De Boekenwereld. Jaargang 29
(2012-2013)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
W.P. Gerritsen
| |
Breda 1944Allereerst moet worden opgemerkt dat in het impressum ‘Breda 1944’ geen melding wordt gemaakt van wat in de geschiedenis van Breda zonder twijfel de belangrijkste gebeurtenis van dat jaar is geweest: de bevrijding van de stad op 29 oktober 1944 door Poolse troepen onder commando van generaal Stanisłw Maczek.Ga naar eind2 Het niet vermelden van deze gebeurtenis zou kunnen betekenen dat de rijmprent voor deze datum, dus nog tijdens de Duitse bezetting, is gedrukt. Hierbij moet worden bedacht dat de rijmprent waarschijnlijk niet in de boekhandel (voor zover deze in de chaotische dagen kort vóór en na de bevrijding van de stad nog functioneerde) verkrijgbaar is geweest, maar door de drukker en/of eigenaar van de pers onder diens vrienden en relaties is verspreid. In het vervolg van dit artikel zal blijken dat de rijmprent inderdaad voor 29 oktober 1944 is gedrukt.Ga naar eind3 De complete oplage lag klaar in afwachting van het einde van de oorlog. Ten gevolge van het mislukken van de Operatie Market Garden (17-25 september 1944) zou het boven de grote rivieren gelegen deel van Nederland nog tot mei 1945 op de bevrijding moeten wachten.Ga naar eind4 | |
C.J. AsselbergsDe sleutelfiguur in deze geschiedenis is de drukker, ir. C. (Karel) J. Asselbergs (1904-1974), die in 1932 zijn vader opvolgde als directeur van de n.v.c.s.m. Suikerfabriek en Suikerraffinaderij ‘Wittouck’ in Breda. Al vroeg in de jaren dertig was Asselbergs, naast zijn activiteiten als ondernemer, begonnen met het verzamelen van grafiek. Zijn belangstelling ging vooral uit naar de zogenoemde kleingrafiek, dat wil zeggen werk van klein formaat, zoals nieuwjaarswensen en ex librissen, een genre dat in deze periode met werken van kunstenaars als John Buckland Wright, W.J. Rozendaal, Dirk van Gelder en Pam. G. Rueter een bloeitijd beleefde. Bij de vorming van zijn collectie raakte hij bevriend met een collega-verzamelaar, ir. Eugène Strens (1899-1980), die zijn artistieke voorkeuren deelde en hem in contact bracht met verscheidene grafici aan wie Strens al eerder opdrachten had verleend.Ga naar eind5 Sinds 1934 had Strens een door Karl Krause in Leipzig gebouwde degelpers in bruikleen, die toebehoorde aan de graficus Fokko Mees (1887-1968).Ga naar eind6 Op deze pers, die hij ‘de Mompers’ had gedoopt, drukte Strens onder meer het mededelingenblad Boekcier van de Nederlandse Ex libris Kring. Toen Asselbergs in 1942 plannen maakte om aan het einde van de oorlog een eigen privépers in het leven te roepen, werd de bruikleenovereenkomst van de pers op zijn naam overgeplaatst. De pers werd uit Den Haag, Strens' toenmalige woonplaats, vervoerd naar Breda, waar hij werd opgesteld in de vergaderzaal van de suikerfabriek Wittouck. Sinds 1944 stond Asselbergs' besluit vast om aan deze pers de naam ‘de Eenhoornpers’ te verbinden.Ga naar eind7 Onder deze naam zou tussen 1944 en 1954 onder zijn leiding een achttal uitgaven het licht zien.Ga naar eind8 Aanvankelijk bediende hij de pers | |
[pagina 102]
| |
zelf, later werd hij bij het drukken geassisteerd door een medewerker. In 1957 ging de pers, na betaling van f. 200,- aan Fokko Mees, over in het bezit van de familie Asselbergs, Als erudiete kenner op het gebied van drukkunst, bibliofilie en boekverzorging werd Asselbergs alom gewaardeerd. Hij was bestuurslid van de Stichting De Roos en maakte als voorzitter jarenlang deel uit van de jury die de best verzorgde in Nederland uitgegeven werken bekroonde. Een ernstig verkeersongeluk dat hem in 1961 trof, betekende het einde van Asselbergs' activiteiten als industrieel, bestuurder, verzamelaar, bibliofiel en drukker. Autograaf van het gedicht ‘De Eenhoorn’ door A. Roland Holst (1944). Collectie prof. C.J. Asselbergs. Foto: Michiel Röben
Wat heeft Asselbergs doen besluiten om aan zijn pers de naam van het fabeldier eenhoorn te verbinden? Als hartstochtelijk bibliofiel heeft hij zeker geweten dat de eenhoorn in de wereld van het gedrukte boek geen vreemde verschijning was. Afbeeldingen van eenhoorns vormen van oudsher een geliefd motief op drukkersmerken; de Delftenaar Christiaen Snellaert, een van de eerste Nederlandse drukkers, koos al in 1488 een houtsnede met een eenhoorn als merkteken. Ook bij de papierfabricage fungeerde het eenhoornmotief als onderscheidingsteken: van de vijftiende tot in de twintigste eeuw komen eenhoorns in allerlei gedaanten voor als watermerk in papier.Ga naar eind9 Daarnaast speelt de eenhoorn een belangrijke rol in de heraldiek, in het bijzonder als wapendrager. Zo wordt het wapen van het Verenigd Koninkrijk sinds 1706 gedragen door een leeuw en een eenhoorn als schilddragers. In 1944, toen veel Nederlanders in het geheim naar de uitzendingen van de bbc luisterden, kunnen ‘the lion and the unicorn’ als symbolische tegenhangers van de machtstekens van de bezetter zijn begrepen.Ga naar eind10 Karel Asselbergs was vertrouwd met de mythologie van de eenhoorn en met de symbolische betekenissen die dit fabeldier in de loop der eeuwen heeft belichaamd. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de door hem geschreven en gedrukte toelichting bij een map met vijf houtgravures die alle de eenhoorn tot onderwerp hebben, een map die in 1951 door de Eenhoornpers werd uitgegeven.Ga naar eind11 In zijn nalatenschap bevindt zich een exemplaar van The lore of the unicorn door de Amerikaanse auteur Odell Shepard, dat in 1930 bij George Allen & Unwin Ltd. in Londen is verschenen.Ga naar eind12 Het is aannemelijk dat Karel Asselbergs zijn kennis van de eenhoorntraditie grotendeels heeft ontleend aan dit boek; de belangrijkste studie over de cultuurgeschiedenis van de eenhoorn die tot dan toe was verschenen. | |
[pagina 103]
| |
Eline Verkade-Cartier van DisselBij het schrijven van mijn boek over de cultuurgeschiedenis van de eenhoorn heb ik het gedicht ‘De Eenhoorn’ van A. Roland Holst op de in 1944 verschenen rijmprent besproken.Ga naar eind13 Daarbij heb ik mij afgevraagd hoe het contact tussen de Bredase industrieel en de in 1942 uit zijn woning in Bergen verdreven dichter tot stand kon zijn gekomen. Uit diens door Jan van der Vegt in 2000 gepubliceerde biografie leerde ik dat Holst, die zich onder protest had aangemeld bij de Kultuurkamer, sinds 24 augustus 1942 was ondergedoken bij vrienden in Breukelen.Ga naar eind14 Op 24 februari 1944 verhuisde hij van daar naar de woning van zijn broer Eep in Laren. Ik veronderstelde dat Anton van Duinkerken (W.J.M.A. Asselbergs), vakbroeder en vriend van A. Roland Holst en (ver) familielid van C.J. Asselbergs in Breda, mogelijk als tussenpersoon had gefungeerd.Ga naar eind15 Dit vermoeden bleek onjuist te zijn. C.J. Asselbergs heeft Roland Holst goed gekend en heeft hem tijdens diens ballingschap in Breukelen meer dan eens bezocht. Deze details ontleen ik aan de herinneringen die E.F. Verkade-Cartier van Dissel (1906-1990), echtgenote van de bekende toneelleider, regisseur en acteur Eduard Verkade (1878-1961), onder de titel Laat nu de kat maar komen te bock heeft gesteld en in 1989 in eigen beheer heeft uitgegeven.Ga naar eind16 Rijmprent ‘De Eenhoorn’ door A. Roland Holst, met hourgravures van Dirk van Gelder (1944). Exemplaar mmw, Den Haag, signatuur eph 235
Eline F. Cartier van Dissel had in Utrecht sociale geografie gestudeerd.Ga naar eind17 Als lid van de u.v.s.v. (Utrechtsche Vrouwelijke StudentenVereeniging) speelde zij veel toneel en was haar talent opgevallen, ook bij de professionele acteurs die soms als regisseur optraden. Toen het toneelgezelschap ‘De Dietsche Spelers’ in 1933 een tournee van drie maanden naar de West (Suriname en Curaçao) zou maken, nodigde Eduard Verkade, die moeite had een troep van beroepsacteurs samen te stellen, twee inmiddels afgestudeerde studenten, Eline Cartier en Willy Huender, uit om aan de reis deel te nemen en bij de optredens van het gezelschap ook rollen te vervullen. Ondanks waarschuwingen van familie en vrienden accepteerden zij het aanbod. Tijdens de tournee traden zij op onder de toneelnamen Eline IJzerman en Hella van Hasselt, ook in belangrijke rollen. Voor Eline Cartier had de succesvolle reis naar de West twee onverwachte gevolgen. De agrarische gesteldheid van Suriname deed haar het onderwerp van een proefschrift aan de hand, waarop zij in 1937 aan de Rijksuniversiteit Utrecht zou promoveren,Ga naar eind18 Intussen was de relatie met Eduard Verkade, ondanks het leeftijdsverschil van bijna dertig jaar, zodanig versterkt dat zij besloten te trouwen. Hun huwelijk werd in 1935 voltrokken. Na enkele drukke jaren in Amsterdam besloten | |
[pagina 104]
| |
zij buiten de stad te gaan wonen. In Breukelen vonden zij een leegstaand negentiende-eeuws door geboomte omringd landhuis aan de Vecht, ‘Klein Boom en Bosch’, waar Eduard Verkade als kind gewoond had. Na de noodzakelijke verbouwingen konden zij het huis in 1939 betrekken. Van hun stemming bij de aanvang van een nieuwe levensfase geeft het volgende citaat, karakteristiek voor de stijl van Eline Carriers herinneringen, een indruk: Ex libris vin ir. C.J. Asselbergs. Houtsnede door W.J. Rozendaal (1935). Collectie prof. C.J. Asselbergs. Foto: Michiel Röben
Zelf hadden we het overmoedige gevoel van de muis, die zodra de mensen naar de eetkamer zijn gegaan, op het borreltafeltje klimt, de bodempjes uit de cognacglaasjes opzuigt, dronken wordt, op zijn achterpootjes danst, zich op de borst slaat en luid piept: ‘Laat nu de kat maar komen! Laat nu de kat maar komen!’ Maar er kwam een afschuwelijke kater... Adolf Hitler!Ga naar eind19 | |
A. Roland HolstIn augustus 1942 had Roland Holst zich onder dwang aangemeld voor het lidmaatschap van de Kultuurkamer met de toevoeging dat hij een afwijzing van zijn lidmaatschap zeer op prijs zou stellen.Ga naar eind20 Toen de autoriteiten hierop reageerden met een arrestatiebevel, had hij zijn huis aan de Nesdijk in Bergen halsoverkop moeten verlaten. Op zoek naar een onderduikadres was hij op advies van vrienden in Breukelen terechtgekomen, waar hij de Verkades bereid vond hem op Klein Boom en Bosch gastvrijheid te verlenen. Op voorstel van Eduard Verkade zou Holst gedurende zijn verblijf ‘Eric van Tijen’ genoemd worden. Het genereuze aanbod van de Verkades gaf de ontredderde dichter het gevoel weer vaste grond onder de voeten te krijgen: in ditzelfde huis brachten zijn grootouders een deel van de zomers door en zijn vader en zijn oom Rik (de kunstenaar R.N. Roland Holst) hadden als kinderen in deze tuin gespeeld.Ga naar eind21 In haar herinneringen beschrijft Eline Cartier hoe Holst zijn dagen als onderduiker een vertrouwde structuur wist te geven: anders dan de hoofdbewoners stond hij vroeg op, nam een koud bad, wandelde vervolgens een tijdlang lezend en prevelend in de tuin, waarna hij alleen ontbeet en zich terugtrok om te schrijven. Klokslag elf uur, reed hij op zijn fiets, met de dikke wandelstok dwars over het stuur, naar café ‘De Oliphant’. In deze remplaçant van ‘De rustende jager’ in Bergen dronk hij dagelijks zijn kopje koffie met een verre blik op het water van de Vecht.Ga naar eind22 Ook de middagslaap, de fameuze ‘tuk’, behoorde tot zijn dagelijkse ritueel. In de weekeinden was het huis regelmatig het trefpunt voor de bijeenkomsten van een groepje gasten van elders. Hiertoe behoorde ook Karel Asselbergs. Eline Carrier beschrijft hem als ‘een oude vriend van mij’, die zij uit Breda kende. Waaraan zij toevoegt: Hij had door de oorlog weinig te doen en kon zich extra aan zijn hobby wijden: de handdruk- | |
[pagina 105]
| |
pers ‘De Eenhoorn’. Voor hem schreef Roland Holst in oktober 1943 een gedicht over dit fabeldier, dat beloond werd met tien kilo suiker! Het merendeel van deze verdienste belandde op Klein Boom en Bosch en hield ons jaren zoet.Ga naar eind23 Het huis ‘Klein Boom en Bosch’ te Breukelen. Prentbriefkaart. Collectie Het Utrechts Archief
| |
Holsts gedichtHoe Asselbergs zijn verzoek een gedicht ter inauguratie van zijn Eenhoornpers te schrijven, heeft ingekleed, en of hij de dichter hierbij wellicht ook op het boek van Shepard heeft gewezen, is onbekend. Evenmin weten we welke associaties het begrip ‘eenhoorn’ bij Holst opriep voor hij over Asselbergs' verzoek ging nadenken. Het woord ‘eenhoorn’ komt in Holsts poëtische oeuvre verder nergens voor. Kende hij bijvoorbeeld het beroemde sonnet van Rilke met de beginregel ‘O dieses ist das Tier, das es nicht giebt’?Ga naar eind24 Vermoedelijk heeft hij geweten dat de eenhoorntraditie ver in de tijd teruggaat en dat er in het verleden magische (vergifverdrijvende en geneeskrachtige) eigenschappen aan de hoorn werden toegeschreven. Ook de bekendste noties die in romantische literatuur dikwijls met het fabeldier eenhoorn worden verbonden, zoals vrijheid, ontembaarheid, onschuld, zuiverheid, gratie en liefde, zullen hem niet onbekend zijn geweest. Maar het eenhoorngedicht geeft een volstrekt eigen, holstiaanse draai aan de traditionele gegevens. In zijn visie is de eenhoorn een afgezant of boodschapper uit een vroegere wereld; een ideale, paradijselijke wereld, die is verdwenen toen ‘De mensch ging werken zonder zingen’. Waarschijnlijk moet ‘werken’ hier worden opgevat als een verwijzing naar loonarbeid met de connotatie van geestdodende eentonigheid, terwijl ‘zonder zingen’ suggereert dat in de huidige, nieuwe wereld geen plaats meer is voor poëzie of muziek, of, als men ‘zingen’ ruimer opvat, voor kunst. Die nieuwe wereld staat vijandig tegenover onschuld en schoonheid, die ‘eerstelingen’ worden genoemd. Met ditzelfde woord wordt de eenhoorn aangeduid die, zo moeten we begrijpen, voor de ‘ik’ van het gedicht in een droom of visioen is verschenen. Het woord ‘eersteling’ komt in het latere werk van Roland Holst enkele malen voor, vrijwel | |
[pagina 106]
| |
steeds in verband met de onschuld die geassocieerd wordt met de oorspronkelijke toestand in de oude wereld.Ga naar eind25 Ook de tweede strofe bevat allerlei elementen die karakteristiek zijn voor het mythische wereldbeeld van Holst. Dit geldt niet alleen voor de ‘drift en heldere onschuld’ die het tevoorschijn springende dier doen rillen, maar evenzeer voor de combinatie van schoonheid en doodsgevaar. Diezelfde koppeling is te vinden in een strofe uit ‘Een winter aan zee’, eindigend met de regels ‘Met haar [nl. de schoonheid] / voortaan zich af te geven / betekent doodsgevaar’.Ga naar eind26 Ook in het gedicht ‘Helena's inkeer’, dat Roland Holst in 1944 tijdens zijn onderduiktijd in Breukelen voltooide, vormt de verbinding van ‘schoonheid’ met ‘gevaar’ een van de belangrijkste motieven. In de derde strofe wordt het beeld van de tevoorschijn springende eenhoorn toegepast op de totstandkoming van het gedicht - van dit gedicht zowel als van elk gedicht. Zoals de eenhoorn in een droom plotseling oprijst in een besneeuwd landschap, zo worden de contouren van een gedicht als in een visioen zichtbaar boven het nog onbeschreven papier. De hoorn van de eenhoorn fungeert hier als een metafoor voor de schrijfstift (potlood of pen) van de dichter. De van ‘lust en vreezen’ trillende schrijfstift zinspeelt op de voor Holst veelzeggende samenhang van seksualiteit en poëtische creativiteit, waarbij gevaar altijd op de loer ligt. De eigenschappen ‘wild’ en ‘onschuldig’ worden traditioneel aan de eenhoorn toegeschreven, maar zijn ook typerend voor de oorspronkelijke, prelapsarische wereld die deze dichter in zijn poëzie oproept. Concluderend is Holst erin geslaagd romantische en voor een deel veel oudere overleveringen omtrent het fabeldier eenhoorn te integreren in zijn voorstelling van een ideale, vroegere wereld. In zijn visie is de eenhoorn een uit die oude wereld afkomstige boodschapper die bij hem in een visioen verschijnt en die hij herkent als de belichaming van zijn poëtische conceptie van een schoonheid die voortdurend door doodsgevaar bedreigd wordt. Daarnaast heeft hij met het beeld van de hoorn van de eenhoorn als metafoor voor de pen van de dichter (en daarmee voor het dichterschap) een originele bijdrage geleverd aan de westerse eenhoorntraditie. | |
De houtgravures van Dirk van GelderTot de nalatenschap van C.J. Asselbergs behoort een blad papier waarop, onmiskenbaar in het handschrift van A. Roland Holst, onder de titel in kapitalen de eenhoorn, het zojuist besproken gedicht is geschreven. Het blad is niet gedateerd; de tekst is niet ondertekend. De vouwen in het papier maken echter waarschijnlijk dat het is gevouwen om in een envelop te passen. Het lijkt aannemelijk dat het hier gaat om het handschrift dat de dichter op een verder niet bekende dag in de herfst van 1943 naar Asselbergs in Breda heeft gestuurd. Deze heeft de tekst doorgestuurd naar de graficus Dirk van Gelder, die toen met zijn gezin in Veere woonde, met het verzoek om er ten behoeve van de te verschijnen rijmprent illustraties in de vorm van houtgravures bij te maken. Wanneer Van Gelder deze opdracht heeft ontvangen en uitgevoerd, valt af te leiden uit een aantal notities in een aantekenschrift waarin de vrouw van de graficus, Karen van Gelder-Mauve, heeft bijgehouden welke opdrachten voor grafisch werk haar man ontving en wanneer hij die uitvoerde en voltooide.Ga naar eind27 Op 1 november 1943 noteert Karen van Gelder: ‘Asselbergs vraagt in verband met zijn Eenhoornpers 'n gedicht van Roland Holst te illustreren èn 'n vignet voor de Eenh. pers te maken. Dirk heeft hier verbazend veel zin in.’ Eind januari (men schrijft inmiddels 1944) volgt een aantekening waaruit blijkt dat Van Gelder inmiddels met ‘de Eenhoorn voor Asselbergs [is] begonnen’. Hij maakt een ontwerp voor een blinddruk van het drukkersmerk voor de Eenhoornpers en een ontwerp voor de gravure die het gedicht moet illustreren. Begin februari heeft hij de eenhoorngravure onder handen en graveert hij ook een bloesemtakje dat als sluitvignet onder het gedicht moet komen. Een handdruk van de eenhoornhoutgravure stuurt Van Gelder naar Asselbergs, die het blad doorstuurt naar Roland Holst. Op 27 februari 1944 schrijft deze laatste aan Van Gelder: | |
[pagina 107]
| |
Zeer geachte Heer v. Gelder, Op 11 maart 1944 schrijft Roland Holst vanuit Laren, waar zijn broer woonde, Van Gelder een briefkaart waarin hij bedankt ‘voor het bijzonder sierlijke sluitvignetje’ dat de kunstenaar hem heeft toegezonden. Hij voegt toe: ‘Ik verheug mij zeer op onze rijmprent.’ Het aantekenschrift van Karen van Gelder-Mauve bevat verder enkele notities over de voltooiing en het drukken van de rijmprent. Op 25 maart graveert Van Gelder de initialen d, h en l die de drie strofen van het gedicht openen. Op 28 maart reizen Van Gelder en zijn vrouw vanuit Veere naar Breda, waar zij enkele dagen (tot 30 maart) bij Asselbergs logeren en bij het drukken van de rijmprent aanwezig zijn. Een notitie van 3 april 1944 meldt: ‘Alle drukken van de Eenhoornprent, die vandaag hier aankwamen, nagezien en gesigneerd.’Ga naar eind29 Op 13 en 14 juni 1944 graveert Van Gelder het blindstempel van het drukkersmerk van de Eenhoornpers.Ga naar eind30 De oplage, bestaande uit honderd exemplaren, lag klaar, in afwachting van betere tijden. Karel Asselbergs' droom kon in vervulling gaan. |
|