te bereiken. U hebt te maken met een bende straatrovers, mevrouw.’
‘Toch ben ik er trots op, als we de vereiste eigen inkomsten bij elkaar gaan krijgen.’
‘Het is een heilloze zaak. Volgend jaar moet u een andere onmogelijke opdracht vervullen. Zo houdt de heer Zijlstra u van uw eigenlijke werk af. Aan de grillen van de staatssecretaris mag een museum zijn directeur niet opofferen. Een directeur van een museum moet zijn collectie bewaken, uitbreiden, tentoonstellen, gelegenheid geven om die te bestuderen en ervan te genieten. Een directeur hoort zijn museum te leiden en geeft zijn derde achter-onder-conservator opdracht om de staatssecretaris te bestrijden. Als u alleen directeur bent geworden om voortdurend reddingsacties te bedenken, dan moet u onmiddellijk ontslagen worden!’
Wat bezielt mij? Eigenlijk ben ik een aardige jongen. Het komt nu niet meer goed tussen ons. Maartje trilt van woede. Ik voel me ook niet erg op mijn gemak. We zwijgen een tijdje boos tegen elkaar. Maar dan besluit de directrice dapper het gesprek voort te zetten. Zij ontvouwt mij haar plannen.
‘Ik ga het museum een nieuwe, stevige basis geven. Ik ga contact leggen met het bedrijfsleven, zodat we niet meer afhankelijk zijn van de staat. Dan vraag ik de staatssecretaris een bruidsschat mee om op eigen benen te staan.’
‘Mevrouw, u bent gek! De staatssecretaris ziet u aankomen! Een bruidsschat! Hij lacht u vierkant uit. Hoepelt u niet uit uzelf op, dan laat hij u fuseren met de kb of met het Letterkundig Museum. Uw mensen staan dan op straat, uw boeken gaan naar het pakhuis van de kb om ze te ontdubbelen, te ontluisteren, te deselecteren, te digitaliseren en dan re vernietigen.’
‘Ik zal je laten zien dat ik Meermanno overeind houd. We gaan onze eigen weg, onafhankelijk van de staat.’
‘Baron Van Westreenen draait zich om in zijn graf. Wat Meermanno nodig heeft, mevrouw, is een oude zak als directeur, liefst een baron, met lef, visie en een sigaar.’
‘Nog seksistisch ook!’
‘Het mag van mij ook gerust een directeur in een mantelpakje zijn, als zij maar eigengereid is, van boeken houdt, van zich afbijt, vooral niet danst naar de pijpen van de staatssecretaris, en bovendien goede sigaren rookt.’