Boekzaal der geleerde wereld. Jaargang 1715
(1715)– [tijdschrift] Boekzaal der geleerde wereld– AuteursrechtvrijRationis atque Experientiae Connubium, continens Experimentorum Physicorum, Mechanicorum, Hydrostaticorum, Barometricorum, Thermometricorum, aliorumque compendiosam Enarrationem &c. Consummatum per Wolferdum Senguerdium &c. Accedit ejusdem Disquisition de Tarantula, tertio edita. In usum domesticae institutionis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of:
Vereeniging der Reden en Ondervindinge, bevattende een beknopt verslagh van Natuur- Hantwerk- Waterwicht- Luchtmeet- Weêrmeetkundige en andere Ondervindingen, en eene beschryving van het beleet, om ze te werk te stellen; ook eene verklaering der Uitkoomsten en van het Gebruik. Alles op de toetse der Reden en dienende ter ontdekkinge, ophelderinge en uitlegginge van de Lucht en andere Verschynselen. Voltrokken door Wolfaert Senguerd, Hooghleeraer der Filosoofye, Opziener der gemeene Boekzaele en ten deezen tyde Opperschoolvoogt voor de vierde reize in de Akademië te Leiden. Hier is bygevoegt een Onderzoek wegens de Tarantynsche Spin, ten derden maele uitgegeeven. Te Rotterdam by Barent Bos 1715. In groot 8. van 275 bladzyden voor de eerste en 48 voor de laetste Verhandelinge, behalven eene korte Voorrede aen den Leezer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HOe diep de schranderste Natuurkundigen met hunne bespiegelingen in de natuurgeheimen ook zien moogen en dringen willen, men vindt doorgaends, dat hunne waerneemingen het gewenschte einde niet bereiken, tenzy ze door de Ondervinding geholpen en ondersteunt worden. En men zag ook veeltyts, hoe hunne bespiegelingen en besluiten, daeruit opgemaekt en de op de toetse der Ondervindinge gebraght, geene proef konden uitstaen: ten blyke, dat de Reden, om op eenen zekeren gront iets vast te stellen, met de Ondervindinge of Ervaerenheit moet gepaert zyn. Nooit was 'er eene eeuw (voor zoo veel ons bekent is) die van beide deeze Leermeesteressen meer werks maekte, en 'er in gewoone ende ongewoone verschynselen meer vrughts door deed, dan deeze. De gedenkschriften der Fransche Akademië (om nu van andere niet te melden) wier vermaerde Leden, samen door Reden en Bevinding, aen de verborgentheden der groote Natuure niets onbeproeft laeten, zyn hiervan goede getuigen. Hiertoe is ook de wakkere arbeidt van den Heere SENGUERD met goeden uitslagh ingericht, en de Professer, van werktuigen, tot dit onderzoek geschikt (die ieder niet gegeeven zyn) en van bequaemheit, om dit uit te voeren (elk niet eveneigen) wel voorzien, geeft omtrent zyne eige opmerkingen en ervaerenis volkoomen berecht. Dus hebben wy hier eene stoffe onder de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pen, die, voor de geleerden (gelyk den onkundigen nutteloos) om haere konstwoorden, den meesten onverstaenlyk zal voorkoomen, en echter anderen, Natuurkenneren (al zyn ze de Latynsche taele niet maghtigh) niet dan aengenaem kan weezen. Waerom wy ook eene korte schetse van dit doorwrocht Natuurwerk zullen zoeken af te streepen en met den doorzichtigen Schryver van eenige waerneemingen verslagh doen. De Heer Professer (die wy niet hoopen dat zich over onze onbedreeve pen zal belgen) verdeelt zyn werk, het eerste namentlyk, in XXVII Hooftdeelen, welker inhout op drie bladzyden vooraen gevonden wordt. 1. Van den Oirsprong der Luchtpomp, haere Volmaekinge en Gestalte handelt het eerste, en men vindt 'er in, hoe de Barometers of Weerglazen in het jaer 1643 door eenen Toriselli uitgevonden en met verwonderinge aengemerkt (men kost 'er veele Verschynsels, waervan men voortyts onkundigh was, door verklaeren) den Natuurkeurigen hope gaven, om ze metter tyt tot meerdere volkoomenheit gebraght te zien. Zoo ging het wel meest met eerst uitgevondene dingen, en men was hierom bedacht, om een werktuig te vinden, waerdoor men de Lucht uit glaze fleschen kost dryven en dus de verschynsels en veranderingen, die de lichaemen, in het ydele geplaetst, ondergingen, te naeuwkeuriger waerneemen. Het gebeurde ook; en zekere Otto de Guerike, Borgermeester van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maegdenburgh, was de eerste, die ten jaere 1655, de Luchtpomp heeft uitgevonden, waerdoor hy, van alles de geleerde werelt omstandighlyk rekenschap geevende, eenige holle Halfronden van lucht wist te ontledigen en de vaste kleeving van twee samengevoegde Halfronden ontdekt had. Daerna heeft de Edele Engelsman, Robbert Boyle, de zelve, in eenen voegsaemer vorm, vermeerdert en verbetert. Sedert deden ook anderen hunnen best, en het gebruik werd al meer en meer gemaklyk. In het jaer 1675 was zy al van minderen omslagh, minder gevaer en meerdere nuttigheit, totdat de Heer Senguerd, onze Schryver, in den jaere 1679 een Luchttuig toestelde, dat alle de voorige in volmaektheit overtrof. In het werk zelf kan het afbeeldsel gezien worden. 2. Het tweede Hooftdeel is van al zulke Proeven geschreeven, die men heeft te neemen, of wel Ondervindingen, die te werk gestelt worden, om de Volmaektheit der Luchtpomp en haere Gebreken te ontdekken. Dat ook met printbeeldingen wordt opgeheldert. 3. By geleegenheit, dat van het Gebruik der Luchtpomp gesprooken wordt en van de Wyze, om vloeibaere lichaemen ergens uit te haelen en te verdikken, wordt ook aengetoont, dat de Ontlediging der vloeibaere lichaemen niet en geschiedt door Aentrekking, maer door onderlinge Uitstooting der deelen, of door Voortstooting van het vloeibaere door het vloeibaere, of door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zwaerwichtigheit. Hiertoe is mede eenigh printwerk. 4. Van het Dampgewest (Athmosphaera) geeft vervolgends de vermaerde Natuurwyze de beschryving, dat door haere Lucht verstaen wordt eene vloeiende Verzameling van ongelykstaltige deeltjes, voor het meeste onzichtbaer en de uiterlyke zinnen ontwykende; die door hunne grootte, gedaente, beweeglykheit, zaghtheit, vastheit, hartheit, buigsaemheit, styfheit, gewicht, holligheit, stant en schikking ten hooghste verschilligh zyn; bestaende in het byzonder uit Luchtdeelen, eng genoomen en met de allerfynste lucht vermengt, en uit zulke Vloeïngen, die door de warmte uit den Lantwaterkloot zyn voortgebraght. Met dit Dampgewest is onze aerdkloot omwonden en bedekt, en het is oirzaek, waerom de straelen der Zonne naer de aerde gedreeven, wedergekaest, geboogen, opgehouden en dus verzwakt worden, terwyl zy anders, indien de Zon met volle kracht bestraelde, den Aerdkloot verzengen en onbewoonbaer maeken zouden. Omtrent deeze dampwestige Lucht nu worden aengemerkt 1. Uitspanning. 2. Zwaerwightigheit. 3. Vloeibaerheit. 4. Lydelyke tegenstant. 5. Uitwerksels, van deeze in het byzonder af te lyden, of van meerdere, te samen gevoegt. Door den naem van Uitspanninge wordt naer het gevoelen van sommigen verstaen eene samentrekkende en uitbreidende kracht, den lichaemen ingebooren. Doch de Heer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Professer meent eene andere beschryving waerachtiger te zyn, als die is eene Pooging of Neiging der lichaemen, waardoor ze niet alleen de beweeging van andere lichaemen wederstaen, maer ook weder op de zelve werken, of eene andere gestalte hunner deelen, stant, schikking en staet aenneemen. Het welk door de snaeren op een speeltuig, en met veele proeven en waerneemingen, in printverbeeldingen, ontdekt wordt. 5. Door verscheide ondervindingen, hier voorgestelt, wordt aengeweezen, dat de krachtiger oeffening der Uitspannige, en in het byzonder van die der Lucht, uit haere heviger voortstootinge of grootere verdikkinge ontstaet 6. Hier vindt men, mede door ondervindingen, de Uitspannende kracht der lichaemen, en inzonderheit weder der Lucht, uit haere Inspanning door de warmte betoogt, waerdoor zy eene andere Samenstaltiging (Configuratio) of eenen anderen stant van deelen verkrygen, en dus eenen grooteren tegenstant of meerdere werklykheit oeffenen, die de nabyzynde lichaemen met ingespannener gewelt voortdryft en uit hunne plaetse stoot. Proeven zyn hier ook bewyzen. En daer wordt verder aengemerkt, dat de Uitspanning, in tegenstelling, koomt van de Verdunninge. 7. Welke moogen nu de Vereischtheden zyn van de Uitspanninge in de lichaemen, die ook de gesteitheit der Lucht uitspannelyk doen zyn? 1. Eene betaemelyke Gelyk- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staltiging. 2. Styfheit of vaste samenhangendheit der deelen. 3. Buitennatuurlyke staet van het lichaem, zoo dat het niet vry zy. 4. Uiterlyke oorzaek, die gewelt op het lichaem doet, en het tot de oeffening der Uitspanninge opwekt. Dingen, die weder de Uitvindingen best doen begrypen en van de Lucht de Takachtigheit klaer stellen. 8. Nu volgen eenige proeven en waerneemingen, die de styfheit der uitspannende lichaemen, gelyk ook der Lucht, bevestigen, en doen aenmerken, hoe deeze Styfheit met eenige Buigsaemheit moete verzelt gaen, zoo dat de deeltjes deezer uitspannende lyfjes, schoon zy eene andere samenhechting, stant, uitrekking, ombuiging, samenstaltiging en verschillende bepaeling van beweegen toelaeten, evenwel iets daervan konnen ontfangen. Welke Gesteltheit getoont wordt in onze lucht te zyn. 9. De Uitspannende lichaemen en de Lucht zyn in eenen buitennatuurlyken stant. Want dewyl de uitspannende kracht der lichaemen eene pooging is, om eenen anderen stant, met hunne natuure overeenkoomende, te verkrygen, zoo is het door zich openbaer, dat aen de deelen der uitspannende lichaemen eene schikking voegt met eenen stant en eene samenstaltiginge, die zy niet zouden hebben, zoo zy alleen en van de drukkinge der buitenzynde lichaemen vry waeren, en van eene maghtigere oorzaek in de oefteninge haerer poogingen niet verhindert wierden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Immers de lichaemen, overeenkoomstigh met de wet der natuure, blyven, zoo veel in hun is, in den zelven staet, waerin ze zyn; en zy konnen van dien stant niet afwyken, ten zy ze van elders gestooten en dus aen zich zelfs niet gelaeten worden. 10. By eenige Ondervindingen spreekt men van de Warmte, als eene oorzaek van de Uitspannende kracht der Lucht. 11. En men onderzoekt, tot hoe veele verdunning en verdikking de Lucht van ons Dampgewest bequaem zy, of hoeverre zy konne worden uitgebreidt; hoeveel grootere ruimte zy konne vervullen, wanneer de holligheden en tusschenopeningen der takjes met de allerfynste luchtstoffe vervult zyn, en in tegendeel, in hoeveel kleindere ruimte zy konne te samen gedrongen worden, behoudends dat de luchtdeeltjens in hun geheel blyven, gelyk ook de samenhechting der deelen, die dezelve uitmaeken. 12. Dit afgehandelt, wordt de Zwaerwightigheit der Lucht bezocht en bevonden, en men verstaet daerdoor eene kracht, drukking, pooging; een gewelt, waerdoor de Lichaemen, in hunnen natuurlyken stant gelaeten, en van andere daerin niet belet, naer het gemeene middelpunt des Aerdwaterkloots gedreeven worden, of zoo ze in deeze oeffeninge verhindert zyn, daer na toe poogen te wyken. De Ondervindingen betoogen 1. Dat onze Lucht zwaerwigtigh is. 2. De Hoeveelheit van haere volstrekte Zwaerwigtigheit. 3. Hoeveel haere Zwaer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wichtigheit zy met betrekkinge tot het water. 4. En hoegroot de kracht der drukkinge zy van de Luchtkegels, die haeren oorsprong neemt samen van Zwaerwichtigheit en Uitspanninge. Lees hier, welke gevoelen van andere Natuurkundigen verschillen en gy zult mooglyk de stelling kiezen, die onze Natuurkundige gekoozen heeft. 13. Gelyk hier veele fraeie zaeken voorkoomen van de Vloeibaerheit der Lucht en haeren lydelyken tegenstant; 14 Zoo zyn ze 'er ook omtrent de Uitwerkingen van de uitspannende kracht der Lucht. Op drieërleie wyzen worden deeze openbaer, te weeten, 1. Zoo dikwyls als 'er by verwisseling eene Verdikking der Lucht ende haere Ontspanning voorvallen. 2. Zoo de Lichaemen, voor de Lucht bloot gestelt, in den zelven staet blyven, en de gesteltheit der omvangende lucht verandert worde: of, zoo de Lucht, door lichamen onderschept, geene vermeerdering van krachten verkrygt, en de krachten der omleggende lucht en anderer lichaemen verzwakt worden. 3. Daer de kracht der Lucht door de warmte wordt ingespannen. Wie zulks niet zoude willen aenneemen, zie het alles by de proeven en stukken en printen beweezen. 15. Geen klein verslagh vinden wy, aen alle kanten uitgewerkt, van de Uitwerkselen der Zwaerwightigheit ende Uitspannigheit der Lucht, samen vereenight. 16. Als mede van de verscheide Verheffinge der Vloeibaere dingen in glaze pyp- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jens. Hoe koomt deeze in ronde en kromme verschillende? De reden wordt doorgaends in de enkele Zwaerwigtigheit en de ongelyke drukkinge der lucht gegrondt, zulks ook de Lucht de kracht haerer Zwaerwigtigheit, met meerdere vryheit, min bekrompen (en dus in het geheel) zoude oeffenen in wydere en kortere, dan in engere en langere glaspypjes. Maer de waerneemingen, hier voorgestelt, hebben den Hooghleeraer doen twyffelen, en hy meent met reden, dat de inwendige Weezenheit der pypjens veel konne toebrengen tot die verscheidenheit van Opheffinge. En waerom niet? daer eenige Lucht- en Waterdeelen aen hunne kanten konnen vast hechten en verhindering toebrengen in de pooginge zoo van Op-als Nederdaelen, en van Drukkinge als van Tegenstant. 17. Hier is van de Uitwerkselen, die by den lydelyken tegenstant der Lucht toekoomen. 18. Hier van Ondervindingen, die de Ademhaeling werklyk vertoonen en de zelve ophelderen, eenigszins door de gelykenis van eenen Blaesbal. Maer vergelyk 'er onze Uittrekking niet by, filosoofische Leezer, omdat we zoo weinigh van de Eksperimenten zelfs of de Ondervindingen gewaegen. Want van welk eenen omslagh was zulks niet al? De printbeeltenissen zyn wy mede niet maghtigh, en met het noemen der hooftzaeken meenen wy in deeze soorte van schriften te konnen vol- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staen. Dies gaen wy zoo voort, 19. Met te zeegen, dat in het 19de Hooftdeel wonderbaere Proefstukken zyn van de vaste Samenhechtinge der ontledighde holle Halfronden en der vaste Rolsteenen, met naeukeurige proefprinten beheldert. 20. En eveneens gaet het met de Beweeginge der vloeibaere lichaemen door Tweebeenige (Bicrurales) of Omgekromde Pypen. 21. Nu koomt de Natuurzichtige Schryver tot de Baromeeters en de wyze, om ze toe te stellen; als mede aen hun Gebruik en Ontdekking; Verschynsels en Oorzaeken. 22. Het zelve geschiedt omtrent de Thermomeeters, die hunne Soorten en verscheide gedaenten hebben. Door het middel der Baromeeters wordt de Hoedanigheit der lucht van ons Dampgewest, ten opzichte der Drukkinge en verschynselen, die 'er mede verzelt gaen, ontdekt. De Thermomeeters zyn uitgevonden, om de graeden van koude of warmte, die in onze Dampwestige Lucht gevonden wordt, waer te neemen en ook uit te rekenen. 23. Vervolgends worden eenige Stellingen gemaekt over de Zwaerwigtigheit der vaste lichaemen in het Vloeibaere en de Ondervindingen, daertoe behoorende, voorgestelt. 24. De waerheit hiervan bevestight, wordt de wyze voorgedraegen, om de Overeenkoomst en Verscheidenheit der Zwaerwightigheit van Metaelen te beproeven, en om hunne Zuiverheit en Bedrogh en Evenreden- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heit der zwaertte te leeren kennen; en wel eene Wyze, waerdoor onze naeukeurige Onderzoeker het verschil van de Zwaerwichtigheit der volgende Metaelen bevonden heeft dit volgende te zyn:
Welke gewichten, by elkanderen vergeleeken, op de volgende wyze ook tot elkanderen evenredigh zyn:
Wat kan men niet al van Natuurkenneren leeren, die, op alles lettende, meer weeten, dan Koopluiden wel denken zouden? 25. Dit voorige verscheidentlyk bevestight hebbende, gaet de Heer Senguerd gevoeglyk over tot de Zwaerwichtigheit der Metaelen met betrekkinge op het Water, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stelt de wyze voor, om in het byzonder de gedaentmaekende Natuur der Metaelen te kennen, gelyk ook om hunne Zuiverheit, Onzuiverheit en Bedrogh te ontdekken. 26. Dit dient, om de wyze te toonen, op welke men de Zwaerwichtigheit der vloeibaere lichaemen konne te weeten koomen, handelende vorder van hunne volstrekte Zwaerte en van de Evenredenheit der zelve. 27. Eindelyk wordt in het laetste Hooftdeel gesprooken van de Ondervindingen, gegaen en gedaen over de verscheide reden der Drukkinge van vloeiende Lichaemen, en dit Huwlyk van Reden en Ervaerendheit wordt geslooten. Dat nu wel de TARANTULA, of het Aenhangsel van de Spin, een natuurwonder, zoude konnen vaster maeken; maer ons lust wat te rusten en een Leevensstofje te beschouwen. Wy leeven toch by verandering. De rest zal wel eens volgen. Wanneer, zal de Leezer moeten zien, als het 'er is, om niet weder te belooven en geen woort te houden, dat sleght genoegh gaet. |
|