De Boekenwereld. Jaargang 29
(2012-2013)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
[pagina 33]
| |
Ten onrechte zijn vrouwen goeddeels afwezig in de geschiedenisboeken, aldus Els Kloek. In haar onlangs gepubliceerde naslagwerk verzamelde ze daarom 1001 Nederlandse vrouwen die volgens haar een plaats verdienen in onze collectieve herinnering. Om voor een lemma in het vrouwenlexicon in aanmerking te komen moet de vrouw een prestatie hebben geleverd of een reputatie hebben opgebouwd. Voor de meisjes en vrouwen die eind zestiende, begin zeventiende eeuw een album amicorum bijhielden geldt dit niet. Toch meen ik dat ze een plek in ons geheugen en onderzoek verdienen - juist omdat we helemaal niets weten van vroegmoderne vrouwen zonder grote prestatie of reputatie.
Voorbeeld van een ‘mannelijke’ inscriptie: Balthasar Ripperda in het album amicorum van Jacobus Bronckhorst van Batenburg, f. 157v. Gedateerd 10 maart 1571, in de Noord-Franse stad Douai waar beiden studeerden. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
Typerende pagina in het vrouwenalbum van Walraven van Stepraedt, f. 158. Gelders Archief, Arnhem
| |
Het album amicorumAlbum amicorum betekent letterlijk ‘lijst van vrienden’. In het Duits spreekt men over een Stammbuch, Stamm- und Wappenbuch of Geselln-Buck en in het Nederlands heeft men het over een Vrundboeck, Stamboek of Vriendenrol. In de zestiende en zeventiende eeuw heeft het vele Latijnse namen gedragen, waarvan liber memoralis, museum literarium en theatrum eruditorum er enkele zijn. Welke naam de verzameling ook draagt, essentieel is dat in het boek ontmoetingen vastgelegd zijn. Algemeen wordt aangenomen dat het ontstaan en de geschiedenis van het album amicorum verbonden zijn met de universitaire wereld, met name die van de protestantse universiteit van Wittenberg. Aan deze universiteit doceerde de reformator Maarten Luther, die regelmatig boeken van studenten - bijvoorbeeld een catechismus, bijbel of gezangenbundel - kreeg voorgelegd met het verzoek deze van zijn handtekening te voorzien. Het bezit van een autograaf van Luther was voor velen een kostbaar bezit. De studenten richtten zich niet alleen tot Luther, maar wilden ook de handtekeningen van andere reformatorische hoogleraren als Melanchton, Bugenhagen, Oertel en Georg Maior. De populariteit van het verzamelen van inscripties groeide snel. Om voor zulke handschriftelijke bijdragen meer ruimte te creëren werden gedrukte werken op de markt gebracht die waren doorschoten met blanco bladen. Weer wat later verschenen banden met uitsluitend blanco bladzijden, die als album amicorum gingen fungeren. Het bleef niet bij hoogleraren, ook aan medestudenten werd gevraagd een bijdrage te schrijven. Zo werden de studentenalba verzamelingen van handtekeningen van hoogleraren en medestudenten. De laatsten waren wel zo bescheiden een plekje achterin het album te zoeken, de voorste pagina's waren voor de grote namen bestemd. Een inscriptie in een mannenalbum bestond uit een paar standaard onderdelen: een opdracht aan de bezitter, de naam van de inscribent, zijn spreuk, het jaartal en eventueel de plaats waar de bijdrage bemachtigd werd. Bij een bijdrage in het Latijn werd de eigenaar van het album vaak aangesproken als ‘Doctissime Viro’ of ‘Illustrissimo principi’, met de uitleg dat deze woorden uit vriendschap of ter herinnering waren opgeschreven. Ook namen en plaatsnamen werden gewoonlijk in het Latijn omgezet. Studenten waren in die tijd niet gebonden aan één universiteit, maar trokken van stad naar stad en land naar land om kennis op te doen. In de zestiende eeuw nam deze peregrinatio academica (academische rondreis) in populariteit toe, en in samenhang daarmee het album amicorum. Het mannenalbum geeft ons een beeld van de omzwervingen van een student of van een kring van, meestal kortstondige, | |
[pagina 34]
| |
studiegenoten. In Nederland nam de verspreiding van het album amicorum toe na de stichting van de Leidse Universiteit in 1575. Het album was voor de jonge edelman niet alleen een herinnering aan de personen die hij tijdens zijn rondreis ontmoet had, het bood hem tevens een toegang tot nieuwe kringen. De autografen van bekende personen openden voor de eigenaar deuren die anders gesloten bleven: ‘Kijk eens wie ik allemaal ken!’ Het mannenalbum bevatte vooral uitingen die blijk gaven van een zekere status en/of geleerdheid: de mannen tekenden hun familiewapen, markeerden hun identiteit met hun devies en lieten zien dat zij het Latijn beheersten. | |
Het vrouwenalbum amicorumUit de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw is een opvallende, nauwelijks bestudeerde groep alba amicorum overgeleverd, de zogenaamde vrouwenalba. Deze zijn aangelegd door vrouwen - dat wil zeggen vrouwen van adel of in ieder geval vrouwen uit de hoogste lagen van de maatschappij, want alleen zij beheersten de kunst van het lezen en schrijven. Deze alba vertellen een ander verhaal dan hun mannelijke pendanten: zij geven geen beeld van studentikoze omzwervingen, want vrouwen reisden en studeerden niet en bleven gewoonlijk thuis. Het vrouwenalbum heeft daardoor een heel ander karakter en fungeerde meer als een gastenboek, liedboek of combinatie van beide. Mogelijk hebben vrouwen het gebruik van een album amicorum van hun rondreizende en studerende broers overgenomen, maar waarschijnlijk brachten ze elkaar op het idee om zo'n album aan te leggen. We weten dat verschillende albumbezitsters met elkaar in contact hebben gestaan en het is denkbaar dat deze vrouwen van het album amicorum een eigen ‘genre’ hebben gemaakt. Dan wel een ‘rage’ hebben ontketend. In vrouwenalba vinden we verschillende soorten inscripties. Het valt op dat veel van de bijdragen zijn geschreven in de volkstaal. Illustraties van wapenschilden zijn in een vrouwenalbum schaars, symbolen als bloemetjes en hartjes komen daarentegen veelvuldig voor. In een mannenalbum neemt elke inscribent doorgaans een eigen pagina in beslag, in een vrouwenalbum vindt men juist bijdragen van verschillende vrouwen op dezelfde pagina. Soms werden inscripties op een later tijdstip toegevoegd aan een pagina waarop andere vrouwen al hun zegje hadden gedaan. Dergelijke opeenhopingen van inscripties zijn typerend voor het vrouwenalbum. Het vrouwenalbum kende een grote populariteit in de Vlaamse steden van de Zuidelijke Nederlanden, aan het Antwerpse hof van de prins van Oranje en bij de Overijsselse, Gelderse, Westfaalse en Nederrijnse landadel. Vrouwen gebruikten hun album amicorum het meest intensief vóór hun huwelijk, daarna stopten zij met het verzamelen van inscripties of nam de frequentie ervan sterk af. Het album van Geertruid van Engelsteedt, dochter van Ludolf van Engelsteedt en Anna Harinxma, wordt letterlijk afgesloten door haar huwelijk: zeer symbolisch is de laatste inscriptie, naar tijd en naar plaats in het album, afkomstig van haar bruidegom Frans Harinxma, zoon van Kempe Harinxma en Frouke Goslinga. Hij schreef, kennelijk nadat het huwelijk met de album-bezitster geregeld was: Hannibal van Carthagensis bevrijdt
Heeft haer deur geduldicheyt overwonnen
Alsoo oock een Amateur wel crijgt
Dat hem meest van anderen wordt vergonnen.
Eronder staat een mooie afbeelding van een versterkt kasteel dat wordt ingenomen door een ridder te paard in vol ornaat, die het wapen Harinxma-Donia in zijn schild voert. Het is niet altijd eenvoudig te achterhalen van wie een album amicorum geweest is, maar gelukkig vinden we regelmatig de naam van de eigenares temidden van de inscripties of staan haar initialen op de band. De eigenares hield in de gaten of de bijdragen vriendelijk bleven, getuige de aanhef in het tweede album van Joanna Bentinck: ‘Joanna Bentinck hoert dit bock toe. Die daer niet go[e]dts in wil schriven die moet daer wael butten bliven.’
Tekening van Frans Harinxma, aan het slot van het album amicorum van zijn echtgenote Geertruydt van Engelsteedt, f. 58r: ‘Wees niet dapper zonder zaak om voor te vechten’. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
Kleppende ooievaar. Album amicorum van Walraven van Stepraedt, f. 128v. Gelders Archief, Arnhem
Voor de goede orde herhaalt ze die vermaning een pagina later nog eens voor degenen die het mis- | |
[pagina 35]
| |
schien nog niet goed begrepen hadden. Ook in andere alba zien we aansporingen om eerbiedig om te gaan met het album en er aardige, gepaste boodschappen in achter te laten. Joanna maakt zichzelf kenbaar, maar soms komen we achter de naam van de eigenaresse via de inscripties van anderen. In het album amicorum van Walraven van Stepraedt vinden we tweemaal een zeer persoonlijke inscriptie waarin haar naam in een acrostichon is verwerkt. De eerste is geschreven door een zekere ‘W.v.A’ (f. 67v-68r), de tweede (f. 179v-180r) is afkomstig van Walravens vriendin Rutghera van Eck, die ook zelf een album bijhield:
W Weest godtvruchtygh ende wael gemoet
A Altijt geduldich in tegenspoet
L Laet Gaedtz woert altit in u gedachten sijn
R Rust daer op mijt den herten dijn
A Alle tijttelijck guet verswint gering
V Verlaet u op geen ertsche dyng
E Een mynsche seer wijsselick doet
N Niet toe betrouwen dan op het eewighe guet
Enzovoort, totdat Rutghera ook de achternaam van haar vriendin heeft verwerkt in de beginletters van haar levenswijsheden op rijm. Deze sterk gepersonaliseerde inscripties maken volkomen duidelijk dat het album van Walraven van Stepraedt is geweest. En mochten we in het geval van Joanna Bentinck nog twijfels hebben, ook in haar album zien we zo'n spel met de naam van de eigenares. Een inscribent vervaardigde voor haar een Frans sonnet waarvan de beginletters van elke regel zich laten lezen als ‘lanne Bentinc’. | |
Sociabiliteit: vriendschapDe vrouwenalba amicorum geven ons een kijkje in het dagelijkse leven van adellijke dames en hun familie en vrienden. Ze spelen een rol in de jeugdige omgangsvormen en het spel van flirten en vriendschappelijke gebaren. Binnen de toenmalige vriendschapsnetwerken nemen ze een positie in die vergelijkbaar is met hedendaagse sociale netwerksites: mensen maken hierop hun connecties zichtbaar en delen boodschappen met elkaar, op een semipublieke manier. Uit deze alba kunnen we aflezen wat men 400 jaar geleden in deze kringen gepast vond. Zo komen we dankzij een inscriptie in het album van Walraven van Stepraedt te weten dat roddelen niet gewaardeerd werd: Waren alle Gappers* so geschiet
Sij zouden wel zwijgen ende klappen niet
Ick wol dat die klappers ton
gen spleten
die quaet segen, ende sij
dat weten.
[* kwaadsprekers]
En op de rechterpagina lezen we: Die Storck*
Ick klappe ick byte, ick worde gekeelt
Ick solde wel leven, hadde ick men gelt
Solde elck klapper aldus geschien
Hy solde wel sijns Clappens vlien
Och Gapper holt ommers dinen beek
En wilt niet beknagen eens anders gebreck
Want ziet, klappen kostet mijn den neck**
Wachtet u voor knaegen en west niet geck
Men vijnt gheen quader fenijn
Dan vrunt te schijnen en viant te zijn***
Slangen en Aderen sijn boose fenijn
Doch vijnt men klapper tongen, die arger zijn
[* ooievaar, ** kwaadspreken kost mij mijn nek,
*** vriend te schijnen en vijand te zijn]
De afbeelding van de ooievaar met doorboorde hals heeft een variant waarin zijn nek in een knoop gelegd is, zoals in het album van Sophia Renesse van der Aa. De kleppende ooievaar als embleem van de roddelaar was kennelijk gangbaar in deze adellijke vriendschapsgroepen. Ook van andere opvattingen, beelden en gewoontes die tussen vrienden werden uitgewisseld laten de alba een glimp zien. Soms vinden we in deze bronnen sporen van feestjes. In het Overijssels Liedboek, een vrouwenalbum dat vermoedelijk werd bijgehouden door Margaretha Haghen, kunnen we het feest van de vorige avond herbeleven: Den tweeden dach van vasten
Hebben wij dit gescreven als gasten
En consten nijet gangen van hier
Wij en waeren al droneken schier
Want waeren van liefden alzoo sot
Dat wij nijet en lieten inden pot.
[Op de tweede dag van de vasten hebben wij,
die hier te gast waren, dit opgeschreven. We
konden hier niet weggaan; we waren behoorlijk
dronken want de liefde maakte ons zo
dwaas dat we niets [geen druppel wijn] in de
kan hebben gelaten.]
Veel inscripties op dit blad zijn aangebracht op een februaridag in 1564 en in het korte gedicht wordt dit samenzijn op badinerende toon beschreven. De gasten vermaakten zich niet alleen met het schrijven en zingen van verheven literatuur, zo we dat al mochten denken, maar gaven zich maar al te graag over aan de geneugten van wijn en liefde. Bovenstaande inscriptie in het album van Margaretha werd vergezeld van vele bijdragen, wat suggereert dat er veel vrienden op het feest uitgenodigd waren. In | |
[pagina 36]
| |
het album van Margaretha van Mathenesse vinden een zelfde soort bewijs van een gezellig samen zijn waar het album rond gegaan is. Onder de bijdrage van ‘Joffrau Mechelen ondt J van Hardenbrouck’ heeft een commentator geschreven ‘Wie dit geschreven heeft is heel teut’ [dronken]. Ja, er wordt gedronken, maar het is niet de bedoeling dat een keurige heer (of dame) aan het slempen slaat. Adellijke meisjes en jongens worden hard, streng en deugdzaam opgevoed. Overmatig drankgebruik wordt geassocieerd met immoraliteit, onwetendheid en de ondergang van adellijke geslachten. Joanna Bentinck schrijft bijvoorbeeld zelf een liedje in haar album waarin excessief drinken wordt afgekeurd. Op haar inscriptie wordt door een commentator (vermoedelijk een man uit haar directe omgeving; haar vader of wellicht haar broer) nog een reactie geschreven. Rechts op de pagina zien we het lied dat werd ingeschreven door Joanna, links commentaar van een onbekende inscribent die schrijft: Juffrou ghij sijt geluckich wel te degen
Dat ghij sulcken fijne man hebt gecregen
Die niet en drinckt dan soberlick midt maten
Und altijt nuchteren gaet over die straeten
Godt moet hem geluck en voerspoet geven
Und hijr namals dat eewige leven.
Joanna heeft blijkbaar een man die geniet, maar drinkt met mate. Ik heb het vermoeden dat deze adellijke dames en heren elkaar in en om het huis troffen om samen te zingen, te kletsen en te drinken en dat bij zulke gelegenheden de alba amicorum van hand tot hand gingen met het verzoek een lievelingslied, versje, handtekening of tekening in te schrijven. Het album is dankzij deze ontspannen sfeer ook het ideale middel om niet alleen de vriendschap te bezingen en favoriete tekstjes uit te wisselen, maar ook om te flirten. | |
Alba en liefdeVeruit de meeste inscripties in vrouwenalba hebben betrekking op de liefde, een amoureuze grondtoon die past bij de tijdgeest. Aan het begin van de zeventiende eeuw wordt het culturele landschap overspoeld met kunstuitingen die gewijd zijn aan de liefde: liedboeken, poëziebundels, vertalingen van Ovidius' Ars amatoria. Ook in de schilderkunst wordt men bevangen door de liefdeskoorts. De gedrukte liedboekjes uit deze tijd waren een nieuw en populair genre. De prille Republiek der Nederlanden barstte uit in gezang. De literatuurhistoricus Eddy Grootes wijdde een artikel aan de kopers en gebruikers van zulke liedboekjesGa naar eind* Volgens hem was het genre vooral gewild in de kringen van welgestelde jongvolwassenen waartoe ook de albumbezitsters behoorden. Deze groep kon zich de weelde van de hoofse liefde en haar maatschappelijke uitingen veroorloven - partijtjes met samenzang, galante cadeautjes, kusspelletjes etc. Gedrukte lieden embleemboeken lieten zien hoe het hoorde en welke codes je in acht moest nemen. Het waren bij wijze van spreken zelfhulpboekjes die adviseerden wat je (niet) moest zeggen of doen bij het veroveren van een geliefde. Vrouwenalba zijn in deze context unieke bronnen. Drukkers en boekverkopers stortten zich uit commerciële motieven op de ‘liefdeshandel’ en jongeren mochten graag zingen. Terwijl in de gedrukte liedboeken vaag iets doorklinkt van die vermenging van zang en liefdesspel, bieden de alba inkijkjes in de concrete interactie van zo'n groep jonge mensen. Veel liefdesinscripties in vrouwenalba lijken op het eerste gezicht nogal stereotiep en hebben een petrarkistische toonzetting. De afwisseling van vreugde en pijn, de almacht van een kwelling die tegelijk geluk en lijden betekent: het zijn de fundamentele thema's van het petrarkistische liefdesbeeld. Men moet de koele vrouwen tot liefde overhalen, maar de liefde is gevaarlijk.
Cupido wordt afgerost. Album Amicorum Huis Soelen, f. 63v-64r. Privécollectie
Een mooi voorbeeld van liefdesperikelen vinden we in het album van de familie Pieck van Soelen. Het bevat een tekening waarop de blote Cupido er van langs krijgt met een roe. In het ‘Refereyn’ op de volgende bladzijden wordt de reden van die strafmaatregel uitgelegd: Cupido heeft sommigen ‘cruepel en Lam geslaeghen’ met zijn liefdespijlen en moet boeten voor de ellende die hij heeft aangericht. Liefde is alleen fijn als zij beantwoord wordt, zo eindigt het lied bij de tekening: Liefde te draeghen en is gheen pijn,
Als liefde met liefde geloont mach sijn.
Gelukkig zijn sommige alba ook dragers van succesvolle liefdesgeschiedenissen. Het onderstaande gedichtje met de bijbehorende tekening behoort tot de meest geliefde inscripties in vrouwenalba: Comme la mouche mest sa vie en peril
Pour voier la clarte d'une chandelle
Ainsy doibt faire tout homme gentil
Pour la beaulte d'une Damoijselle
| |
[pagina 37]
| |
[Zoals de vlieg zijn leven in gevaar brengt door
het aanschouwen van het licht van een kaars,
zo ook doet een edelman door [te kijken
naar] de schoonheid van een jongedame.]
Dit gedichtje inclusief de tekening keert in meerdere alba terug en lijkt een standaard inscriptie. Maar de indruk van een topos of gemeenplaats verandert wanneer we de vlieg en de kaars bestuderen binnen de context van het album van Joanna Bentinck. Floris van Buchorst noteert ook een Frans en een Nederlands lied in Joanna's album, gevolgd door een tekening van een gekroond hart, omringd met Franse en Latijnse spreuken. Bovendien heeft hij tot twee keer toe zijn naam genoteerd, eenmaal vergezeld van zijn devies: ‘Je l'attendray’. Het hart en het lijdzaam wachten zijn voorname thema's in beide liederen. In het Nederlandse lied wordt onverbloemd gesproken over een jongedame die het hart van de minnaar gevangen houdt. Er wordt een minnaar opgevoerd die spreekt over de liefde voor een (onbereikbare) vrouw. Als we daarbij optellen dat Floris uiteindelijk met Joanna Bentinck trouwt, krijgen de kaars en de vlieg opeens een heel concrete invulling. Een commentator beoordeelt in het album de opbloeiende relatie vanaf het moment dat Floris interesse in Joanna begint te tonen... Jonckheer ick mercke well uith alle uwe
woorden schone
Dat Juffer Joanna Bentyncke ihn u harte spant
die croone.
... en op hete kolen zit omdat hij niet weet of het wederzijds is. Hoe lang moet hij nog wachten?... Lange tho wachtenn unnd niet tho genieten
Soll Floris van Buchorst well haest verdrieten.
Tot het moment waarop Joanna en Floris besluiten te trouwen, in zijn ogen uit oprechte liefde: Jonckheer ghij hebt het gewaecht in rechter
liefd end trouwen
Al die gene die oick doen die sal het niet
berouwen.
Natuurlijk moeten we oppassen met conclusies over de aard van gevoelens, zeker wanneer we niet de beschikking hebben over zo'n contemporain commentaar. Toch mogen we aannemen dat achter de voor ons zichtbare inscripties betekenissen schuilgaan die binnen de vriendenkring rondom het album maar al te goed begrepen werden. | |
Vrouwenalba: spoorzoeken naar vergeten vrouwen en mannenVrouwenalba vingen wat ‘in de lucht hing’ en maken dat vluchtige aspect kenbaar aan de onderzoeker: de versjes, beelden en zinswendingen die werden uitgewisseld binnen een min of meer traceerbare groep jongeren. Ze laten ons een deel van hun sociale leven zien via gedeelde culturele artefacten. Deze alba zijn cruciaal voor de sociabiliteit van de elite en geven ons een unieke kans om te bestuderen wat deze kringen gepast vonden. Ze laten zien hoe literatuur functioneerde in het dagelijks leven en hoe dames hun vrije tijd besteedden. Welke liedjes zongen zij? Welke gedichtjes waren populair? Wie kwam meerdere keren bij elkaar over de vloer? Enzovoort. Alba waren voor vrouwen een persoonlijk lied- en gastenboek. In Nederland bleven de liedboekjes niet binnenskamers, ze werden mee naar buiten genomen. Met wereldlijke liedboeken kon in de buitenlucht het sociale spel beginnen. Dit spelkarakter valt ook af te lezen aan sommige liedteksten. Dialoogliederen nodigden uit om beurtelings te zingen en refreinliederen konden effectief worden gebruikt in gezelschappen. Er bestonden ook heel veel kusliedjes. De gedichten, liederen en emblemen in de liedbundels beschreven niet alleen de contacten tussen jonge mensen, ze hadden ook een regulerende functie in die omgang. Het liedboek bleek het ideale geschenk voor elke modieuze vrouw. Alba werden vermoedelijk ook cadeau gedaan en gekregen. De verschillen tussen de collecties teksten in alba moeten niet worden opgevat als een evolutie in de wijze waarop jongeren omgingen met amoureuze liederen. Ze weerspiegelen eerder de keuzemogelijkheden binnen een groter repertoire waaruit vriendengroepen een eigen oeuvre samenstelden. Zoals Facebook vandaag de dag jongeren een plek biedt om hun identiteit en status te onderzoeken, muziek, afbeeldingen en tekst te delen, te flirten en zichzelf te representeren, zo boden deze alba vier eeuwen geleden een vergelijkbare plek aan hun bezitsters en inscribenten. Mensen - toen en nu - beoordelen elkaar op hun connecties: groepsidentiteiten worden gevormd rond en versterkt door collectieve smaak en opvattingen van hen die zich met de groep identificeren. De groepen rond vrouwenalba deelden normen en waarden die geïntensiveerd, gearticuleerd en bevestigd werden door het delen van liedjes en andere inscripties. Ze brengen een vriendschapsnetwerk en een groepsidentiteit aan het licht door het onthullen van de literaire, sociale en muzikale smaak van de eigenaresse en de bijdragers. Ze geven ons een kijkje in het dagelijks leven van de vroegmoderne elite, waarop we via andere bronnen nauwelijks zicht krijgen. |
|