Metataal - Adriaan van der Weel
Het Internet brengt mensen met elkaar in contact, maar daarmee ook hun uiteenlopende hard- en software. Ondanks het ontstaan (en weer vergaan) van allerlei de facto-standaarden blijft het daardoor met de stabiliteit van de digitale tekstoverdracht maar matig gesteld. De letters van het Romeinse alfabet, met bijbehorende Arabische cijfers, spaties en leestekens, zijn redelijk robuust. Met accentletters is het al een stuk problematischer, en bij typografische kenmerken als inspringen, vet, lettertype en corpsgrootte is het ieder voor zich en de cybergod voor ons allen. En juist die typografische kenmerken vormen de structurerende ruggengraat van onze tekstuele wereld.
Om teksten via het Internet te verspreiden zonder dat voortdurend een delicate afstemming tussen aanbieder en ontvanger nodig is, is een applicatie- en systeemonafhankelijke coderingstaal bedacht: HyperText Markup Language of html. html is een metataal. Dat wil zeggen dat html (pace Marshall MacLuhan) niet de boodschap is, maar alleen iets over de vorm van de boodschap zegt. Metataal of markup is als verschijnsel niets nieuws. Als een uitgeverij bijvoorbeeld een manuscript persklaar maakt, wordt het voorzien van zetinstructies. Die instructies vormen ook een metataal of ‘markup’, in de zin dat ze geen zelfstandige inhoudelijke betekenis hebben, maar iets vertellen over de gewenste typografische vormgeving. Wel zegt de typografische vormgeving op haar beurt iets over de structuur van de tekst.
Zoals de zetter de markup van de zetinstructies vertaalt in de typografische vorm van het zetwerk, vertaalt de Internetbrowser of bladeraar de digitale markup in een grafische weergave op het scherm. Dit gebeurt door middel van een ‘stijlblad’, dat aan ieder met behulp van html gecodeerd element bepaalde typografische kenmerken toekent. De html-code van documenten die via de browser worden binnengehaald, kan zichtbaar worden gemaakt door middel van de opdracht ‘Toon broncode’, ‘Source’, en dergelijke.
De wordingsgeschiedenis van de typografische conventies die wij iedere dag gebruiken is er een van eeuwen. Maar net als met het gewoonterecht zijn die conventies nergens ondubbelzinnig vastgelegd. De typograaf doet zijn best de structuur van een tekst zo helder mogelijk in een grafische vorm weer te geven, en wij doen als lezers op onze beurt ons best om te begrijpen welke tekststructuur de typograaf en de auteur op het oog hadden.
Dat er in dit proces van coderen en decoderen ruimte is voor interpretaties en misverstanden is duidelijk. Nu zijn mensen heel goed in het interpreteren en het onderkennen van dubbelzinnigheden, maar voor de computer is dat (nog) onbegonnen werk. Een mens kan een boek openslaan en snel door de hoofd-