De Boekenwereld. Jaargang 29
(2012-2013)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
[pagina 23]
| |
Anna Folkema is, met haar zus Fopje, een zeldzaam voorbeeld van een professionele illustratrice uit de vroege achttiende eeuw.Ga naar eind1 In opdracht van schrijvers en uitgevers graveerde of etste ze prenten voor allerlei boeken. Naar de omvang van haar oeuvre is het gissen: het onderzoek staat nog in de kinderschoenen, zo niet in babyschoentjes. Dergelijk onderzoek is namelijk notoir complex, omdat prenten vaak werden hergebruikt, soms in totaal andere contexten, of werden afgedrukt met veranderde, toegevoegde of juist verwijderde details. De mogelijkheden zijn legio en enkele daarvan komen hieronder aan de orde.
Dwergenprent van Anna Folkema. II Callotto resuscitato (Amsterdam, 1716). Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam
Anna Folkema, miniatuur stadsgezichtjes, in: Roeland van Leuve, 's Waerelds koopslot (Amsterdam, 1723). Rijksprentenkabinet, Amsterdam | |
Immigranten uit FrieslandOmstreeks 1708 arriveerden in Amsterdam de Friese zilversmid en graveur Johannes Jacobsz Folkema (?-1735) en zijn vrouw Brechtje Jacobs Faber (?-1728) met hun drie kinderen, de achttienjarige Fop(k)je, Jacob van zestien en Anna, dertien jaar oud. Ze kwamen hoogstwaarschijnlijk van Dokkum vandaan, de geboorteplaats van de kinderen. Het gezin betrok een woning aan de Westermarkt, waar naar zich laat aanzien meteen ook een werkplaats annex atelier werd ingericht. Alledrie de kinderen leerden etsen en graveren, ongetwijfeld van hun vader, van wie een aantal verfijnd geëtste ontwerpen voor sieraden en voor zilvergraveerwerk, zoals monogrammen en sierranden, bekend is. Deze werden uitgegeven in een reeks boekjes: Alderhande voorbeelden van doorgebroken zilver-smids werk (Amsterdam, Carel Allard, ca. 1695).Ga naar eind2 Wellicht dienden de afbeeldingen als ‘bestelcatalogus’ voor klanten of als voorbeelden voor vakbroeders. De kinderen Folkema hebben zich echter uitsluitend op het etsen en graveren van prenten, titelpagina's en boekillustraties toegelegd. Van de oudste, Fopje (1690-1752), is nauwelijks werk bekend. Om precies te zijn: eigenlijk alleen de enkele prenten die ze in 1716 maakte voor II Callotto resuscitato (waarover straks meer). Fopje Folkema trouwde in april 1722 met Pieter Prishart en is na haar huwelijk waarschijnlijk gestopt met graveren. Ze overleed in december 1752 als weduwe, maar het is onbekend wanneer Prishart overleden is. Aan de genoemde uitgave werkte ook Jacob (1692-1767) mee, maar wat hem betreft is dat slechts een fractie van zijn oeuvre. Van de drie Folkema'tjes was hij de meest productieve. Soms was hij de ‘inventor’ (ontwerper) van de prenten waar zijn signatuur onder staat, vaak graveerde of etste hij naar tekeningen of schilderijen van anderen. Vermeldenswaard is de fraaie titelplaat bij het eerste deel van Daniel Neale's Historie der rechtzinnige puriteinen, of lotgevallen der protestanten (1752), die hij voluit signeerde: ‘Jacob Folkema inv. et sculp., 1751’: Jacob Folkema ontwierp (invenit) en maakte (sculpsit) deze prent.Ga naar eind3 Hij was ook een van de vaste medewerkers van Bernard Picart, de belangrijkste Amsterdamse graveur van deze jaren. Jacob signeerde meerdere prenten in diens monumentale Cérémonies et coutumes religieuses de tous les peuples du monde, dat tussen 1723 en 1743 in tien delen verscheen. Anna (1695-1768) was de derde Folkema die illustraties leverde voor II Callotto. Zij is ook de enige van de kinderen Folkema van wie ander dan grafisch werk bekend is: ze maakte portretminiaturen. Zulke portretjes bestaan nog van François en Geertruijd Lestevenon.Ga naar eind4 Ook moet er een miniatuur van de doopsgezinde predikant Pieter Schryver (geweest) zijn, want naar dat voorbeeld maakte Jacob een prent.Ga naar eind5 Verder zijn bijna een eeuw geleden nog ‘vier fraaie mansportretjes’ van Anna's hand gesignaleerd.Ga naar eind6 | |
[pagina 24]
| |
II Callotto alias CallotHij is al enige keren genoemd: II Callotto resuscitato, letterlijk: Callot tot nieuw leven gewekt. De titel verwijst naar Jacques Callot, een befaamd Frans graveur, die in 1622 een serie etsen van dwergen publiceerde onder de titel Varie figure gobbi. Een ‘gobbo’ is een bultenaar, maar al zijn ‘figure’ zijn tegelijk dwergen. Deze burleske figuren zouden geïnspireerd zijn op de bultenaren die ter amusement van zijn broodheer Cosimo II de'Medici aan diens Florentijnse hof vertoefden.Ga naar eind7 Callot's komische, gebochelde dwergen werden zeer populair en zijn veel nagetekend. Begin achttiende eeuw kreeg iemand het idee om dit thema nieuw leven in te blazen en zo kwam in 1716 een verzameling van 52 eigentijdse burleske dwergenprenten tot stand: II Callotto resuscitato. Oder neu eingerichtes [sic] Zwerchen Cabinet. Le monde est plein de sots joieux, les plus petits sots sont les mieux. De waereld is vol gekken-nesten, de klynste narren zyn de beste.Ga naar eind8 Uitgever was de Amsterdamse drukker-graveur Wilhelmus Koning, die tevens een prentenwinkel dreef. Deze dwergen lijken in de verste verte niet op die van Callot: zijn idee werd ‘resuscitato’, niet zijn dwergen. Wellicht was Koning de bedenker van dit ‘revitaliserings’-project. De prenten zijn ontworpen en/of gemaakt door verschillende graveurs, onder wie Fopje, Jacob en Anna Folkema, die ook sommige van de apart ontworpen omlijstingen maakten. Net als de titel van de collectie zijn de prentbijschriften meertalig: in het Frans, Duits en Nederlands. Koning zal een internationaal koperspubliek op het oog gehad hebben. Bovendien bood hij de koper de mogelijkheid de omlijsting van de gekochte prent zelf te kiezen: prenten en omlijsting waren los van elkaar te koop.
De matineuze olifant, prent van Anna Folkema. In: Roeland van Leuve, Leerzame zinnebeelden (Amsterdam, 1725). Bijzondere Collecties UvA
Een (iets andere en aangevulde) heruitgave volgde omstreeks 1720,Ga naar eind9 in welke periode er in Augsburg ook een versie verscheen, met de Amsterdamse etsen redelijk nauwkeurig nageëtst en met alleen Duitstalige bijschrijften.Ga naar eind10 Overigens zijn kunsthistorici het er niet over eens of de Nederlandse uitgave aan de Duitse ten grondslag lag of andersom en het laatste woord daarover is bij gebrek aan gericht onderzoek voorlopig nog niet gesproken.Ga naar eind11 Hoe dat ook zij, in 1720/21 zijn sommige prenten uit de Nederlandse II Callotto, ontdaan van namen van de makers en voorzien van andere, meer toepasselijke teksten, hergebruikt als spotprenten op de geruchtmakende actiehandel van die jaren (een aandelenzwendel die natuurlijk als een zeepbel uiteenspatte).Ga naar eind12 | |
[pagina 25]
| |
rechts Dwergenprent van Anna Folkema. II Callatto resuscitato (Amsterdam, 1716). Bijzondere Collecties UvA
| |
[pagina 26]
| |
Werk van Anna Folkema
Dominee Pieter Schrijvr. Prent van Jacob Folkema naar een portret van Anna. Rijksprentenkabinet, Amsterdam
Anna en Jacob hebben in hun atelier regelmatig samen voor dezelfde boeken zitten werken. Zo ontwierp Jacob voor deel 3 van de Mengelwerken (1723) van Roeland van Leuve twee prenten die door Anna geëtst zijn.Ga naar eind13 Voor deze schrijver-makelaar hebben broer en zus Folkema wel vaker gewerkt. Misschien kenden ze hem persoonlijk. Hoe dat ook zij, ook in deel 2 van diens Mengelwerken (1723) treffen we hen aan. Dit deel, met titelplaat van Jacobs hand, bevat een afdeling Zede dichten en zinnebeelden, waarvoor Jacob onder meer een plaat met vier martelarentaferelen ontwierp die Anna in prent bracht.Ga naar eind14 In hetzelfde deel 2 van de Mengelwerken staat' s Waereld's koopslot of de Amsteldamse beurs, een berijmde geschiedenis van Amsterdam en zijn gebouwen. Het poëem is verdeeld in drie ‘boeken’ en ruimhartig voorzien van platen door verschillende graveurs. Van Anna vinden we er vier in het tweede boek en zeven in het derde, alle uitsluitend door haar gesigneerd met ‘A:F f’ of ‘A:F fe’: Anna Folkema fecit (heeft dit gemaakt). Zo signeerde ze bijna altijd. Van Leuves voorwoord laat iets zien van de wordingsgeschiedenis van deze prenten:
Verscheide, ja veele Konstplaaten, zult gy in dit Werkje vinden, waar in genoegzaam, alle de Gebouwen [...] en gezigten der Stad Amsterdam afgebeeld zyn; in hoedanig een klyn formaat, zo een generaale afbeelding, myns weetens, nog ooit in't koper gebragt is; eenige derzelve Gebouwen, welke te vooren nog nooit in prent afgebeeld waaren, heb ik zelfs naa het Leeven [...] afgeschetst, en dezelve aan byzondere Meesters, om in 't kooper gebragt te worden, aanbevolen; andere heb ik na prenten (in grooter formaat zynde) laaten neemen.
De inderdaad minuscule afbeeldingen - waarvan er vier tot pagina passenGa naar eind15 - zijn dus in opdracht en op kosten van Van Leuve gemaakt naar zijn eigen schetsen of naar bestaande prenten (Anna bijvoorbeeld graveerde de binnenplaats van het Leprozenhuis naar een afbeelding in de Amsterdamse stadsgeschiedenis van Olfert Dapper uit 1663). In 1725 leverde Anna nogmaals bijdragen aan een werk van Van Leuve: Leerzame zinnebeelden, opgenomen in diens Digtwerken.Ga naar eind16 Die zinnebeelden zijn allemaal weetjes en wijsheden gegoten in de vorm van een plaatje met een praatje. Jacob maakte de titelplaat, terwijl Anna de prentjes bij tien van de 28 zinnebeelden maakte. Dit is overigens het laatste boek dat Van Leuve († 1757) ooit publiceerde. Hierna vinden we Anna's signatuur op enkele prenten in de Dichtmaatige gedachten over honderdvyfenvyftig bybelsche printverbeeldingen (1727) van Claas Bruin. Allerlei bijbelse verhalen, elk verlucht met een prent. Waarschijnlijk in opdracht van de | |
[pagina 27]
| |
uitgever, Marten Schagen, graveerde Anna er vijf voor de afdeling Oude Testament en vier voor de afdeling Nieuwe Testament. Allemaal zijn ze gemaakt naar de illustraties van Cornelis II Danckerts voor een door Justus Danckerts in 1689 uitgegeven prentbijbel.Ga naar eind17 In de jaren 1720 werd er dus hard gewerkt in huize Folkema. In diezelfde jaren begon echter ook het aantal bewoners van het huis aan de Westermarkt te verminderen. Fopje trok na haar huwelijk in 1722 bij haar man in. Waar het echtpaar toen woonde is niet bekend, maar Fopje Folkema zou in 1752 begraven worden vanaf de Appelmarkt (achter het tegenwoordige Paleis op de Dam). In 1728 overleed de moeder, Brechtje Faber. Zij werd tegenover haar huis begraven, in de Westerkerk, evenals zeven jaar later Johannes Folkema. Vanaf 1735 hadden Anna en Jacob dus huis en werkplaats voor zich alleen. Van Jacob is te achterhalen dat hij bleef graveren, van Anna echter niet. Nam ze na haar moeders dood het huishouden op zich? Heeft ze alleen nog portretminiaturen gemaakt? In ieder geval moet ze Pieter Schryver (1665-1742) in 1738/39 geportretteerd hebben, want de door Jacob gegraveerde versie ervan verbeeldt de man op 73-jarige leeftijd. Ook moet ze portretjes gemaakt hebben van de predikanten Martinus Snethlage (ca. 1737?), Jacobus Tijken (1743) en Johannes Boskoop (1752).Ga naar eind18 In 1767 overleed Jacob Folkema. Hij werd net als zijn ouders begraven in de Westerkerk, tegenover het huis op de Westermarkt waar hij en Anna waren blijven wonen. Het jaar daarop overleed Anna Folkema. Ook zij werd begraven in de Westerkerk, op 10 oktober 1768. Twee maanden later werden hun ‘koperen konstplaten, plaatsnijders gereedschappen en rariteiten’ geveild. Het is onbekend welke ‘konstplaten’ dat waren, maar de platen voor 's Waereld's koopslot zullen er niet bij gezeten hebben. Die waren ergens tussen 1730 - toen er een herdruk verscheen - en 1735 verkocht aan de Haarlemse drukker-uitgever Johannes Marshoorn. In 1736 gaf hij de prenten opnieuw uit onder de titel Gebouwen, gezigten, en oudheden der stad Amsterdam, met een andere tekst erbij, geschreven door ‘een Oudheidkundig Liefhebber’.Ga naar eind19 |
|