| |
| |
| |
Henk Slechte
Jagen op boeken over olifanten
In gesprek met verzamelaar Harre Harrenstein
Rechtenstudent Gerhardus Cornelius (Harre) Harrenstein (1936) trad in 1960 toe tot het dispuut ivmbo van het studentencorps van de Vrije Universiteit in Amsterdam. De naam van zijn dispuut heeft echter maar zijdelings te maken met zijn beslissing om boeken te gaan verzamelen, die iets vertellen over en liefst ook laten zien van de relatie tussen de mens en de olifant in zo breed mogelijke zin. De twee belangrijkste aanleidingen voor Harre Harrenstein om deze verzameling te beginnen waren zijn vader en zijn zoon. Vader Harrenstein vertelde Harre Het Olifantenkind uit de Just so stories van Rudyard Kipling uit 1902 wel zestig keer, steeds weer net iets anders dan de vorige keer. Kipling bedoelde de twaalf verhalen in dat boek om voor te lezen aan kinderen en noemde het Just so stories, omdat zijn eigen kinderen wilden dat hij ze iedere keer weer op dezelfde manier vertelde. Net als de kinderen van Kipling kon Harre er geen genoeg van krijgen, omdat hij zich herkende in het eigenwijze olifantje uit het verhaal.
In de chronologie van zijn weg naar het verzamelen van boeken over olifanten was het dispuut ivmbo slechts een bescheiden moment. De naam van het dispuut en het ritueel dat de leden een klein olifantje aan hun revers hingen, was voor hem wel aanleiding zulke olifantjes te gaan verzamelen, maar nog niet om een bibliotheek van boeken over olifanten op te zetten. Harre is verzamelaar van nature. Hij denkt dat hij als enig kind zijn eigen wereld wilde scheppen en dat het verzamelen van munten of postzegels, en later van olifantjes, hem de gelegenheid daartoe gaf. De kast waarin hij zijn olifantjes bewaart, maakt in één oogopslag duidelijk wat hij bedoelt met verzamelaar van nature: het zijn er heel erg veel en ze zijn allemaal verschillend. Harre Harrenstein noemt verzamelen een ‘gereguleerde afwijking’.
De derde en meest directe aansporing om serieus boeken over olifanten te gaan verzamelen, kreeg Harre van zijn zoon Paul. Zoals Harre olifantjes verzamelde, deed Paul dat met kikkers. Toen Paul in 1986 zestien jaar was, moest hij voor school een werkstuk maken over IJsland. Hij ging meteen alles over IJsland verzamelen wat hij kon vinden, als het maar op mythen en sagen was gebaseerd. Dat was voor zijn vader aanleiding over te stappen op boeken over olifanten. Hij deed dat serieus en met een doordacht plan. Dat betekende dat hij meteen ook boeken over de psychologie van het verzamelen kocht en dat niet elk boek waarin het woord ‘olifant’ voorkomt of waarin een olifant is afgebeeld, zijn verzameldrift activeert en een plaats in zijn collectie krijgt.
Harre Harrenstein weet precies wat voor soort verzamelaar hij wil zijn. Hij is geen koper, maar een verzamelaar van boeken. Hij vraagt-bij wijze van spreken - aan de boeken die hij al heeft of een boek dat hij kan verwerven welkom is. Dat betekent in zijn geval dat ze bij een (sub)thema moeten passen dat hij al verzamelt of wellicht aanleiding geven tot het ontstaan van een nieuw subthema. Het antwoord op die vraag en de zeldzaamheid en beschikbaarheid van een boek bepalen zijn beslissing om het aan te schaffen. Het belangrijkste criterium is: past het boek in de bibliotheek (zoals die sinds 1986 nog steeds vorm krijgt en die inmiddels zo'n 2500 titels telt)? Hij laat daarom de bezoeker alleen boeken zien waarvan hij het verhaal belangrijk vindt en geen kostbare of bijzondere boeken die hij goedkoop heeft verworven, al kunnen die twee in een dergelijke verzameling gemakkelijk samengaan. Vragen naar de prijs van een
| |
| |
getoond boek of naar zijn duurste boek is dan ook zinloos. Er komt geen antwoord. De zoektocht naar - of in zijn eigen woorden: de jacht op - belangrijke boeken is de essentie van zijn verzamelaarschap, het bezit vervolgens een prettige bijkomstigheid.
Het beeld van de olifant in de tuinen van Bomarzo
Tot het nadenken over de opzet van een thematische verzameling over olifanten behoorde de vaststelling van het hoofdthema, zoals dat voor iedere thematische bibliotheek geldt, en herkiezen van subthema's, maar ook het zoeken in de literatuuropgaven van boeken over olifanten naar titels met het woord ‘olifant’ in welke taal dan ook. Vervolgens onderzocht Harre Harrenstein die titels op hun bruikbaarheid voor het hoofdthema: de relatie tussen de mens en de olifant. Voor die relatie verwijst hij naar Het laatste geheim van Bomarzo, door kunsthistoricus Michiel Koolbergen (Leiden 1996). Die beschrijft de Tuinen van Bomarzo, ook wel ‘het park van de monsters’ genoemd, een maniëristisch tuinencomplex met groteske beelden bij Viterbo, ten noorden van Rome. Het beeldenpark is aangelegd door de Italiaanse edelman, condotiero en mecenas Vicino Orsini (1523-1583). Hij liet beeldhouwers in de rotspartijen mythologische en andere voorstellingen uithouwen, waaronder een grote olifant met een toren op zijn rug, een drijver of kornak op zijn hoofd en het lichaam van een soldaat in zijn slurf. De bizarre beelden hebben veel kunstenaars geïnspireerd, onder wie schilders als Carel Willink en Salvador Dali, en schrijvers als Hella Haasse en de Argentijn Manuel Mujica Láinez, die in zijn novelle Bomarzo historische feiten en fictie briljant vermengt. Het aantal verklaringen voor dit beeld is legio. Het stelt, volgens Láinez, de legendarische olifant Hanno voor, die koning Emanuel van Portugal in 1514 als geschenk voor paus Leo x naar Rome stuurde. Anderen denken dat de olifant hier is bedoeld als een prefiguratie van de dood van Christus, zoals die is beschreven in het apocriefe Bijbelboek Makkabeeën en is geschilderd door Jeroen Bosch. De olifant zou ook kunnen verwijzen naar de tocht van Hannibal met zijn olifanren over de Alpen. Een argument voor die
stelling is dat Hannibal vlak bij Bomarzo is geweest. Koolbergen gelooft niet in de historische of religieuze verklaringen, maar wijst op de iconografische betekenis van de olifant in de Renaissance. Die was het symbool van kracht, wijsheid en piëteit, eigenschappen die van toepassing zouden zijn geweest op Vicino Orsini. De toren op de rug van de olifant zou dan verwijzen naar diens volledige achternaam; Orsini di Castello.
Als een boek gaat over olifanten in het algemeen of over de relatie tussen de mens en de olifant in het bijzonder, komt het op de boekenlijst die Harre dag en nacht op zak heeft en meegaat op iedere (vakantie)reis. Als een onmisbaar hulpmiddel daarbij beschouwt hij Die Schaulust am Elefanten: Eine Elephantographia curiosa, door Stephan Oettermann (Frankfurt 1982). In die bibliografie zijn alle titels bij elkaar gebracht van boeken over olifanten die sinds 1350 zijn verschenen. Hij tekent daarin aan welke hij bezit, maar vindt er ook veel titels die hij nog wil verwerven. Het is de belangrijkste bibliografie van dit onderwerp.
Blijft de vraag aan Harre Harrenstein welke boeken
| |
| |
wel en welke niet thuishoren in zijn bibliotheek, en waarom. Het antwoord is duidelijk: alleen boeken die geheel of gedeeltelijk over olifanten gaan en interessant zijn voor hem als inhoudelijke verzamelaar. Dat zijn boeken die gaan over zijn hoofdthema, de relatie tussen de mens en de olifant, maar ook over de verschillen tussen Aziatische en Afrikaanse olifant, over de paleontologie van de olifant en over de naturalistische jacht op de olifant. Het hoeven niet alleen boeken te zijn. Hij verzamelt ook tijdschriften met artikelen of overdrukken van artikelen die de olifant als onderwerp hebben. Hoofdzaak is dat ze iets toevoegen aan het hoofdthema van de verzameling: de relatie tussen de mens en de olifant. Om die reden heeft hij ook kinderboeken in zijn verzameling, zoals The Lays of the Grays, door B. Parker en N. Parker (Londen 1910). De olifanten van de Grayfamitie gaan naar de markt, leren wiskunde, verdrinken bijna, blussen brand, enzovoort. Dat alles wordt de kinderen verteld in dichtvorm en verbeeld in prachtige oblongplaten in kleurendruk. Een voorbeeld van het toepassen van menselijke handelingen en eigenschappen op dieren, in dit geval olifanten.
Harre Harrenstein bij een van de kasten met boeken over olifanten
Een gedrukte getuigenverklaring over het optreden van vice-admiraal Isaac Sweers in de zeeslag bij het Schooneveld in 1673, waarin hij het bevel voerde over een schip met de naam Den Witten Oliphant, komt daarentegen niet in aanmerking, omdat dit drukwerk alles vertelt over de zeeslag maar niets over olifanten. Dat de scheepsnaam verwijst naar de hoogste en oudste Deense ridderorde, de Orde van de Olifant, die toen in Nederland de Orde van de Witte Olifant heette, omdat de olifant van de orde wit is, en dat die ook verleend is aan de Nederlandse admiraal Jacob van Wassenaer van Obdam, verandert daaraan niets.
De geschiedenis van de Orde van de Olifant gaat terug tot koning Christiaan i van Denemarken, die in 1457 de Broederschap van de Moeder Gods oprichtte. De keten van de broederschap zou hebben bestaan uit gouden olifanten, met een hanger die de Maagd Maria voorstelde en met de drie spijkers van het Kruis. De koning zou de orde hebben gesticht tijdens onderhandelingen met de Duitse keizer en de paus over een kruistocht. Volgens het apocriefe boek Makkabeeën was de olifant een symbool voor de strijd voor het ware geloof. Op het banket dat Filips de Goede in
| |
| |
1454 gaf toen de kruisvaarders de eed aflegden op de kruistocht, zou een toneelspeler, gekleed als vrouw die in een wit gewaad in een toren op de rug van een olifant stond als personificatie van de kerk van Constantinopel, de bankethal zijn binnengereden. In 1508 kreeg de biechtvader van de broederschap een insigne dat een gouden olifant met een gevechtstoren op zijn rug voorstelde. De huidige statuten van de orde gaan terug tot de stichting of heroprichting door koning Christiaan v in 1693. Deense prinsen kregen de orde op hun twintigste verjaardag, anderen moesten dertig jaar oud en protestants zijn om in aanmerking te komen. Tot 1958 konden alleen prorestantse mannen in de orde worden opgenomen. Sindsdien wordt ze ook verleend aan katholieke staatshoofden en aan vrouwen. De koninginnen Juliana en Beatrix en de prinsen Bernhard, Claus en Willem-Alexander waren of zijn ridder in de orde. Het symbool is de krijgsolifant, die staat voor puurheid en werd gebruikt door de verdedigers van het christendom. Publicaties over deze orde krijgen een plaats in de bibliotheek van Harrenstein, zoals het Breviarium equestre ordine elephantino, de geschiedenis van de orde door Ivar Niels Hertzholm (Kopenhagen 1704). Volgens hem ging de orde terug tot de Deense deelname aan de kruistochten in de twaalfde eeuw. Hij citeert een ‘oud manuscript’ dat vertelt hoe een Noor tijdens een kruistocht een olifant doodde. Een Kopenhaagse historicus voegde daaraan in de achttiende eeuw toe dat Deense kruisvaarders na het beleg van Nicea, in 1097, van Godfried van Bouillon een medaille kregen met daarop een afbeelding van die stad, waarvan de olifant het symbool was. Zo bleef in Denemarken de Orde van de Olifant verbonden met de kruistochten.
Het verbaast Harre Harrenstein nog steeds dat in het kruidenboek Trattato della historia, natura, et virtu delle droghe medicinali, et altri semplici rarissimi, che vengono portati delle Indie Orientali in Europa door Cristobal Acosta (Venetië 1585), de (Indische) olifant het enige afgebeelde dier is
Een ander onderwerp dat veel zegt over de relatie tussen mens en olifant, en zich daarom volop mag verheugen in de belangstelling van verzamelaar Harrenstein, is de tocht van het leger van Hannibal met 37 olifanten over de Alpen in 218 voor Christus. Over
| |
| |
de verschillende manieren waarop Hannibal de tocht heeft kunnen maken, bezit hij een groot aantal publicaties. De verklaring voor deze fascinatie is eenvoudig. Boeken moeten zo interessant zijn dat hij ze ook werkelijk raadpleegt, en dat geldt zeker voor boeken die expliciet gaan over de barre tocht van Hannibal over de Alpen, waarin de olifant een hoofdrol heeft en waarin het - alweer - gaat over de relatie tussen de mens en de olifant. Een interessant boek over die tocht in zijn bibliotheek is de tweede druk van A dissertation on the passage of Hannibal over the Alps, door J.A. Cramer en H.L. Wickham, waarvan de eerste editie in 1820 in Londen is verschenen. Deze manier van verzamelen maakt van deze bibliotheek meer dan de verzameling van een erudiete liefhebber.
Harre Harrenstein is een amateurbibliothecaris in de positieve betekenis van het woord. Hij weegt zorgvuldig af of een boek in zijn bibliotheek past, maar kent daarin ook gradaties, die worden bepaald door het belang van het boek voor het onderwerp van de bibliotheek. Dat blijkt uit zijn antwoord op de vraag of hij op jacht is naar het oudste gedrukte boek waarin een olifant een rol speelt: Hypnerotomachia Poliphili door Francesco Colonna, een incunabel, in 1499 in Venetië gedrukt bij de bekende humanistische drukker Aldus Manutius en geïllustreerd met 172 houtsneden. In deze roman ontmoet de hoofdpersoon een stenen olifant die een obelisk op zijn rug draagt. Dar heeft Paus Alexander vii ertoe geïnspireerd Gian Lorenzo Bernini in 1665 het standbeeld op het Piazza della Minerva in Rome te laten ontwerpen, dat officieel de Minervaobelisk heet, maar in de Romeinse volksmond misleidend ‘Minerva's varkentje’ genoemd wordt. Het is vijf en een halve meter hoog en stelt een kleine olifant voor, die een originele obelisk draagt. Natuurlijk is het een juweel en vanzelfsprekend gunt hij dit allereerste boek waarin een olifant op een afbeelding figureert een plek in zijn bibliotheek, maar het heeft geen prioriteit, want het is ‘veel tekst en weinig olifant’. Een boek waarop hij wel uit volle overtuiging jacht heeft gemaakt, is Elephas breviter delineatus, door G.E. Mozelius (Uppsala 1693), een Scandinavische monografie uit de late zeventiende eeuw met een afbeelding van een olifant.
De tocht van Hannibal over de Alpen, Uitsnede uit een gravure door Jacob Peteri in het standaardwerk over olifanten door Georg Christoph Petri von Hartenfels (Leipzig/Erfurt 1723)
Het werd vijftien jaar geleden op een veiling in Denemarken voor zijn neus verkocht. Omdat het uiterst zeldzaam is en bij het pertinent wilde hebben, is hij op zoek gegaan naar de koper. Dat was een Scandinavische boekhandelaar in Londen, die het voor Zweden wilde bewaren. Omdat hij in Harre een serieuze verzamelaar herkende, heeft hij het toch aan hem verkocht.
Harrenstein vindt het verzamelen van boeken over een onderwerp, in zijn geval olifanten, vooral een interessante bezigheid omdat de verzamelaar er zijn hele leven mee bezig kan zijn. Anders gezegd: het verzamelen is interessant als het verzamelgebied niet te groot maar ook niet te klein is. Het moet beheersbaar zijn en hij moet als verzamelaar altijd op jacht kunnen blijven naar (on)bekende boeken over olifanten. Internet heeft het verzamelen ingrijpend veranderd. Zo zocht Harre vanaf het begin naar Ivory and the elephant in art, in archaeology, and in science, door George F. Kunz (New York 1916), een standaardwerk over ivoor, van de klassieke oudheid tot heden. Het
| |
| |
behandelt de ontwikkeling van de olifant, de jacht op de olifant en de kunst van en de handel in ivoorsnijwerk. Harre dacht dat het uiterst zeldzaam was. Toen hij het in 1988 eindelijk had verworven, was hij trots op zijn buit, maar kort daarna kwam internet binnen zijn bereik en ontdekte hij via zoekmachines dat het minder zeldzaam was dan hij altijd gedacht had. Internet heeft de wereld van de verzamelaar volstrekt overhoop gegooid. Wat heel lang onmogelijk had geleken bleek ineens mogelijk, met alle consequenties van dien voor de vindbaarheid maar ook voor de prijzen van boeken.
Perzisch handschrift Hathinama
Een interessante recente aanwinst is een onvolledig Perzisch handschrift uit de late achttiende of vroege negentiende eeuw. Het is een rijk geïllustreerde handleiding voor het houden, trainen en medisch verzorgen van olifanten, en het is waarschijnlijk uit een Indische taal in het Perzisch vertaald. Een gedrukt of geschreven voorbeeld is niet bekend en ook de betekenis van de titel, Hathinama, die in Romeinse letters op het omslag staat, is niet te achterhalen. Het handschrift is beschadigd, maar de teksten en de afbeeldingen zijn gaaf. Harrenstein laat herzien om zijn opvatting te onderstrepen dat wat authentiek is authentiek moet blijven, en dar hij met dit handschrift niets anders zal doen dan het zorgvuldig conserveren door er een zuurvrij ‘doosje’ om heen te laten maken.
Een boek dat zich al sinds 2000 in zijn verzameling bevindt, maar waarvan hij nog steeds geniet, is L'histoire des elephants van Salomon Priezac (Parijs 1650). Hij heeft er vele jaren naar gezocht en het op internet gevonden. Hij denkt dat het nagenoeg onvindbaar is. Het is zijns inziens de eerste Franse monografie over de olifant, compleet met al diens eigenschappen, maar zonder opgave van de inhoud. Die heeft bibliothecaris Harrenstein er dus zelf bij gemaakt. Het boek bevindt zich ook in de bibliotheken van de Johns Hopkins University in Baltimore, de Smithsonian Institutions in Washington en de Bibliothèque nationale de France in Parijs.
| |
| |
Boven op de stapel belangrijke boeken ligt de tweede en verbeterde druk van Elephantographia Curiosa, seu Elephanti descriptio, juxta methodum et leges Imperialis Academiae Leopoldino-Carolinae Naturae Curiosorum adornata, multisque selectis observationibus physicis, medicis et jucundis historiis referta... door Georg Christoph Petri von Hartenfels (Leipzig & Erfurt, 1723). Von Hartenfels (1633-1718) was een Duitse medicus en natuurwetenschapper, maar hij was ook burgemeester van Leipzig. Het eerste deel van het boek gaat over de fossiele resten van olifanten, de anatomie van de olifant, zijn manier van leven en de verschillen tussen Indische of Aziatische en Afrikaanse olifanten. Het tweede deel behandelt, evenals Priezac, de morele kwaliteit en andere eigenschappen van de olifant, zoals zijn vriendelijkheid, aanleg voor dankbaarheid, intelligentie en moed. In het derde deel komt het gebruik aan de orde dat mensen van olifanten maken bij de jacht, in de bouw en in de oorlog, zoals in die tussen Hannibal en Rome. Von Hartenfels doet dat op een mooie gravure van de Erfurtse graficus Jakob Petri en in een uitgebreide Latijnse tekst. Een uitvouwbare prent laat de anatomievan de olifant zien. De bibliotheek van Harre Harrenstein is een rijke bron van kennis voor alles wat met olifanten te maken heeft. Dat geldt niet alleen voor boeken over onderwerpen als de geschiedenis van het ivoor, de tocht van Hannibal over de Alpen, de oorsprong van de Deense Orde van de Olifant of voor een Perzisch handschrift over het verzorgen van de olifant, maar ook voor boeken over de olifant in het circus, zoals Jumbo van Barnum en Bailey of de vriendelijke erotiek van Elphie et son éléphant door Winn(=Wynn Holcomb, 1898-1955), een Amerikaanse tekenaar.
Titelpagina van L'Histoire des elephants, door Salomon Priezic (Parijs 1650]
Een in de originele uitgave moeilijk vindbaar maar belangrijk boek over de circusolifant Jumbo is de Autobiography of Matthew Scott, Jumbo's Keeper also Jumbo's Biography, door Marthew Scott (Bridgeport 1885). Jumbo was een Afrikaanse mannetjesolifant die als baby via Parijs terechtkwam in de Londense Zoo, die hem in 1882 verkocht aan het Amerikaanse circus van Barnum en Bailey. De dierentuin deed dat omdat hij de grootste olifant ter wereld was geworden en men vreesde dat hij iemand kon verwonden. Heel Engeland, inclusief koningin Victoria, protesteerde tegen de verkoop, maar Jumbo en zijn verzorger Matthew Scott vertrokken in 1882 naar de Verenigde Staten, waar duizenden mensen hen opwachtten. Jumbo was vanaf het begin de grootste attractie van het circus. Hij kwam in 1885 om het leven bij een ongeluk op een station in Canada. Rond zijn dood bestaan veel anekdotes, waarin hij een aardige olifant en een onbaatzuchtige held is. Verzorger Matthew Scott was ontroostbaar. Hij schreef zijn autobiografie, die een lofzang op Jumbo is. Jumbo's geraamte is gereconstrueerd en geschonken aan het Museum voor Natuurlijke Historie in New York. Zijn naam is een algemene term geworden voor alles wat groter en sterker is dan normaal, vooral in de scheepsindustrie, maar ook voor de olifant in het algemeen. Vandaar dat de leden van het dispuut ivmbo een olifantje aan hun revers hingen. Jumbo is ook de naam geworden van een speelgoedfabrikant die als logo een olifant gebruikt.
Vrolijke erotiek is de beste omschrijving voor een
| |
| |
ander boeiend fenomeen in deze bibliotheek. Een mooi voorbeeld is de al genoemde, kostelijke folioportefeuille Elphie et son éléphant (Parijs 1926). Elf geestige erotische platen vertellen het tragische verhaal van een overspelige olifant. De eerste versie van de populaire kinderboekenheld Babar l'éléphant verscheen in Frankrijk in 1931. Hij doet zo sterk denken aan zijn erotische voorganger dat zijn bedenker die gekend moet hebben en wellicht geparodieerd heeft. Babar was een nationalistische held in kinderboeken, die de grandeur van Frankrijk en het kolonialisme verheerlijkte.
Jumbo, de populaire olifant van het Amerikaanse circus Barnum & Bailey
Omslag van Elphie et son Éléphant, door Winn (Parijs 1916
Harre Harrenstein is nu 76 jaar. Hij vindt ‘ontzamelen’ niet moeilijk en gunt anderen het genoegen dat hij zelf heeft beleefd aan het jagen op en genieten van zijn boeken. Dat hoort bij zijn filosofie van het verzamelen. Hij is de tijdelijke rentmeester geweest en vindt eigenlijk dat de collectie na zijn dood weer in omloop moet komen en bereikbaar moet zijn voor andere verzamelaars, ware het niet dat zoon Paul zich als opvolger had aangemeld. Paul is erfelijk belast en net zo'n fanatieke verzamelaar als zijn vader, maar dan van boeken over zijn hobby IJsland en zijn vak filosofie. Hij stelde Harre voor de verzameling na zijn dood voort te zetten. In de discussie die volgde bleek dat Paul van mening was dat zijn vader verkeerd verzamelt door geen afstand re doen van boeken die hun belang voor de collectie hebben verloren. Harre is van mening dat de door hem begonnen verzameling in haar huidige volledigheid leerzaam is, omdat ze de verzamelaar op diens geluk en fouten in het verleden wijst, maar hij vindt het ook prima als zijn zoon straks anders verzamelt en de bibliotheek wel opschoont. Hij heeft Paul op het hart gedrukt dan wel met zijn tijd mee te gaan en de vetzameling ook digitaal aan te vullen af s dat zo uitkomt. Zover is het nog niet. Voorlopig jaagt Harre Harrenstein nog met veel elan op boeken over olifanten.
|
|