De Boekenwereld. Jaargang 16
(1999-2000)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
Het Engelse boek in Nederlandse vertaling: Gebroeders Belinfante in de ban van Wilkie Collins
| |
Wetten en reglementenHet grootste deel van de negentiende eeuw heeft het boekenvak het moeten doen met de Wet op het Kopijrecht van 1817. Het was een ongelukkig product, alleen al omdat de wet naliet een aantal eerdere Koninklijke Besluiten te herroepen, waardoor onzekerheid bestond omtrent onderwerpen die in de nieuwe wet ontbraken of halfslachtig waren uitgewerkt. Maar ten opzichte van het systeem van privileges en octrooien dat in eerdere eeuwen uitsluitend rechten aan uitgevers en drukkers toekende, betekende deze wet voor Nederlandse auteurs een hele sprong voorwaarts: zijzelf - en hun rechthebbenden, bijvoorbeeld een uitgever die het kopijrecht kocht - kregen hiermee het exploitatierecht op hun werk in handen.Ga naar eindnoot1. Buitenlandse auteurs en rechthebbenden werden echter in de wet niet genoemd, wat inhield dat zij op hun eigen werk geen Nederlandse rechten konden doen gelden noch verkrijgen. Zodoende stond de Nederlandse boek- | |
[pagina 22]
| |
handel en uitgeverij niets in de weg om buitenlands werk naar believen na te drukken in de oorspronkelijke taal, te vertalen of te bewerken, zonder rekening te houden met de wensen of de portemonnee van de oorspronkelijke auteur of uitgever.Ga naar eindnoot2. Het gros van de boekenbranche vond het voor een klein land met een verhoudingsgewijs kleine literaire productie meer dan gerechtvaardigd om de rechten van buitenlandse auteurs buiten beschouwing te laten. Wat vertalingen betreft merkt A.C. Kruseman op dat door de kennismaking met vertaald buitenlands gedachtegoed ‘het veld onzer beschouwing te ruimer en onze zelfstandigheid des te steviger wordt’.Ga naar eindnoot3. R. van der Meulen oppert het volgende: ‘Voor een volk met een zo nauwbegrensd taalgebied als het Nederlandsche moet elke beperking der vrijheid van vertalen belemmerend werken op de wetenschap en beschaving. Bij zulk een volk is de behoefte zijn eigen letterkunde wilkie collins | |
[pagina 23]
| |
aan te vullen met vertalingen van goede werken uit het buitenland oneindig grooter dan bij volken met een wijd uitgestrekt taalgebied en dus gewoonlijk ook veel rijker literatuur.’Ga naar eindnoot4. Ook was het merendeel van de vakgenoten de mening toegedaan dat vertaling een volledig nieuw werk opleverde waarmee de oorspronkelijke auteur niets van doen had. Bovendien moest een buitenlandse auteur zonder meer al blij zijn dat zijn werk in vertaling werd uitgegeven omdat de aankondigingen en besprekingen van de vertalingen de aandacht zodanig op het oorspronkelijk werk vestigden dat ze de verkoop van het origineel sterk bevorderden.Ga naar eindnoot5. Duidelijk mag zijn dat achter deze overwegingen commerciële belangen schuilgingen: uitgevers konden zich dankzij deze wet de kosten van honoraria voor buitenlandse auteurs besparen. Uit dit commerciële oogpunt was de branche ook zeer gekant tegen de verdragen, eerst met Frankrijk (1855), later met België (1858) en met Spanje (1863). De problemen lagen vooral op het gebied van vertalingen en het beginsel van wederkerigheid. Vanwege de verschillen tussen de oorspronkelijke literaire productie en consumptie van vertalingen in Nederland enerzijds en die van de verdragspartner anderzijds, zou Nederland telkens aan het kortste eind trekken en met een ‘invoeroverschot’ blijven zitten. Het verweer van de vbbb hield in 1886 zelfs het verdrag met Duitsland tegen.Ga naar eindnoot6. Pas in 1912 ondertekende Nederland de Berner Conventie van 1887, waarmee het internationaal auteursrecht - met daarin vervat het vertaalrecht - van kracht werd. Waar de Wet op het Kopijregt van 1817 de rechten van buitenlandse auteurs niet eens noemde, was het vertaalrecht een van de onderwerpen die onvoldoende waren geregeld. Eerdere wettelijke regelingen voorzagen in een uitsluitend recht tot vertaling - dat voorkwam dat er meer dan één vertaling van hetzelfde buitenlandse werk werd uitgegeven - en bepaalden de procedure om dit vertaalrecht te krijgen. Maar deze wet vermeldde alleen het ‘kopijregt van vertalingen [als] het uitsluitend regt van Vertalers en regtverkrijgenden, om hunne vertalingen’ uit te geven.Ga naar eindnoot7. In feite bestond er dus geen enkel beletsel om meerdere vertalingen van een en hetzelfde werk uit te geven. De concurrentie tussen uitgevers die hierdoor mogelijk was, was ongewenst in de ogen van de vbbb. Het merendeel van de leden achtte de Nederlandse markt niet in staat om meer dan één vertaling te absorberen; waar verschillende uitgevers verschillende vertalingen publiceerden, was voor beiden de kans op verlies aanzienlijk. De vbbb besloot daarom direct al in het eerste reglement van de vereniging (1821) de Koninklijke Besluiten uit 1814 en 1815, en daarmee ook het uitsluitend vertaalrecht, verbindend te verklaren voor de leden. In 1822 verzocht men de koning de wet te verbeteren zodat ook niet-leden gebonden waren. Pas zestig jaar en vele verzoeken en voorstellen later kwam de nieuwe wet tot stand. In de tussenliggende jaren heeft de vbbb het razend druk gehad met het bemiddelen in geschillen, het bijstaan van leden in rechtszaken en het aanscherpen en uitbreiden van de reglementaire bepalingen over vertaalrecht en
Pagina uit Harpers' Weekly Magazine van 20 november 1869 met de eerste aflevering van Man and Wife, het portret van de auteur en een van de oorspronkelijke afbeeldingen die Gebroeders Belinfante wilden bemachtigen ter illustratie van de Nederlandse vertaling. Collectie en foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam.
| |
[pagina 24]
| |
het verwerven ervan. Bovendien stond met zekere regelmaat de vraag ter discussie of het uitsluitend vertaalrecht sowieso wel in het reglement moest blijven; maar steeds bleek de meerderheid zich teweer te stellen tegen het vrijlaten van vertalingsrecht en daarmee het toelaten van concurrerende vertalingen van een en dezelfde titel. Halverwege de negentiende eeuw werkte het reglement als volgt. vbbb-leden konden het uitsluitend vertaalrecht claimen bij de Commissie tot regeling van het Vertalings-Recht (hierna Commissie) op vertoon van een origineel exemplaar van het te vertalen werk. De eerste ‘toonder’ verwierf de rechten; bij gelijktijdige aanbieding werd geloot.Ga naar eindnoot8. Als er toch een tweede vertaling verscheen, konden leden gehouden worden deze ‘illegale’ vertaling uit hun boekwinkels te weren. Duidelijk mag zijn dat met deze onderlinge afspraak de rechten van een buitenlandse auteur evenzeer werden genegeerd als in de wet. In het gunstigste geval kreeg een buitenlandse auteur één of meer exemplaren van de Nederlandse
Prospectus voor Man en vrouw uit december 1869. Collectie en foto Haags Gemeentearchief.
vertaling opgestuurd, maar voor zover bekend heeft geen enkele auteur geld gezien van een Nederlandse uitgever. Zo was de Nederlandse situatie rond rechten van buitenlandse auteurs en rond kopij- en vertaalrechten toen Collins' eerste werk verscheen. | |
Gedrang rond CollinsVanaf het begin van Collins' carrière in 1850 had de Nederlandse boekenbranche hem in het vizier: diverse uitgevers meldden zich met eerste uitgaven van zijn romans bij de Commissie, kort na het verschijnen van de werken in Engeland.Ga naar eindnoot9. Maar verder dan het claimen van de vertaalrechten kwamen ze vooralsnog niet. Pas toen Collins' naam in Engeland gevestigd raakte met The Woman in White (1860), begonnen Nederlandse uitgevers zijn werk daadwerkelijk te laten vertalen en uit te geven. Maar toen was het hek ook van de dam. Men verdrong elkaar bijna om de vertaalrechten te bemachtigen; eerst van werk uit het voorafgaande decennium, en voor nieuw werk liep men letterlijk te hoop.Ga naar eindnoot10. Importeurs werden ingeschakeld om de hand te leggen op eerste uitgaven; niet in de vorm van romanuitgaven, maar van tijdschriften waarin de romans in afleveringen werden gepubliceerd alvorens in boekvorm te verschijnen. Ook Duitse herdrukken en Franse vertalingen van Collins' werk werden ter verwerving van de vertaalrechten getoond.Ga naar eindnoot11. Gedurende het hele decennium bleven uitgevers erop gebrand vertalingen van Collins op de markt te brengen, echter zonder de auteur op enigerlei wijze te honoreren. Waarom de Gebroeders Belinfante zich in 1869 in de slag om Collins mengden is niet duidelijk. De firma had een uitstekende reputatie als uitgever van juridische handboeken en boeken op het gebied van de politieke wetenschappen. Populaire fictie was slechts een zijpad voor de firma, die op dit terrein ook nog eens tamelijk willekeurig te werk ging. Collins vormde hierop een uitzondering: de firma besloot Man and Wife (1869) te vertalen en uit te geven en liet dit volgen door vrijwel al Collins' nieuw verschenen werk. De firma publiceerde zelfs een editie van Collins' verzameld werk (Collins-Editie, 1874-1877).Ga naar eindnoot12. | |
[pagina 25]
| |
Gebroeders Belinfante op het matjeVoor de vertaalrechten van Man and Wife gingen de Gebroeders Belinfante de concurrentie met collega's aan via de Commissie.Ga naar eindnoot13. Om de rechten van de oorspronkelijke illustraties te verkrijgen namen ze contact op met de firma Cassell, Petter and Galpin, die de roman in afleveringen publiceerde in het populaire geïllustreerde familietijdschrift Cassell's Magazine. Deze firma verwees de Hollanders vervolgens door naar Collins zelf voor zijn persoonlijke toestemming. Hun brief aan ‘Madame Wilkie Collins’ behelsde naast het vriendelijke verzoek om de illustraties te mogen gebruiken, ook een summiere aankondiging van het voornemen de roman te vertalen. Ze lieten dit vergezeld gaan van een uiteenzetting van de Nederlandse principes en de praktijk rond vertalingen van buitenlandse romans; ook stelden ze Collins een exemplaar in het vooruitzicht van het Stuivers-Magazijn, het tijdschrift waarin de vertaling zou verschijnen.Ga naar eindnoot14. Gebroeders Belinfante speelden Collins hiermee prachtig in de kaart. Als fervent voorvechter - samen met Charles Dickens en collega-auteur Charles Reade - voor behoorlijke honoraria voor auteurs was Collins zeer goed op de hoogte van de gang van zaken in Nederland en elders.Ga naar eindnoot15. Het was hem reeds gelukt om in vrijwel heel Europa, de Verenigde Staten en Canada goede afspraken te maken met uitgevers en eerlijk beloond te worden voor zijn werk.Ga naar eindnoot16. Nederland was een van de weinige landen waar hij, noch andere Britse auteurs, grip op had gekregen, tot de firma Belinfante het hoofd boven het maaiveld uitstak. | |
Een gepeperde briefwisselingBoekomslag van Collins' The Woman in White in de sixpence-editie van Chatto & Windus uit 1895. Foto uit Sixpenny Wonderfuls: 6d Gems from the Past, Londen 1985.
In zijn eerste reactie op Belinfantes brief beperkte Collins zich nog tot ironisch commentaar op de hem geboden beloning: ‘What am I to do with a copy of the magazine? I don't understand Dutch. All that I can do is to look at your magazine, and mourn over my own neglected education’, dat hij gepaard liet gaan met een sarcastische suggestie voor een alternatieve beloning: ‘Permit me to suggest that you might acknowledge the receipt of the right to translate Man and Wife in a much better way than by giving me the magazine. It is quite a new idea - you might give me some money.’ Gebroeders Belinfante antwoordden hierop dat zij niet van plan waren om de vertaling door te zetten als Collins zijn bezwaren zou handhaven, maar dat andere Nederlandse uitgevers zich er zeker niet door zouden laten weerhouden. In zijn reactie hierop trok Collins pas echt goed van leer, zowel tegen de Haagse firma als tegen de gehele Nederlandse boekenbranche: ‘I persist, in the interests of public morality, in asserting my right to regard as my own property the produce of my own brains and my own labour. [...] I declare any publisher who takes my book from me, with a view to selling it in any form for his own benefit - without my permission and without giving me a share in his profits - to be guilty of theft, and to be morally, if not legally, an outlaw and a pest among honest men. And I send the correspondence between us to an English newspaper of wide circulation... In this way, my views on the subject of fairdealing with foreign authors may possibly reach the ears of those other persons of larcenous literary habits, who are ready - as you kindly inform me - to steal my story, without that preliminary notice of their intention, which you yourselves were personally | |
[pagina 26]
| |
compelled to give me by the honourable conduct, in this affair, of my English publishers.’ Collins voegde de daad bij het woord: de Britse krant The Echo en het Amerikaanse Harper's Weekly vond hij bereid deze en andere gepeperde brieffragmenten te plaatsen. Diverse Britse kranten maakten melding van de zaak in de redactionele kolommen. In Nederland rapporteerden in elk geval de Amsterdamsche Courant en - zoals verwacht - het Nieuwsblad voor den Boekhandel over de kwestie.Ga naar eindnoot17. Meer dan een neutrale samenvatting van de berichtgeving in de genoemde bronnen wijdde het Nieuwsblad echter niet aan de zaak. Redactioneel commentaar bleef uit en zelfs branchegenoten onthielden zich - tegen de gewoonte of zelfs liefhebberij in - van bijdragen aan de rubriek Ingezonden Brieven. | |
Gebroeders Belinfante overstagEen reactie van de Gebroeders Belinfante daarentegen bleef niet uit. Collins had bij hen blijkbaar een gevoelige snaar weten te raken. Ze kwamen vrijwel ogenblikkelijk tegemoet aan Collins' verzoek, tot verbazing van de auteur zelf, die hierover in The Echo schreef: ‘I have to announce a conclusion to this matter which was not anticipated. [...] Messrs. Belinfaute [sic] Bros. concede the point which I endeavoured (good-humouredly) to press upon them in my first letter. Of their own free will (bound by no law whatever) they consent to recognise my moral claim on them. [...] Let us take Belinfaute Brothers to our hearts as brothers in international copyright with ourselves! They publish Man and Wife in Holland with my full consent, and with my best wishes for the success of the speculation.’ Later schreef Collins aan zijn financieel adviseur: ‘Belinfaute Bros. have sent me as purchasemoney for Man and Wife the sum of one hundred guilders - amounting in English money between £8 and £ 9!Ga naar eindnoot18. As they have never hithero paid sixpence to any author (but a Dutchman) in this civilised universe, I feel bound to consider myself as the object of extraordinary munificence.’ Hiermee werd Collins, voor zover bekend, de eerste Britse auteur die geld ontving van een Nederlandse uitgever voor het toestemmen in het maken en uitgeven van een vertaling van zijn werk. Ook Gebroeders Belinfante hadden met deze primeur een bijzondere positie verworven in het reeds ingewikkelde spel om vertaalrechten in Nederland. Of ze zich overigens vanaf dat moment op het standpunt stelden dat buitenlandse auteurs in het algemeen bepaalde rechten hadden bij vertaling in de Nederlandse taal, is onzeker.Ga naar eindnoot19. | |
Belinfante: onverstoorbaar en onopgemerktCollins' scherpe tong en grote mond, het financiële offer, het uitblijven van enige steun of zelfs maar een reactie van branchegenoten - het weerhield Gebroeders Belinfante er niet van om na de publicatie van Man en Vrouw gedurende bijna vijftien jaar vrijwel het volledige oeuvre (zowel reeds bestaand als nieuw werk) van Collins in Nederlandse vertaling uit te geven. Ongetwijfeld zorgde Collins ervoor zijn aandeel in de winst te krijgen. Ondanks het feit dat Belinfante een bijzondere positie had verworven, deed de uitgever vooralsnog geen poging om deze in een principiële discussie of in de praktijk te toetsen. Vermoedelijk had de gekochte toestemming van de buitenlandse auteur geen - of geen zekere - geldigheidswaarde voor de Nederlandse branche, maar Belinfante ondernam geen actie om duidelijkheid te krijgen. Van een discussie over deze kwestie binnen de algemene ledenvergadering van de vbbb of in het Nieuwsblad is niets gebleken. In het opvallend geringe aantal recensies van de vertalingen kwam het niet ter sprake. De uitgever zelf deed niets anders dan de toestemming van de auteur vermelden in reclamemateriaal en op titelbladen. Wat de praktijk van het claimen van de vertaalrechten betreft bleef de firma nauwgezet de voorgeschreven procedure door de Vereeniging volgen: Belinfante toonde de Commissie een exemplaar van het originele werk, zeer kort na de verschijningsdatum, en adverteerde vrijwel steeds het voornemen een geautoriseerde vertaling uit te brengen - tot september 1880. In 1879 en 1880 volgden Gebroeders Belinfante nog de standaardprocedure voor het verkrijgen van de vertaalrechten op The Fallen Leaves en Jezebel's Daughter (beide 1879). Maar de firma was lang niet zo vlot als anders met het vertonen van de oorspronkelijke uitgave aan de Commissie. Voor Jezebel's Daughter overhandigde Belinfante een exemplaar | |
[pagina 27]
| |
Portret van Wilkie Collins in de jaren zestig van de negentiende eeuw. Collectie National Portrait Gallery, Londen. Foto Herbert Watkins.
van de South Wales Weekly News van 13 september 1879, maar dat vond pas ruim vier maanden later plaats, eind januari 1880! Klaarblijkelijk kostte het de firma - voor het eerst - de nodige moeite om een origineel te bemachtigen. Nu was de South Wales Weekly inderdaad wel een heel ander periodiek dan Cassell's Magazine, The Graphic of All the Year Round. Collins maakte eind jaren tachtig duidelijk de overstap van exclusieve publicatie in een tijdschrift met een brede, vaak landelijke verspreiding, naar vrijwel gelijktijdige publicatie in regionale kranten die tezamen een even brede verspreiding kenden - en die waarschijnlijk moeilijker te verkrijgen waren in Nederland.Ga naar eindnoot20. In september 1880 claimden de Gebroeders Belinfante Collins' volgende werk, The Black Robe, dat in afleveringen verscheen in de Sheffield Independent, ook weer een regionale krant. Het was echter niet een exemplaar van deze krant dat Gebroeders Belinfante ter vertaling lieten registreren, maar het ‘Bewijs tot het Recht van uitgave in de Nederlandsche Taal [...] van den schrijver verkregen’ (hierna auteursbewijs). Een uitgave in de oorspronkelijke taal zal ongetwijfeld aanwezig zijn geweest ten kantore van de firma - alleen al ter vertaling van de tekst bijvoorbeeld. Maar voor het verkrijgen van de vertaalrechten heeft de firma er geen gebruik van gemaakt - en dat was ook niet nodig. | |
Vertaalrecht te koop! of toch niet?Portret van Isaac Belinfante (1814-1892), een van de actieve vennoten van de firma Gebroeders Belinfante in de tweede helft van de negentiende eeuw. Foto uit M.R. van der Krogt, Het Karos van Staat. De Achterkant van Oud-Den Haag 11, Den Haag 1987.
Twee jaar eerder al had de vbbb namelijk besloten tot een reglementswijziging die het mogelijk maakte het vertaalrecht te claimen met een bewijs van aankoop van dat werk van een buitenlands auteur. Kruseman formuleerde het als volgt: ‘In 1878 werd eindelijk ten minste één stap voorwaarts gedaan, door het eerbiedigen van het recht van hem, die dat recht gekocht had van den oorspronkelijken schrijver of uitgever.’Ga naar eindnoot21. Krusemans verzuchting komt voort uit het feit dat de vbbb de discussie over het vertaalrecht al zo vaak - in 1821, 1835, 1841, 1845, 1848, 1857, 1858, 1863, 1864, 1865, 1866 en 1873 - had gevoerd. Daarbij ging het steeds óf om kleine details in de procedure óf om het hete hangijzer van het schrappen of handhaven van het uitsluitend vertaalrecht uit het reglement ten gunste van het toelaten van concurrerende vertalingen van hetzelfde werk. Het onderhavige resultaat was echt een stap voorwaarts omdat het concreet, praktisch en ook door tegenstanders van het uitsluitend vertaalrecht - zowel binnen als buiten de vbbb - gewenst was. Overigens was het de laatste reglementswijziging voordat in 1882 de Wet tot regeling van het Auteursrecht van kracht werd. Hoewel er nu toch Nederlands geld in buitenlandse handen kwam, duidde deze reglementswijziging niet op een verandering in de houding ten opzichte van rechten van buitenlandse auteurs. Gevaarlijk gebied was het wel. Kruseman waakte ervoor het woord vertaalrecht in één adem te noemen met ‘oorspronkelijken schrijver’. Ook de totstandkoming van de wijziging getuigt van uiterste behoedzaamheid om toch vooral niet de indruk te wekken dat een buitenlands auteur | |
[pagina 28]
| |
enig recht toekomt bij vertaling van zijn werk. Uit de toelichting bij het voorstel blijkt het bestuur met de wijziging te beogen dat ‘hij in de eerste plaats bescherming zal mogen genieten, die zich voor de mogelijkheid om de eerste [“toonder”] te zijn, geldelijke opofferingen heeft getroost, waarvan een deel, zij 't dan ook indirect, den auteur van het oorspronkelijke werk ten goede kan komen’.Ga naar eindnoot22. De voorgestelde bepaling noemde de auteur al niet meer; het ging om het ‘bewijs [...] dat hij van den uitgever een exemplaar der bladen van het werk heeft aangekocht’. De algemene ledenvergadering wilde kennelijk nog vager zijn over de ontvanger van de geldelijke opofferingen, want de aangenomen wijziging betrof uiteindelijk het ‘bewijs [...] dat hij een exemplaar der bladen van het werk heeft aangekocht’. En waar Kruseman nog het aangekochte object vagelijk omschreef als ‘recht’, timmerde de officiële bepaling de zaak volledig dicht met een concrete verwijzing naar ‘een exemplaar der bladen’: de drukproeven.Ga naar eindnoot23. Duidelijk mag zijn dat hier opnieuw en vooral commerciële belangen speelden: de verruiming van het reglement bood wederom bescherming van de investering die een Nederlandse uitgever had gedaan ter vertaling en uitgave van een vreemdtalig werk. Deze reglementswijziging lijkt Gebroeders Belinfante, met hun primeur van gekocht vertaalrecht, op het lijf geschreven. Echter, ze lieten het aanvankelijk voor wat het was, hetgeen doet vermoeden dat zij niet mede de hand zullen hebben gehad in het tot stand komen van de wijziging.Ga naar eindnoot24. Ze begonnen pas gebruik te maken van de verruimde regeling toen ze niet anders konden - gedwongen door Collins' nieuwe publicatiestrategie die de verkrijgbaarheid van het claimmateriaal bemoeilijkte. Bij afwezigheid van archiefmateriaal verduidelijkt deze handelswijze van de gebroeders hun betrekkingen met Collins aanzienlijk. De firma heeft gekozen voor de meest risicoloze weg van betaling achteraf per vertaling. In ruil hiervoor heeft men niet meer bedongen dan het vooraf mogen vermelden van Collins' toestemming en na 1880 de ontvangst van een betalingsbewijsje in het vooruit. Terwijl een aantal van Collins' vaste buitenlandse uitgevers met de grootste spoed drukproeven of zelfs het manuscript van hem ontving, heeft Belinfante in elk geval van Jezebel's Daughter en The Fallen Leaves niet eens een exemplaar van de eerste uitgave ontvangen. | |
Wapenfeiten: de balans opgemaaktEen geld-voor-rechtenprimeur, gevolgd door ruim vijftien jaar exclusieve en geautoriseerde publicatie van vertalingen van Collins' werk en halverwege die periode een vbbb-reglementswijziging ten gunste van gekocht vertaalrecht - op het eerste gezicht leken Gebroeders Belinfante zich behoorlijk te hebben onderscheiden op het gebied van Engels-Nederlandse boekhandelsbetrekkingen en hun opvattingen over rechten van buitenlandse auteurs. Nader beschouwd blijken zij bar weinig wapenfeiten te hebben geleverd. Aannemelijker is dat de kwestie rond het vertaalrecht zich zodanig ontwikkelde dat de branche zich neerlegde bij de gedragslijn die Collins en Belinfante als eersten hanteerden, zeker toen vakgenoten hun voorbeeld volgden. Belinfante sneed in elk geval geen vooruitstrevende punten aan binnen de branche; niet over de rechten van buitenlandse auteurs, noch over een doorlopend monopolie op de vertalingen van een enkel auteur. Integendeel, de firma bleef braaf aan de leiband lopen, niet alleen van de vbbb, maar ook van de Britse auteur. Zeker is dat Wilkie Collins - samen met zijn vriend Charles Dickens - zowel in Europa als op het Amerikaanse continent kranig ten strijde trok waar het om auteurs- en vertaalrechten ging. Hier te lande vond Collins in de Gebroeders Belinfante een willig slachtoffer dat hem publiekelijk tot voorbeeld kon dienen om de hele Nederlandse branche wat manieren bij te brengen. |
|