding verscheen het boek Holland in vorm - helaas alleen in een Nederlandse editie. Onleesbaar dus voor de gasten die toestroomden uit alle hoeken van de wereld en alleen de plaatjes konden bekijken. Het boek belichtte ontwerpactiviteiten in verschillende sectoren van de maatschappij: ‘Institutionele opdrachten, (mode en) sieraden, ontwerpen voor de professionele sector, voor de woning, grafische vormgeving’. Plus een categorie die op het omslag kortweg werd betiteld als ‘gemengd nieuws’ - een wat wonderlijke woordkeuze.
Ella Riemersma (1903-1993), band van de luxe editie van De electriciteitsvoorziening van Nederland (Amsterdam, 1926). [Z]OO producties, Eindhoven
Bij de sector ‘grafisch’ ontkwam men niet aan een inleiding en enkele toelichtende essays. Ook werd aandacht besteed aan het vooroorlogse beroepsveld. Alle grote mannen passeerden de revue: Theo Wijdeveld, Jacques Jongert, Vilmos Huszár, Piet Zwart, Hendrik Werkman, Gerd Arntz, Bart van der Leck, Gerard Kiljan en de jonge Dick Elffers. Node mis ik in deze terugblik Fré Cohen (1903-1943), die innovatief werk maakte voor de socialistische jeugdbeweging, de Stadsdrukkerij en de Gemeentegiro van Amsterdam. Hetzelfde geldt voor de ontwerpster en typografe Tine Baanders (1890-1971). Begaafde vormgeefsters als Ella Riemersma (1903-1993) en Atie Siegenbeek van Heukelom (1913-2002) ontbreken in Holland in Vorm, evenals de gelauwerde boekverzorgster Susanne Heynemann (1913-2009). Om dat manco achteraf goed te maken wordt dit artikel geïllustreerd met voorbeelden van hun werk.Ga naar eind2 De nadruk lag op de grafische vormgeving uit de periode van de wederopbouw. De getoonde werkstukken dateerden van 1952 (een boekomslag van Helmut Salden) tot 1962, het Rijbewijs, ontworpen door Hans Kruit en Joost van Roon. In het boek werden 67 werken afgebeeld en de enige vrouw die daarbij werd genoemd was Lies Ros. Zij werd opgevoerd als lid van het collectief Wild Plakken (met Frank Beekers en Rob Schröder), dat tekende voor een theateraffiche uit 1979. En ja, dat dikke boek zelf was vormgegeven door Arlette Brouwers. Zij en Daphne Duijvelshoffvan Peski werden ook vermeld in een tekstuele bijdrage over het bureau Total Design. Maar daarmee is werkelijk elke vrouwelijke noot in Holland in Vorm genoemd. Het bijna geheel vrouwelijke redactieteam paarde trekjes van onverholen verheerlijking aan opmerkelijke blinde vlekken.
Ella Riemersma, band van A. van Hoogstraten-Schoch, De liefde van een moderne vrouw (Kampen, 1931). [Z]OO producties, Einhoven
| |
[pagina 59]
| |
Uiteindelijk telt alleen kwaliteitOpnieuw ga ik terug in de tijd. Halverwege de twintigste eeuw werd in Parijs de Alliance Graphique Internationale (AGI) opgericht door vooraanstaande affiche-ontwerpers uit Frankrijk, Zwitserland en Engeland. In de loop van de tijd groeide deze besloten club uit tot een wereldwijd en sterk netwerk van elkaar respecterende beoefenaars van het vak. De AGI bestrijkt de volle breedte van grafische disciplines, van letterontwerpers tot specialisten op het gebied van verhalende filmtitels, bewegwijzeraars en huisstijlgoeroes. Op hun jaarlijkse congressen ontmoeten de leden elkaar en geven ze drukbezochte seminars voor studenten. De AGI mag zich verheugen in een bloei die grotendeels toegeschreven kan worden aan haar recente vrouwelijke presidenten, de eersten in haar zestigjarige geschiedenis. De Française Laurence Madrelle zette de toon aan het begin van deze eeuw en het driejarige voorzitterschap van de New-Yorkse Paula Scher (van Pentagram) eindigde in 2012, toen ze de voorzittershamer overdroeg aan de Zwitserse ontwerper/uitgever Lars Müller. Laurence gaf de aanzet tot een grondige geschiedschrijving van de AGIGa naar eind3, Paula haalde met straffe en effectieve hand een bezem door het wat onzorgvuldig geworden management. Maar ook bij de AGI gold en geldt dat ‘de heren’ zwaar de overhand hebben. Het is een club waarvoor men zich niet zo maar kan aanmelden, want de toegang is afhankelijk van een strenge ballotage. Het eerste vrouwelijke lid in 1955 was de Amerikaanse Cipi Pineles Burtin, echtgenote van Will Burton die haar als lid was voorgegaan. Cipi had naam gemaakt met haar art-direction en de innovatieve vormgeving van damesweekbladen als Vogue, Vanity Fair en Seventeen. Will werd vooral vermaard door zijn gigantisch grote en verhelderende modellen van het menselijk hart en hersenen, waarin je kon ronddwalen. Het duurde twaalf jaar voordat een tweede vrouw doordrong in de AGI: de Russisch-Britse Natasha Kroll, een pionierende ontwerpster bij de BBC-televisie. Charles Eames en zijn echtgenote Ray werden vermeld als leden, maar in feite ontbreekt ieder spoor van hun benoeming. Alles bij elkaar waren sinds de oprichting ongeveer zeshonderd ontwerpers aangesloten, waarvan inmiddels ongeveer tweehonderd zijn overleden. En nog altijd is slechts tien procent van het actuele AGI ledenbestand vrouw. Achter de bestuurstafel zijn er nu betere verhoudingen. Daarvoor werden meer dames verkozen. In Women in Graphic Design staan flink wat AGI-leden. Nederland mag zich verheugen op ruim dertig AGI-leden, waaronder vier van het vrouwelijke geslacht. Een beetje boven het gemiddelde, maar nog steeds aan de zuinige kant. | |
Vrouw en vakHet aantal academies en andere onderwijsinstellingen die jonge mensen voorbereiden op een bestaan als ontwerper is talrijk. Velen voelen zich tot deze beroepen aangetrokken en het onderwijsaanbod is veelzijdig. Het heeft er alle schijn van dat de arbeidsmarkt, die toch al ernstig onder druk staat, door de talrijke ‘vers’ gediplomeerden (m/v) nog meer overvoerd raakt. Naast geschoolde starters zijn er legio autodidacten die meevechten om de steeds schaarsere koek, ‘met dank aan’ de computer en vernuftige software. Minder kritische opdrachtgevers laten zich snel verleiden door de goedkopere beunhazerij. In haar afstudeerscriptie van 2006 aan de Academie St. Joost (Breda) ging Angelique Joosten-Merx in op de positie van de vrouw in het grafisch ontwerpen, ‘van 1900 tot nu’. Ze stelt de evolutie van de arbeidswetgeving aan de orde, de invloed van religie, van vooroordelen en andere maatschappelijke factoren die belemmeringen opwierpen en opwerpen voor vrouwen. In haar studie neemt ze helaas slechts de ontwerpsters Fré Cohen (1903-1943), Daphne Duyvelshoff-van Peski (van 1942) en Annelies de Vet (van 1966) onder de loep. Die laatste twee werden geïnterviewd en hun c.v. werd in de scriptie opgenomen. In deze scriptie zijn vooral de tabellen relevant. Die geven duidelijk aan dat bij de belangrijkste academies nog steeds een flinke meerderheid van vrouwelijke studenten ‘grafisch’ de eindstreep passeert. De verhouding van werkenden in deze branche ligt nu nog op 6:4 voor mannen en vrouwen, maar het numerieke keerpunt ligt onder handbereik.
Suzanne Heynemann (1913-2009), stofomslag van het woordenboek Koenen Nederlands (Groningen, ca. 1970). [Z] OO producties, Eindhoven
Als de klant geen bezwaar maakt, is de colofon | |
[pagina 60]
| |
een belangrijk middel om voor het voetlicht te komen. Voor de vormgever is het bij uitstek een visitekaartje. Sommige ontwerpbureaus signeren al hun werk met ‘Studio zus-en-zo’. Het gevolg kan zijn dat iemand er heel langdurig en vruchtbaar aan de slag is geweest en niettemin volslagen onbekend is gebleven. Niet goed. Een medewerk(st)er moet de kans krijgen op een goede doorstart na het verlaten van het bureau. Daarbij is die signatuur een onontbeerlijke steun in de rug. De voormalige PTT was (en is, ondanks de teruglopende postmarkt) een geweldige opdrachtgever. De huidige marketingmensen van het herdoopte PostNL zien brood in talrijke emissies. Verzamelaars betalen wel - en vragen geen verdere postprestaties. Snel verdiend voor de post. Na de opheffing van de roemruchte Dienst Vormgeving bleef alleen postzegelscout Julius Vermeulen op zijn post en kregen via hem tal van ontwerpers een kans op prestigieus werk, met soms een miljoenenoplage. | |
Vrouwen (en hun partners)Ik beschik niet over een cijfermatige onderbouwing, maar vermoed dat illustratie en boekverzorging in ons land in hoge mate in handen zijn van de vrouwen in het vak. Verwacht van mij hier geen volledig overzicht van de belangrijkste Nederlandse vrouwelijke grafisch ontwerpers van dit moment. Dat is ondoenlijk - er zijn er gewoonweg te veel actief en het veld wordt voortdurend aangevuld. De website van de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers (BNO) geeft daarvoor een indicatie, al etaleren de leden zich daar niet massaal of uitgebreid zoals vroeger in de ‘ledenboeken’. Uit de losse pols noem ik een aantal vrouwen met een gevestigde reputatie en anderen die recent sterk op de voorgrond treden. Op het Nederlandse ledenlijstje van de AGI prijken de namen van Irma Boom, Marte Röling en sinds kort ook die van Nikki Gonnissen (van bureau Thonik) en Evelyn ter Bekke. Marte werkte altijd op het scheidsvlak van vormgeving en de beeldende kunst. Irma's naam is sterk verbonden met boekkunst, maar ze verbreedde haar werkterrein de laatste jaren aanzienlijk. Ze verzorgde de vormgeving van 1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis, dat elders in dit blad aan de orde komt. Ook ontwierp zij de gelijknamige tentoonstelling die nu te zien is bij de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Veel eerder maakten Jolijn van de Wouw († 2001) en Daphne Duyvelshoff, eerst bij Total Design en later in zelfstandigheid, vooral naam in huisstijlverzorging en grafisch werk voor vooraanstaande musea.Ga naar eind4 Arlette Brouwers, ook bij TD gestart, kan bogen op een soortgelijke werkportefeuille. Linda van Deursen kwam onlangs sterk in de aandacht met de huisstijl voor het Stedelijk Museum Amsterdam; ze werkt sinds lang
Atie Siegenbeek van Heukelom (1913-2002), ‘De Telefoniste’. Zij illustreerde de gedichtjes in Eric van der Steen, Zestien kwatrijnen uit het leven in vakken. Bibliofiele uitgave van Stichting De Roos, Utrecht, 1955. Bijzondere Collecties UvA
samen met Armand Mevis, veelal in opdrachten met een typografisch karakter. Het duo (Bram) Engelse / (Esther) Verdonk verzorgde de bewegwijzering van onder meer dat Amsterdam Museum (v/h het Amsterdams Historisch). Bij boekverzorging grossierde Tessa van der Waals langdurig in bekroningen. Marga Scholma (van het duo Beukers/Scholma) is ook sterk geïnvolveerd in dat type opdrachten. Dat geldt eveneens voor Nel Punt. In het samenwerkingsverband met Koos Staal werkt Gea Duiker veelvuldig op dit terrein. Nog zo'n duo: Hans en Sabine Bockting, goed voor cultureel werk, affiches, jaarverslagen en boeken. André Terlingen en Peggy van Sebillen vormen het paar dat het veelzijdige bureau Zuiderlicht aanstuurt. Zowel Margriet Blom als Olga IJspeert bouwde een bijzondere expertise op binnen het specialisme formulierdesign. Olga leidt ook het ontwerpbureau Cascade. Angela de Vreede illustreert en geeft vorm aan boeken. Esther Noyons is een veelvuldig gelauwerde affichemaakster. Milou Hermus werkt sinds jaar en dag op het scheidsvlak van illustratie en beeldende kunst. Ien van Laanen excelleert als illustratrice. Mariet Numan - en tal van anderen - trouwens ook. Zeer breed opgeleid is grafisch ontwerpster en docente Annelys de Vet. Dat klinkt doorin haar veelzijdige activiteiten en haar oeuvre - tot aan textiele producten toe. Als conservator bij musea en in het design-onderwijs zijn tal van ‘Women in graphic design’ dagelijks in de weer. | |
[pagina 61]
| |
rechts Daphne Duijvelshoff-van Peski (1942). Affiche Museum Boymans van Beuningen Rotterdam, 1986. [Z]OO producties, Eindhoven
|
|