Als een treinstation zonder rails
Ewoud Sanders
In heel korte tijd is het voor mij ondenkbaar geworden om zonder Internet te werken. Af en toe kan ik het net niet op omdat er iets mis is met de verbinding. Ik kan dan m'n e-mail niet lezen, ik kan geen dingen nazoeken in belangrijke databanken, ik voel me meteen geïsoleerd. Ik werk aan huis, in een zolderkamer vol boeken. Door Internet is dat een digitaal zenuwcentrum geworden van waaruit ik de wereld en de wereld mij kan bereiken. Zonder Internet is het opeens weer een zolderkamer vol boeken. Niet ongezellig, tamelijk aangenaam zelfs, maar toch vooral een station waar geen trein meer langskomt omdat de rails zijn weggehaald.
Gek dat dat zo snel is gegaan, want ik zit pas een paar jaar ‘op het net’. Zelden heb ik me ergens zo snel thuis gevoeld. Ik kan niet zeggen dat m'n werk compleet is veranderd, maar toch wel ingrijpend.
Zo word ik veel minder gebeld. Een paar jaar geleden ging de telefoon gemiddeld vijftien of twintig keer op een dag. Stapelgek werd ik ervan.
Antwoordapparaat genomen, maar ja, dan voelde ik me toch verplicht om iedereen terug te bellen. Tegenwoordig kijk ik af en toe of m'n antwoordapparaat en telefoon het nog wel doen. Er gaan dagen voorbij dat niemand mij belt. Heerlijk en angstig tegelijk. Ik denk soms: ze zijn me toch niet vergeten? Maar ik hoef maar naar m'n mail te kijken om te zien dat dat niet zo is. Nu schrik ik daar soms van. Eén dag niet thuis geweest, meteen vijfentwintig mailtjes om te beantwoorden. Gelukkig mag dat lekker kort - veel korter dan ik ooit een telefoongesprek heb gevoerd. ‘Ok.’ ‘Mij best.’ ‘Lijkt me een goed plan.’ ‘Zie ik je dan.’ ‘Ik doe m'n best’ - aan mijn elektronische post valt meestal niet veel te beleven. De handgeschreven brief heeft z'n langste tijd gehad, wat natuurlijk vervelend is voor autografenverzamelaars.
Wat doe ik zoal op Internet? Wat ik zelden doe is spelen. Geen tijd voor, geen zin in, geen aanleg voor. Schrijven is mijn werk. Dat betekent dat ik een flink deel van de dag achter de computer zit, waardoor ik niet veel zin heb om als ik niet werk, voor m'n lol te gaan kijken naar maffe sites. Ik stuur ook nooit digitale wenskaarten of zogenaamd geinige filmpjes. Ik krijg die soms wel, altijd van mensen die voor hun ontspanning achter de computer kruipen.
Aanvankelijk keek ik even, nu gooi ik dat soort troep ongeopend weg, want ze kunnen een virus bevatten (m'n contact met hobbyende vrienden is er niet op vooruit gegaan).
Weinig spielerei derhalve, en veel werk! Werk, dat kan van alles zijn. Als ik over een onderwerp ga schrijven kijk ik altijd bepaalde bestanden na. Ik mis nooit de ncc, Online, de bntl, de cen, de stcn en Picarta (waarin de meeste van deze bestanden zijn gecombineerd). Wie nu denkt, wat zijn dat voor bestanden, tsja, die moet hoognodig worden bijgeschoold. Ik heb uren, dagen, weken in bibliotheken doorgebracht op zoek naar informatie die ik nu met een paar toetsaanslagen kan bereiken. Niet alles is digitaal te vinden, zoals sommigen denken, maar wel onvoorstelbaar veel. En dat over de hele wereld. Ik neus ook geregeld in de Library of Congress, de Bibliothèque Nationale of in het