| |
| |
| |
Berichten
Internetboekhandels: veel klanten, weinig winst
In juli 1995 begon Jeff Bezos (35) vanuit zijn garage in Seattle de Internetboekhandel Amazon.com, die zich vandaag de dag de grootste boekhandel ter wereld mag noemen. Hoe lang Amazon.com de wereldwijde marktleidende positie nog kan behouden, hangt af van de financiële middelen en het uithoudingsvermogen van de vele Internetboekhandels die zich de afgelopen jaren op Internet hebben begeven. De meest serieuze concurrent is Bol.com, een onderdeel van het Duitse concern Bertelsmann, dat sinds februari 1999 op Internet actief is.
Bezos koos voor het boek als handelswaar voor zijn online business vanwege de wereldwijde markt en de relatief lage prijs van het product. Op Internet is het mogelijk miljoenen boeken ‘in voorraad’ te houden terwijl de klant in enkele seconden weet of een boek leverbaar is, wat het kost en wat de levertijd is. Klantvriendelijkheid staat bij Amazon voorop, terwijl de selectie en het gemak als speerpunten in het beleid van de Internetboekhandel worden gezien. ‘De service moet ondanks de megaomzet persoonlijk blijven’, aldus Bezos. Ondanks de megaomzet van Amazon - in het derde kwartaal van 1999 boekte de marktleider 356 miljoen dollar omzet - leidt het bedrijf nog altijd grote verliezen. In het genoemde kwartaal bedroeg het verlies zelfs een recordbedrag van 197 miljoen dollar. Een groot deel hiervan is toe te schrijven aan de kosten van overnames, fusies en reorganisaties. Zo kocht Bezos voor ruim 645 miljoen dollar drie bedrijven die een uitbreiding van zijn assortiment garanderen waaronder Exchange, het moederbedrijf van Bibliofind, een site voor zeldzame boeken. Tevens is Amazon onlangs een samenwerking aangegaan met Sotheby's voor een online veilingbedrijf, sothebys-amazon.com geheten. Bezos betaalde 45 miljoen dollar voor een aandeel in Sotheby's, in ruil voor het gebruik van de expertise en reputatie van het veilinghuis. Amazon.com streeft er met deze acquisities naar het grootste e-commercebedrijf van de wereld te worden met een totaalaanbod aan consumentenproducten.
Andere concurrenten zoals Barnesandnoble (een onderdeel van de Amerikaanse boekhandelsketen Barnes and Noble waar Bertelsmann voor 50 procent in deelneemt), Borders, Waterstone's en Booksamillion, blijven weliswaar ver achter bij de grote verliezen van Amazon, maar voeren net als de marktleider een principiële investeringspolitiek om zo veel mogelijk markt te veroveren voordat de online verkopen in 2002 profijtelijk zullen zijn. Ook Bol.com voert een dergelijke koers. Alle concurrenten op Internet, met Amazon en Bol voorop, houden elkaar nauwlettend in de gaten en een actie van de een gaat niet zonder tegenactie van de ander. Hoge kortingen op bestsellers, ‘happy hour’ waarop gratis boeken worden weggegeven, uitbreiding van het assortiment met cd's enzovoort, je vindt het terug op alle sites van Internetboekhandels. Ook het Internet kent stuntaanbieders, waarvan Books en Bestsellersforless de bekendste zijn, die met hoge kortingen op het totale aanbod boeken veel klanten trekken. Bol registreerde in het voorjaar ruim acht miljoen bezoekers waarvan 100.000 tot een of meer aankopen overgingen. De totale omzet bedroeg 6,6 miljoen gulden en wordt voor het hele jaar geschat op 50 miljoen gulden. Dit maakt Bol tot de sterke nummer twee achter Amazon. Het Duitse concern investeert veel in de intensieve promotie en in de ontsluiting van groeimarkten in het buitenland, zoals China en Zuid-Korea.
Amazon heeft de afgelopen jaren kapitalen geïnvesteerd in de verfijning van zijn distributienet en de bouw van verschillende regionale magazijnen, waarvan die in de staat Georgia (ruim 75.000 vierkante meter) het meest recent is. Hiermee komt de totale distributieruimte van Amazon op ruim 320.000 vierkante meter. Alleen door nog zwaarder te investeren, bijvoorbeeld in een relatief onderbelicht onderdeel van de Internetboekhandels zoals printing on demand, kan Bertelsmann de leidende positie van Amazon overnemen. Ondanks de grote ‘voorraden’ en klantvriendelijkheid bij de Internetboekhandels blijven veel boekenkopers enigszins terughoudend aankijken tegen het online kopen van boeken. Zelfs hoge kortingen en verregaande service hebben maar weinig invloed op het koopgedrag van de boekenliefhebber. Een onderzoek van de Stichting Speurwerk bevestigt het beeld dat Internet in Nederland ‘geringe betekenis’ heeft als verkoopkanaal voor algemene boeken aan particulieren. Op de Neder- | |
| |
landse markt zijn het vooral het Belgische Proxis en de Nederlandse Internetboekhandel (boeknet.nl) die actief de concurrentie met de ‘traditionele’ boekhandel aangaan. Die ‘échte’ boekhandels zullen overigens nooit helemaal door de Internetboekhandel worden verdreven, hoewel voortdurend door de online markt aan hun marktaandeel zal worden geknabbeld. Steeds meer boekhandelsketens (zoals Bruna en de Boekhandels Groep Nederland) openen ook een site op Internet.
Openingspagina van de website ‘boeken’ van Amazon.com.
Adressen van de belangrijkste Internetboekhandels:
http://www.amazon.com |
http://www.barnesandnoble.com |
http://www.boeknet.nl |
http://www.nl.bol.com |
http://www.booksamillion.com |
http://www.borders.com |
http://www.proxis.com |
http://www.waterstones.co.uk |
(KvO)
| |
Vondel in Honoloulou
Laurens Janszoon Coster zou zich in zijn graf omdraaien als hij wist dat zijn naam ijdel gebruikt wordt voor een omvangrijk Internetproject. Het Costerproject, dat je zou kunnen omschrijven als de opbouw van een digitale bibliotheek, ontstond vanuit nieuwsgroepen op Internet, en is sinds 1995 als zelfstandig onderdeel te raadplegen op het adres: http://www.dds.nl/~ljcoster/index.html. Hier vindt de geïnteresseerde lezer de complete teksten van Nederlandstalige literaire werken, zoals Jacques Perks Gedichten, de Gijsbrecht van Vondel, Vanden Vos Reynaerde enzovoort. De teksten kunnen van a tot z direct vanaf het scherm worden gelezen, of gedownload worden, of geprint. Voortaan heb je dus als lezer overal - zelfs in de trein of op vakantie in Honoloulou - toegang tot het puikje van de vaderlandse letteren; je moet alleen ergens het Internet op kunnen. En het gemak van deze onbeperkte toegang is niet de enige charme van het Costerproject, want denk eens aan de ongekende mogelijkheden die de digitale opslag biedt voor begripshistorisch onderzoek. Je kunt bijvoorbeeld in alle beschikbare teksten gaan zoeken naar het voorkomen van woorden als ‘vrijheid’ en ‘vaderland’, door eenvoudigweg de zoekfunctie te gebruiken. Ook zijn enkele teksten door toepassing van ingebouwde hyperlinks op onorthodoxe wijze te lezen. Bij Multatuli's Ideën bijvoorbeeld kun je desgewenst doorklikken naar aanverwante ideeën, zonder dat je hoeft te zoeken of te bladeren. Het is dus niet verwonderlijk dat het Costerhuis, zoals de bibliotheek genoemd wordt, een groot succes is. Volgens een informatiepagina op deze site worden dagelijks gemiddeld vijfduizend bestanden opgevraagd door vijfhonderd bezoekers. Is dat de gebruikelijke Internetpeptalk...? Waarschijnlijk niet, want het Costerhuis is geen commerciële Internetsite, er zijn ook geen links naar aanverwante producten
(de manier om op Internet geld van adverteerders binnen te krijgen) of andere reclame-uitingen. Het Costerhuis draait op vrijwilligers, die eigenhandig de teksten intypen. Slechts twintig procent van de teksten wordt gescand. Een ‘beleid’ of ‘plan’ is er niet. Het werk van de zeker honderd vrijwilligers wordt door Marc van Ostendorp, Joachim Verhagen en Rudy van Wijk, beheerders van de site, in goede banen geleid. Onder de vrijwilligers zit in elk geval een Vondelliefhebber, want diens werk is oververtegenwoordigd. In totaal telt het Costerhuis ruim zestig kamers, wat inhoudt dat er meer dan zestig titels zijn te vinden. Misschien niet veel, maar het is een begin. Kwantiteit telt nu nog zwaarder dan kwaliteit. De teksten kun- | |
| |
nen typefouten bevatten en wat editietechniek betreft nemen de vrijwilligers het niet zo nauw. In een toelichting verklaren de webbeheerders dat de teksten soms zelfs compilaties zijn van verschillende edities. Een ander bezwaar is de noodzakelijke beperking tot boeken van auteurs die al minstens zeventig jaar dood zijn, dit om auteursrechtelijke redenen. Coster is al langer dood, maar dankzij dit project houden wij zijn naam in ere. Al moet hij het ook digitaal afleggen tegen Gutenberg. Want in de vs bestaat al sinds 1972 het Gutenbergproject, de digitale bibliotheek waarop het Nederlandse Costerhuis is gebaseerd (www.promo.net/pg/index.html). De verwachting is dat daar rond 2002 tienduizend titels voorhanden zijn. (LK)
| |
Gratis is ook niet alles
Het is voor velen jeugdsentiment. In elk geval voor mij, want mijn ouders hadden 'm: de Encyclopaedia Britannica. De rij van 32 prachtige, dieprode banden (1 meter en 34,8 centimeter, bijna 80 kilo!) geldt als de bron van universele kennis. Alles staat erin, maar wie dom was (ik) zou dom blijven, want bij alle lof moet gezegd dat het niet de meest toegankelijke encyclopedie is. Te veel tekst en uitleg, kleine letters, moeilijk Engels, onaantrekkelijke opmaak, dun papier. Desalniettemin kon je tot voor kort op beurzen en in stationshallen ijverige ‘colporteurs’ aantreffen die je wilden laten intekenen op dit bakbeest. Ik heb dat nooit gedaan. Vooral de prijs van ruim 8000 gulden was een onoverkomelijk bezwaar. Met een telefoontje naar het ouderlijk huis ben je dan, als je eens iets op wilt zoeken, goedkoper uit. Maar op een gegeven moment werd het tijd om mijn mening te herzien, want zo ongeveer alle genoemde minpunten van de Encyclopaedia Britannica zijn de afgelopen tijd opgelost en/of verdwenen.
Het begon met, logisch natuurlijk, de productie van de encyclopedie op cd-rom. Daarmee kon je veel gemakkelijker gegevens opzoeken met behulp van de zoekfunctie, je hield nog wat plankruimte over in je boekenkast, en ook was de prijs van de cd-rom met zijn 1745 gulden dusdanig laag, dat je het normale contact met je ouders kon herstellen. Zelfs aan het verlangen om lukraak te bladeren voldeed de cd-rom want je kon ook de optie ‘willekeurig artikel’ aanklikken die je langs zomaar wat lemmata zou voeren. Heel leuk. Ik schafte hem desondanks niet aan. De toekomst zou me daarin gelijk geven. In de zomer van 1999 maakte een klein berichtje in de krant melding van het feit dat de Encyclopaedia voortaan helemaal niet meer op papier zou verschijnen, en dat nieuws werd in oktober gevolgd door de sensationele mededeling dat deze encyclopedie voortaan gratis op Internet te raadplegen zou zijn! Door concurrentie van Internet en van andere cd-roms was de uitgeverij bijna failliet gegaan. De website (www.britannica.com) was de laatste poging van de uitgeverij om het hoofd boven water te houden. Met behulp van advertenties op de site en commerciële ‘links’ zou de zaak nog wel draaiende gehouden kunnen worden. Net als ik moeten velen zijn opgeveerd om het adres op Internet uit te proberen, tien miljoen liefhebbers per dag om precies te zijn. Het gevolg was dat de site op tilt sloeg en in elk geval enkele weken onbereikbaar was, dat wil zeggen, tot op het moment waarop dit stukje geschreven werd. We zijn weer terug bij af. Ik zal mijn ouders eens wat vaker bellen. (LK)
| |
Bentinck-brieven via Internet
Het veilen van allerhande objecten via Internet maakt de laatste tijd een snelle opmars door. Voor boeken en prenten blijft het echter lastig om te bieden op stukken die je niet in het echt kunt zien. Dat er wel degelijk ook boeken worden geveild, bewijst het artikel elders in dit blad over Paulus Swaen. Dat dergelijke Internetveilingen ook concrete resultaten opleveren blijkt onder meer uit een krantenbericht van kortgeleden. Het Rijksarchief Gelderland in Arnhem wist via het Internet een aantal archiefstukken te verkrijgen van de familie Bentinck (bekend van het boek van Hella Haasse en een televisieserie die aan de familie werd gewijd). Het archief werd getipt door een hoogleraar uit Rotterdam. Bij een Amerikaanse Internetveiling werden achttiende-eeuwse brieven aangeboden, waarop door het Rijksarchief een bod werd gedaan van f 500. Dat bleek voldoende. Via het Internet en de veiling probeert het archief nu ook andere paperassen van de familie op te sporen. (GV, bron: anp)
| |
| |
| |
Het e-boek
Rocket eBook, Everybook, Librius, SoftBook. Het klinkt als kinderspeelgoed, maar het gaat hier om een hoogst ingenieuze digitale vinding die de boekenwereld, volgens sommigen, drastisch zal veranderen: het e-boek. Deze digitale opvolger van het gedrukte, papieren boek is als je erover nadenkt het ei van Columbus. Zo langzamerhand zijn we gewend geraakt aan het lezen van tekst vanaf een beeldscherm. Diverse kranten en tijdschriften vinden hun lezers via Internet. Het Gutenbergproject
Het Rocket eBook.
en het Costerproject (zie elders in deze rubriek) bieden zelfs complete boeken aan op de virtuele snelweg. En de digitale palmtopagenda (‘past in uw hand’) is immers ook al op de markt. Dus waarom dan niet een digitaal boek ontwerpen? Als het digitale boek aanslaat zou het net zo'n omwenteling kunnen betekenen als Gutenbergs vinding destijds. En zoals in de vijftiende eeuw de eerste gedrukte boeken sprekend op handschriften leken, zo oogt ook het digitale boek als een ‘gewoon’ boek. Het heeft het formaat van een paperback, de dikte van een streekroman, de hardheid van een computer. Het voorplat bestaat uit een beeldscherm van extra goede kwaliteit. Het apparaat kan per keer zo'n duizend tot tweeduizend pagina's opslaan. Na lezing kun je het ‘boek’ eraf halen en door een nieuw vervangen. De software is zo gemaakt dat de lezer moeiteloos kan ‘strepen’ en aantekeningen in de marge kan plaatsen. Je kunt gemakkelijk een boek doorvlooien op trefwoorden, of een enkel gegeven terug vinden met de zoekfunctie. Omdat de computer een batterij bevat, kun je het e-boek ook lezen op het strand, in het vliegtuig, of waar dan ook. De boeken voor digitale lezing worden uitgegeven door gespecialiseerde uitgeverijen zoals Peanutpress.com of ze worden op verzoek van de producenten door reguliere uitgevers als het Amerikaanse Random House op de markt gebracht. Ook softwareleverancier Microsoft presenteerde zich op de Buchmesse '99
van Frankfurt als ‘uitgever’, en voorspelde het eind van het papieren boek in 2020. Dat zou dan, als we de voorspelling moeten geloven, ook het einde betekenen van de reguliere boekwinkel. Een woordvoerder van NuvoMedia, die Rocket eBook op de markt brengt, zei namelijk in NRC Handelsblad (27-1-1999) de e-boeken alleen te verkopen via de grote Internetboekwinkel Amazon. com, omdat de in het e-boek geïnteresseerde lezers dat kanaal het beste kennen. De firma verwacht niet zozeer klandizie van de vrijetijdslezer, maar wel van zakenlieden en juristen die op deze wijze, waar ze ook naar toe gaan, steeds onopvallend de juiste handboeken en naslagwerken bij zich kunnen dragen. Op de aan het e-boek gewijde website www.ebooknet.com worden de laatste nieuwe snufjes gemeld, en ook vindt men hier de aankondigingen van nieuwe e-boeken. Dit enthousiasme ten spijt zitten er nogal wat nadelen aan het e-boek. Uitgevers zijn huiverig met het aanbieden van boeken uit hun fonds als e-boek. Ook al zijn er beveiligingen ingebouwd, het schrikbeeld van illegaal gekopieerde ‘roofdrukken’ op Internet is niet uit te roeien. Op de lijst van ‘nieuw’ verschenen e-boeken staan dan ook verdacht veel klassiekers van auteurs die al meer dan zeventig jaar dood zijn. Voor een handvol interessante nieuwe boeken zullen niet veel lezers bereid zijn de pakweg 300 dollar te betalen die de e-bookcomputer (nu nog) kost. Het lezen vanaf het beeldschermpje zou bovendien vermoeiend zijn voor de ogen. Zwaarder nog weegt het argument van de boekenliefhebber die na het lezen ook graag een mooi uitgevoerd boek in zijn kast zet. In augustus 1999 berichtte Het Parool dat de markt voor het e-boek er, een jaar na de introductie, nog altijd slecht voorstond. Er zouden wereldwijd slechts een paar duizend e-boekcomputers zijn verkocht, vooral aan de zogeheten early adopters die elke nieuwigheid meteen aanschaffen.
Aldus bekeken is de associatie met speelgoed zo gek nog niet. (LK)
| |
Digitale Atlas Geschiedenis: geschiedenis in woord en beeld
Wie een onderwerp uit de geschiedenis van de zeventiende eeuw bestudeert zal zich realiseren dat tekst en beeld vrijwel nooit in dezelfde instelling of collectie te vinden zijn. Zo bewaart de Koninklijke Bibliotheek een verzameling pamfletten die beschreven is door W.P.C. Knuttel, is in het Rijksprentenkabinet een groot gedeelte van de door Frederik Muller beschreven historieprenten te vinden en bezit de afdeling Nederlandse Geschiedenis van het Rijksmuseum de collectie
| |
| |
historiepenningen van Van Gelder.
Onlangs zijn de Koninklijke Bibliotheek en het Rijksmuseum met een samenwerkingsproject begonnen, dat zal resulteren in een website Digitale Atlas Geschiedenis. Vier korte periodes uit de zeventiende eeuw vormen de basis voor het samenbrengen van pamfletten, historieprenten en penningen. Het betreft de jaren 1618-1619 (de dood van Johan van Oldenbarnevelt en de Synode van Dordrecht), 1647-1648 (Vrede van Munster), het Rampjaar
Claes Jansz. Visscher, Ivstitie aen Ian van Oldenbarnevelt geschiet, den 13 Maij 1619. Gravure, fm 1384. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam.
1672 en 1695 (beleg en inneming van Namen). Zo wordt het mogelijk om als het ware met een pamflet in de hand op zoek te gaan naar de prent die het beschrevene in beeld brengt en vervolgens uit te zoeken of ter gelegenheid van die gebeurtenis ook een penning is geslagen.
De deelnemers aan het project zijn begonnen met het voorbereiden van een gezamenlijk beschrijvingsformulier voor de gedrukte teksten en de museale objecten. De wijze van beschrijven van de pamfletten in de Short-Title Catalogue Netherlands (stcn) lijkt niet op de wijze van beschrijven van de prenten of penningen zoals die in het Rijksmuseum plaatsvindt. Bovendien wordt door beide instellingen een verschillende terminologie gebruikt om het materiaal toegankelijker te maken. Een eenduidige manier van beschrijven zorgt ervoor dat verbanden gelegd kunnen worden tussen pamfletten, prenten en penningen.
Van de 2000 pamfletten, 300 prenten en 180 penningen zullen digitale afbeeldingen worden gemaakt. De wensen van de beoogde gebruikersgroepen (wetenschappers, studenten, scholieren en andere geïnteresseerden) worden geïnventariseerd zodat het eindproduct, een website, zo veel mogelijk tegemoetkomt aan de behoeften van de doelgroepen.
Bij het ontwerpen van de infrastructuur van de website zal er rekening mee worden gehouden dat in de toekomst ook van andere instellingen hun zeventiende-eeuws materiaal (zoals kaarten, schilderijen, pamfletten, prenten, enzovoort) opgenomen kan worden. Zo zal het mogelijk worden dat de Atlas Van Stolk en het Museum Mr. Simon van Gijn hun beschrijvingen en afbeeldingen toevoegen aan de website. Op deze wijze kan er een Atlas ontstaan van de Vaderlandse Geschiedenis in woord en beeld.
(Wilbert Helmus)
| |
Internet en kunsthistorische bibliotheken
De vereniging Overleg Kunsthistorische Bibliotheken in Nederland (okbn) doet verwoede pogingen om haar leden aan de moderne ontwikkelingen te laten deelnemen. De cd-rom met de catalogi van vijf vooraanstaande kunstbibliotheken (Rijksdienst Kunsthistorische Documentatie, Rijksmuseum, Museum Boijmans Van Beuningen, Stedelijk Museum Amsterdam en het Van Gogh Museum) is op de valreep niet uitgebracht vanwege technische gebreken. Het is de hoogste tijd om een digitaal succes te boeken. Sedert geruime tijd wordt gebouwd aan een website van het okbn waarop behalve het verenigingsnieuws een gids van kunsthistorische bibliotheken is opgenomen. Een nieuwe redactie gaat schoon schip maken en wil de site ombouwen tot een elektronische gids voor de kunsthistorische infrastructuur met onder meer gegevens over adresboeken, bibliografische hulpmiddelen, onderzoeksinstellingen, musea, bibliotheken en archieven. Ook moet een uitgebreide verwijsstructuur naar andere Internetpagina's worden opgezet. Het adres: www.let.ruu.nl/~okbn/.
Onder auspiciën van de wereldomspannende organisatie International Federation of Library Associations and Institutions (ifla) heeft de Section of Art Libraries jaren geleden een website geopend met informatie over een kleine drieduizend kunstbibliotheken uit de gehele wereld. Wilt u bijvoorbeeld weten welke kunstbibliotheken er zich in Montevideo bevinden, raadpleeg dan de site op iberia.vassar.edu/ifla-idal//. Behalve het
| |
| |
adres en de telefoon- en faxnummers zijn ook openingstijden, omvang van de collectie, stichtingsdatum en namen van de stafleden met e-mailadressen beschikbaar. Er wordt gewerkt aan het toevoegen van inhoudelijke beschrijvingen van de collecties.
Het wachten is op de beschikbaarheid van de catalogi van de Nederlandse kunstbibliotheken op Internet, voorzover niet opgenomen in de Centrale Nederlandse Catalogi. Het Rijksmuseum heeft de overstap
Rechtveerdighe Sifte, 1618. Spotprent op Van Oldenbarnevelt. Gravure, fm 1360. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam.
Zinnebeeldige titelprent van het pamflet Iamertiens oft Aventuersche berouw Clacht gedaen aen den Ouwe trouwe Geus van de Cort Rijcke Heeren tot een Nieu-Jaer, 1619. Ets, fm 1359.
Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam.
Jan Smelzing, Ioannes ab Oldenbarnevelt. Zilveren historiepenning, Van Loon ii, 109.2.
gewaagd naar nieuwe bibliotheeksoftware en staat in de startblokken om de catalogus uit te brengen op het web. De afgelopen jaren is hard gewerkt aan de retrospectieve invoer van het bestand van zo'n 150.000 titels van boeken en tijdschriften. Bovendien heeft deze bibliotheek grootse ambities voor de ontsluiting van informatie over de kunstcollecties in het Rijksmuseum. Een nieuwe functionaris ‘coördinator collectie informatie’ staat voor de opgave om de naar schatting
| |
| |
900.000 objecten in beeld en tekst toegankelijk te maken in het wetenschappelijk informatiecentrum van de bibliotheek en natuurlijk via de nieuwe website van het museum: www.rijksmuseum.nl.
(G.-J. Koot)
| |
Internet als uitgever
‘Past helaas niet in ons fonds’ moet wel de meest gewraakte zinsnede zijn voor aspirant-schrijvers die proberen hun boek bij een uitgever onder te brengen. Sinds nipo-onderzoek heeft uitgewezen dat er in Nederland meer dan een miljoen potentiële auteurs huizen (onder wie 620.000 dichters, 372.000 novellisten en 60.000 romanciers, bron: NRC Handelsblad 30-3-1998) kunnen we spreken van een nationale frustratie. Een beetje uitgever krijgt per week zo'n twintig manuscripten binnen, als hij geduld heeft kijkt hij de eerste bladzijde (of de laatste) even door om vervolgens het zaakje in de prullenbak te kieperen. Vaarwel literaire droom. De auteurs van gedichtenbundels als Koko's paleizen en romans als Over onmacht of Roes der zinnen hebben hun toevlucht genomen tot Internet. Sinds de introductie van Internet is deze toepassing van het medium creatief benut, ook in Nederland. Een van de eerste publicatiemogelijkheden was de site van www.opkamer.nl, opgezet in 1994, die nog steeds bestaat. Er is in de daaropvolgende jaren een groot aantal literaire tijdschriften en andere vrijplaatsen op het net bijgekomen, zo'n twaalfhonderd, afgaand op de informatie van de Stichting Lezen (www.lezen.nl). De zelfschrijf-sites zijn vaak met elkaar verbonden via links en zo vind je dus roman na roman, bundel na bundel. Een beetje ‘schrijver’ heeft vaak een eigen website, met foto, en informatie over hobbies, huisdieren enzovoort.
Inmiddels wordt ook om andere redenen van Internet-als-uitgever gebruikgemaakt. Zo konden miljoenen mensen kennisnemen van het voor Clinton zo belastende Starr-rapport over de Lewinsky-affaire, omdat het op Internet gepubliceerd was. Ook het daaropvolgende boek Monica Lewinsky. Behind the Myth, gemaakt door een televisieproducent, verscheen niet op papier maar op Internet omdat het als gewoon boek niet snel genoeg in de winkel zou kunnen liggen. Vaak wijken de virtuele ‘boeken’ in opzet nauwelijks af van hun gedrukte broertjes en zusjes. Maar sommige auteurs maken van de Internetpresentatie echt iets bijzonders door met behulp van links de lezer met omwegen en uitstapjes door de tekst te loodsen. De wereld van Mayanda is zo'n boek, van een zekere W. Looman. De auteur heeft onder deze titel een filosofische roman op Internet gepubliceerd die geïnspireerd lijkt op de internationale bestseller De wereld van Sophie, een boek dat trouwens ook op cd-rom verkrijgbaar is en daarbij ‘interactief’ gelezen kan worden. (LK)
| |
Boekenprenten op het Internet
Het prentenproject van de Koninklijke Vereniging van het Boekenvak (kvb) werd gestart in 1996. In 2001 zal het project gereed zijn. Het doel is alle prenten in het bezit van de kvb te beschrijven en voor het publiek toegankelijk te maken. Daarbij ligt het accent op afbeeldingen die te maken hebben met de wereld van boek en prent. Daaronder zijn vele portretten van binnen- en buitenlandse drukkers en uitgevers. Zo zijn er een ets-gravure van de boek- en prentuitgever Clement de Jonghe, een mezzotint van de Engelse uitgever Jacob Tonson en vele gelithografeerde portretten van Aloys Senefelder. Verder worden veel afbeeldingen opgenomen van in- en exterieurs van drukkerijen en boekhandels. Aan het bezit van de kvb zijn toegevoegd de prenten afkomstig uit de Typografische Bibliotheek van Lettergieterij ‘Amsterdam’ voorheen N. Tetterode, die in 1971 door de Universiteitsbibliotheek Amsterdam (uba) werd verworven. Hierin zijn onder meer specimina aanwezig van vele, vaak bijzondere, negentiende-eeuwse procédés als reliëfgravure, Baxterprint en procédé Asser (fotolithografie). Er zijn inmiddels initiatieven genomen om ook de overige prenten van de uba, zoals die van het bruikleen van de Doopsgezinde Gemeente, in de databank op te nemen. De beschrijvingen van de prenten zijn momenteel al te raadplegen op de website van de universiteitsbibliotheek. Het ligt in de bedoeling om binnen afzienbare tijd via dit medium ook afbeeldingen van de belangrijkere prenten te laten zien. Adres op Internet: http://isis.uba.uva.nl of via de homepage van de uba: http://www.uba.uva.nl/. (Yuri van der Linden)
| |
| |
| |
Prospectussen & Personalia
In de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam wordt sedert enige jaren gewerkt aan het in kaart brengen van de archieven van de bibliotheek van de Koninklijke Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels. In 1997 verscheen als gevolg daarvan een gedrukte catalogus met daarin de brieven die in de Prospectussen-&-Personalia-archieven tot 1900 zijn aangetroffen. Bij de archieven van na 1900 wordt een andere werkwijze gehanteerd. Eerst wordt per firma een korte, geformaliseerde bedrijfsgeschiedenis geschreven op een zogenaamde stamkaart. Vervolgens wordt aan elke stamkaart een zogenaamde collectiekaart gehangen waarin een globale beschrijving staat van de inhoud van het archief per uitgever, boekhandelaar of anderszins aan de boekhandel gelieerde activiteit.
In 2000 moet dit project worden afgesloten waarna het de bedoeling is de complete catalogus betreffende de firma's na 1900 uit te geven op cd-rom. Het streven is uiteraard dat de zoekmogelijkheden daarop zo uitgebreid mogelijk zijn, dus niet alleen op firmanaam, maar bijvoorbeeld ook op naamsvarianten van de firma en op de namen van directieleden. (JvW)
| |
Rapport van de jury bij de uitreiking van de elfde Menno Hertzberger
Prijs op 18 november 1999
Het embleem van de stcn: de adelaar met het motto ‘Movendo’ (in beweging) is gebaseerd op het drukkersmerk van Franciscus Hackius, werkzaam te Leiden van 1638 tot 1665, en werd opnieuw getekend door Bert van der Veer.
Op 18 november 1999 werd in de aula van de Koninklijke Bibliotheek de elfde Menno Hertzberger Prijs uitgereikt aan het Bureau stcn van de Koninklijke Bibliotheek voor het werk aan de Short-Title Catalogue, Netherlands, de Nederlandse bibliografie tot 1800. Na het welkomstwoord door dr. W. van Dimmelen ging de voorzitter van de jury, A.R.A. Croiset van Uchelen, kort in op het belang van de antiquaar naar wie de prijs genoemd is.
De feestrede werd gehouden door prof. dr. Frans A. Janssen, lid van de Wetenschapscommissie voor de stcn. Onder de titel ‘De stcn ook na 1800?’ vroeg hij zich af waarom het project stopt bij 1800. Er wordt wel gewezen op bibliografische naslagwerken waarover wij voor de negentiende en twintigste eeuw al beschikken (‘de Saalmink’ en ‘de Brinkman’ in al zijn verschijningsvormen). Ook wordt aangenomen dat de beschrijvingsmethode van de stcn voor die eeuwen niet meer noodzakelijk is, omdat de verschillende drukken gemakkelijk herkenbaar zijn en verschijnselen als ‘variantuitgave’, ‘titeluitgave’ of ‘staat’ (tekstuele verschillen tussen exemplaren van dezelfde druk) niet meer voorkomen. Janssen demonstreerde echter aan de hand van een reeks uitgaven van Willem Frederik Hermans dat zelfs in de tweede helft van de twintigste eeuw, onder moderne productiewijzen van het boek, deze verschijnselen zich nog steeds voordoen. ‘De Brinkman’ helpt ons hier niet; alleen op analytisch-bibliografische leest geschoeid onderzoek, verwant aan dat van de stcn, kan hier licht brengen. Aan het bibliografsich werk komt nooit een einde...
Na de bijzonder vermakelijke rede van Frans Janssen las Croiset van Uchelen het juryrapport voor, waarvan de integrale tekst hier volgt:
De tiende Menno Hertzberger Prijs werd de vorige keer, dat was in 1996, toegekend aan de antiquaar en uitgever Bob de Graaf. Het was in vele opzichten een bijzondere uitreiking aan een bijzonder persoon. De overige negen keer werd de prijs toegekend aan een al dan niet gepubliceerd werk. Het ging daarbij meestal om een omvangrijk en toonaangevend resultaat van vele jaren onderzoek. De Menno Hertzberger Prijs is geen aanmoedigingsprijs, maar eerder een oeuvre-prijs, of een blijk van grote waardering. Om een paar voorbeelden van eerdere prijswinnaars te noemen: mej. dr. I.H. van Eeghen voor haar vijfdelige werk over de Amsterdamse boekhandel, in 1965; de antiquaar Paul Valkema Blouw voor zijn werk aan de Nederlandse bibliografie 1540-1600, in 1978; en de reeks van Hollsteins Dutch and Flemish etchings, engravings and woodcuts ca. 1450-1700, in de personen van mevrouw drs. D. de Hoop Scheffer en drs. C. Schuckman, in 1994.
De Menno Hertzberger Prijs van de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren wordt dit keer toegekend aan de Short-Title Catalogue, Netherlands, kortweg de stcn. Dit zal u niet ontgaan zijn, ten eerste al niet door de uitnodiging, maar zeker ook niet door het programma van vanmiddag. De jury heeft nu eenmaal niet de gewoonte om eerst een aantal nominaties aan te kondigen en pas bij de uitreiking de winnaar bekend te maken. Toegegeven, het zou de spanning verho- | |
| |
gen, maar het zou ook de verbaasde laureaat met de mond vol tanden kunnen zetten. De aangekondigde winnaar van vanmiddag krijgt nu ruim de gelegenheid tot een dankwoord en zelfs enige public relations en dat kan geen kwaad.
Evenals bij de vorige uitreiking had de jury ook deze keer, voor de jaren 1996, 1997 en 1998, keuze uit een overvloed. In het rapport bij de uitreiking in 1996 konden wij met genoegen vaststellen dat de Nederlandse boekgeschiedenis en de Nederlandse
André Swertz overhandigt de Menno Hertzberger Prijs aan Jan Bos van het Bureau stcn. Foto Lucas Witte.
bibliografie bloeiden als nooit tevoren. Het is nu duidelijk dat deze bloei doorzet. De bibliografie en boekgeschiedenis in Nederland vertonen een steeds levendiger en kleurrijker beeld. De groslijst van de jury leverde ook nu weer bijna drie strekkende meter boeken op. Er konden al snel enkele categorieën in worden aangebracht: bibliografieën en catalogi, monografieën, langlopende projecten en individuele prestaties, maar ook een paar thematische onderverdelingen. Zo bleken er bijvoorbeeld niet minder dan vier uitvoerige publicaties over Nederlandse kranten te zijn verschenen. Ter illustratie van de kwaliteit en de variëteit mogen hier enkele proefschriften met name worden genoemd: Jeroen Salman promoveerde op de almanak in de Gouden Eeuw, Peter van der Coelen op oudtestamentische prenten uit Renaissance en Barok, Marika Keblusek op de Haagse boekcultuur in de Gouden Eeuw en Manfred Sellink op de graveur en prentuitgever Philips Galle.
Eén boekje viel in eerste instantie niet erg op, ook omdat het tamelijk eenvoudig is uitgegeven. Bij nadere bestudering werd het een steeds sterkere kandidaat voor de prijs. Wij bedoelen het boekje Cats Catalogus. De werken van Jacob Cats in de Short-Title Catalogue, Netherlands. Het verscheen in 1996 en is uitgegeven door de Koninklijke Bibliotheek. Voorafgegaan door een inleiding over leven en werk van Cats door Paul Dijstelberge, en een inleiding over de bibliografie en deze catalogus van Cats door Jan Bos en J.A. Gruys, volgt het hoofdgedeelte met bijna driehonderd titels, afgesloten met de nodige registers. De inleidingen zijn degelijk, informatief en vlot geschreven, maar het meeste respect dwingt de catalogus zelf af. Wie enigszins bekend is met de uitermate boeiende editie-geschiedenis van Cats' werken, weet dat dit een gebied is vol bibliografische voetangels en tekstuele klemmen. De auteurs van de catalogus zijn erin geslaagd daarin helderheid en structuur aan te brengen, voorwaar een niet geringe prestatie. Op deze wijze is een belangrijke aanzet gegeven tot een volledige bibliografie van alle werken van vadertje Cats.
Toch was deze publicatie op zichzelf niet voldoende reden voor de toekenning van de Menno Hertzberger Prijs. Het ging de jury uiteindelijk om iets anders. De bibliografische beschrijvingen zijn immers afkomstig uit de stcn. En zo werd Cats Catalogus voor de jury de aanleiding, bij wijze van pars pro toto, om de stcn als geheel te onderscheiden met de Menno Hertzberger Prijs. De jury was zich ervan bewust dat zij al eerder de stcn had kunnen bekronen. Bij het tienjarig bestaan in 1992, of vanwege de publicatie t'Gvlde Iaer 1650, uit 1995. De jury had ook kunnen wachten totdat bijvoorbeeld de 100.000ste titel in de stcn zou zijn opgenomen. Het gaat immers om een langlopend project en dat levert op gezette tijden aanknopingspunten tot iets bijzonders op. De prijs zou ook kunnen worden uitgereikt op het moment dat de stcn klaar is, naar schatting tussen 2012 en 2030. Dat zou echter betekenen dat het belang van wat er tot nu toe is bereikt, en iedere dag opnieuw in de database beschikbaar komt, te lang onderbelicht zou blijven.
Wat is de stcn? De Short-Title Catalogue, Netherlands is de Nederlandse bibliografie tot 1800, die door de Koninklijke Bibliotheek wordt opgebouwd op basis van de collecties van belangrijke bibliotheken in binnen- en buitenland. De boeken
| |
| |
van na 1540 worden beschreven op grond van autopsie en volgens de principes van de analytische bibliografie; de beschrijvingen van de incunabelen en postincunabelen zijn ontleend aan bestaande bibliografieën. Het Bureau stcn is in 1982 met zijn werkzaamheden begonnen. Inmiddels zijn de boeken uit de periode 1540-1700 in de kb en de universiteitsbibliotheken van Amsterdam en Leiden volledig beschreven. In de British Library wordt gewerkt aan de periode 1622-1700. Sinds 1995
A.R.A. Croiset van Uchelen leest het juryrapport voor. Foto Lucas Witte.
wordt, mede dankzij een subsidie van nwo, de achttiende eeuw bewerkt op basis van de collectie van de kb. En sinds 1997 is het Bureau stcn in de ub Utrecht bezig met de beschrijving van de collectie uit de periode 1540 tot en met 1800. De titels worden opgeslagen in een database die op verschillende manieren te doorzoeken is. De stcn-database fungeert dankzij die vele zoekmogelijkheden als een wetenschappelijk instrument voor allerlei onderzoek en is als deel van het Pica Online Retrieval System via diverse netwerken te raadplegen. Sinds vorig jaar is het gehele bestand bovendien opgenomen in een grote database voor boeken gedrukt vóór 1840 die wordt onderhouden door het Consortium van de European Research Libraries, waardoor de titels in een groter verband tegelijk in heel Europa en Noord-Amerika beschikbaar zijn.
Het is hier niet de plaats om de geschiedenis van het stcn-project te schrijven. Maar wel mag bij deze gelegenheid in herinnering worden gebracht dat het project zijn oorsprong vond in de jaren zestig in discussies in de Subcommissie Gedrukte Werken van de toenmalige Rijkscommissie van Advies inzake het Bibliotheekwezen. Het waren mannen als D. Grosheide, J. Gerritsen en E. Braches die zich er toen sterk voor maakten. Begin jaren zeventig nam de kb dit initiatief onder haar hoede en gaf er concreet vorm aan. Onder begeleiding van Gerritsen en Braches werden in die jaren de opzet en de methode volgens het Angelsaksisch model van de short-title catalogue geformuleerd. Eind jaren zeventig volgde een subsidie van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, en toen kon de stcn pas goed van start gaan.
Behalve de lopende nationale bibliografie, beter bekend als ‘de Brinkman’, en de Centrale Catalogus (beide ook door de kb onderhouden) is de stcn de grootste bibliografische onderneming die ooit in Nederland werd uitgevoerd. Inmiddels zijn bijna 90.000 titels ingevoerd. Door zijn opzet als database is het een instrument voor historisch onderzoek in allerlei disciplines. Het boek geldt als drager van cultuur bij uitstek. Een betrouwbaar overzicht van alles wat in een bepaalde periode is gepubliceerd, vormt daarom de basis voor de bestudering van het gedachtegoed en de ideeënontwikkeling van onze voorouders. Zo werkt de stcn als een vergrootglas op het verleden, een hulpmiddel om dat verleden beter in beeld te brengen.
De stcn is gebaseerd op autopsie van het boek, op bibliografische verificatie, en op verifieerbaarheid zoals bijvoorbeeld met behulp van de fameuze stcn-vingerafdruk. Daarmee is het wetenschappelijk gezien een instrument van grote kwaliteit. Maar laten wij niet al te exclusief worden: ook voor iedere antiquaar en trouwens voor iedereen die wil weten of er nog ergens een ander exemplaar aanwezig is van een boek dat hij zelf in handen heeft, is dit een geweldig systeem: snel, betrouwbaar en overzichtelijk geeft het inzicht in de verblijfplaats en in de bibliografische samenhang van alle op dat moment opgenomen exemplaren. De annotatie ‘Not in stcn’ in een antiquariaatscatalogus wordt langzaam maar zeker steeds meer waard.
Van meet af aan is bij de opbouw van de stcn in de eerste plaats gekozen voor een database en niet voor een boekuitgave. Zo vanzelfsprekend als dat nu lijkt, was het eind jaren zeventig niet. Inmiddels is er
| |
| |
geen sprake meer van een volledige boekuitgave. Wel worden selecties uit het bestand, al of niet verder bewerkt, met enige regelmaat gepubliceerd, zoals ook de eerder genoemde Cats Catalogus. De jury ziet het grote belang van de opbouw als database in. De gegevens zijn via de website van de kb en als pica-bestand voor iedereen met een Internetaansluiting te raadplegen. En vooral: up-to-date te raadplegen: iedere vandaag ingevoerde titel is ook vandaag te vinden. Bovendien biedt
Het stcn-team (van links naar rechts), bovenste rij: Liesbeth Oskamp, Judith Grootendorst, Jan Bos, Hanneke Scholte Ubing, Marcel Rijs, Mathieu Knops, Hein Maassen, Erik Geleijns; onderste rij: Ellen van Oers, Kuniko Forrer, Sylvia van Zanen, Nynke Leistra en Marja Smolenaars. Op de foto ontbreken de teamleden Paul Dijstelberge en Jelle Bosma en wetenschappelijk advisieur Hans Gruys. Foto Lucas Witte.
het elektronische bestand van de stcn meer mogelijkheden bij de raadpleging dan een boekuitgave ooit zou kunnen bieden. Het gaat dan vooral om toegespitste vragen die in feite combinaties zijn van afzonderlijk ingevoerde gegevens. Natuurlijk kan een onderzoeker vragen naar alle titels van één bepaalde auteur, of drukker, of uit één bepaald jaar. Maar hij kan bijvoorbeeld ook vragen naar alle boeken die gedrukt zijn in een bepaald jaar, in het Nederlands, gravures bevatten en groter zijn dan octavo-formaat. Dit soort vraagstelling is van wezenlijk belang bij wetenschappelijk onderzoek. Doordat de stcn dergelijke vragen in een oogwenk kan beantwoorden - iets wat voorheen niet kon of slechts na onderzoek van vele jaren - wordt nieuw onderzoek mogelijk gemaakt: er kunnen nu nieuwe vragen worden gesteld, bijvoorbeeld naar genre, verspreiding en receptie, omdat de basale bibliografische of statistische gegevens onmiddellijk voorhanden zijn of snel geleverd kunnen worden. Zo fungeert de stcn niet alleen als een overzicht maar ook als een instrument waarmee nieuw onderzoek uitgevoerd kan worden.
De jury, het moge duidelijk zijn, is onder de indruk van wat er tot nu toe is bereikt voor de oude Nederlandse bibliografie. Het is hier niet nodig om daarvoor de grondleggers van de stcn in de kb, J.A. Gruys en C. de Wolf, te prijzen: dat heeft de vorige laureaat van de Menno Hertzberger Prijs, Bob de Graaf, al gedaan bij de uitreiking van de exemplaren van de Dutch Printer's Devices, amper twee maanden geleden in deze zaal; een standaardwerk trouwens dat, onverlet het bewonderenswaardige werk van de samenstellers Peter van Huisstede en Hans Brandhorst, alleen gemaakt kon worden dankzij de stcn. In dit verband merkt de jury met waardering op dat ook het stcn-bureau zelf in staat is om naast het opbouwen van het elektronische bestand van titels met grote regelmaat boekjes te laten verschijnen die als spin-off van het grote werk kunnen gelden en vaak een verrassend inzicht geven in de vroegmoderne boekgeschiedenis en bibliografie.
Het valt de jury wat moeilijk om de kb hierin te prijzen; men zou immers kunnen zeggen dat het nu eenmaal tot de gewone taken van een nationale bibliotheek behoort om te zorgen voor een overzicht van de nationale boekproductie. Maar de jury realiseert zich dat het in werkelijkheid niet zo vanzelfsprekend is dat een instelling er ook echt in slaagt om dit als een ideaal uit te dragen en vervolgens daarvoor de middelen vrij te maken, subsidie te vinden en de menskracht op te brengen. Daarom wil de jury graag aan de kb hulde brengen voor de standvastigheid in het voorbereiden en uitvoeren van het stcn-project; wie in dit verband met name vermeld moeten worden zijn de bibliothecaris van de kb onder wie het stcn-project zijn beslag kreeg, C. Reedijk, en de toenmalige onderbibliothecaris A.W. Willemsen die beiden, ieder op zijn eigen wijze, het project op gang hebben gebracht.
Is de stcn nu in de ogen van de jury volmaakt? Neen. De opzet van de stcn, bijvoorbeeld, is aan strakke grenzen gebonden. De jury ziet dat enerzijds met begrip, anderzijds met teleurstelling aan. Waarom niet meer over het boek verteld dan de strikt bibliografische gegevens? Waarom geen ondertekenaars van lofdichten, voorwoordschrijvers en andere betrokkenen genoemd? Waarom geen
| |
| |
gegevens over de boekband vermeld? Waarom het onderwerp van het boek niet aangegeven? Waarom niet de namen van graveurs en ontwerpers van gegraveerde titelpagina's en illustraties genoemd? Waarom geen gegevens over vorige eigenaars opgenomen? Deze vragen zijn niet nieuw, en het antwoord van het stcn-bureau is dat de stcn een project is dat zelfs in de huidige, beperkte, opzet al vele jaren zal duren. Toevoeging van nog meer gegevens - hoe interessant ook - zou nog vele jaren extra vergen en bovendien vaak speciale deskundigheid vereisen. Alleen aan de vraag naar een aanduiding van het onderwerp van het boek, is het stcn-bureau tegemoetgekomen door met terugwerkende kracht alle titels van een onderwerpsontsluiting te voorzien. De jury heeft uiteindelijk begrip voor deze begrenzingen van een zo omvangrijk project.
Een ander punt van aandacht vormt de raadpleging. De jury constateert dat de raadpleging van het stcn-bestand niet gemakkelijk is. Hoewel de Windows-versie veel verbeteringen bevat, is het voor de gebruiker nog niet gemakkelijk te zien wat nu precies de vele gebruiksmogelijkheden van het systeem zijn. De jury hoopt dat een
Toen het Nederlandse publiek de eerste berichten over computers voorgeschoteld kreeg, en er rondom deze machines nog een Professor-Zonnebloem-achtige mallotigheid hing, kon je in het Nieuwsblad voor de Boekhandel lezen dat de computer helemaal niets nieuws was. De Begripsmatige Organisatie Eenheid van Kennis, afgekort boek, stond toch zeker al in ieder huishouden?
Zevenentwintig jaar later maakt computerfabrikant Compaq een soortgelijk grapje. In deze advertentie wordt het boek voorgesteld als een soort computer, alleen veel aantrekkelijker. Compaq wil kennelijk dat we zijn saaie notebook pc als een spannend boek beschouwen. (LK)
aantal al lang levende gebruikerswensen zo snel mogelijk in het pica-retrieval-systeem verwezenlijkt zal worden en dat er binnen afzienbare tijd een Gids voor de gebruiker beschikbaar zal komen.
Des stcn vervult inmiddels met zijn 90.000 titels van boeken van vóór 1800 een niet meer weg te denken rol bij het bibliografisch en boekhistorisch onderzoek in Nederland. Een goede reputatie en een betrouwbare status als onderzoeksinstrument krijgt men niet zo maar: daar is sinds 1982, toen de stcn begon, door vele medewerkers jarenlang met grote toewijding en inzet aan gewerkt. De jury heeft grote bewondering voor wat er tot nu toe is bereikt. Movendo, In Beweging, is het motto van de stcn. Ga zo voort, zouden wij daaraan willen toevoegen. Met groot genoegen reikt de jury de elfde Menno Hertzberger Prijs uit aan het Bureau stcn voor het werk aan de Nederlandse bibliografie tot 1800.
De bijeenkomst werd besloten met een korte demonstratie en een dankwoord van Jan Bos die de prijs namens het Bureau stcn in ontvangst nam.
|
|