De boekzaal van Europe. Deel 9
(1700)–Pieter Rabus– Auteursrechtvrij
[pagina 538]
| |
Monsieur P. vander Slaart. | |
MonsieurALzoo ik over eenige Maanden in de Courantlas, dat de laatste stukies van de Boek-zaal, om zekere redenen, op het einde van dit loopende Jaar teffens zouden uitkomen, hoewel ik 't zedert anders heb vernomen, en dat dat oogmerk verandert is; zoo heb ik tot dus lang gewacht, UE van twee dingen te berichten, die ik wel wil, dat het gemeen wete. 1. Dat in mijn Brief, die in de Maanden Maart en April 1700 ter Boek-zale ingelijft is een zwaare druk-feil is ingeslopen. Daar ik pag. 353 spreke van den Arts-Bisschop van Camerijk, met den aankleef van zijne MYSTIKE of Verborgelingen, dat zy zich bereid toonen, met een ONTMENSCHENDE lafheid, en ONCHRISTELYKE slaap-zucht, die volslage HUERLINGEN voegt, waarheden, waar aanze volstrektelijk overredet zijn, te herroe- | |
[pagina 539]
| |
pen, te doemen, en het lezen van boeken, al waar 't haar eigen, te verbieden: zoo staat 'er niet tussen beide: die volslage huerlingen niet voegt: recht-draedig tegen mijn meining, en tegen de waarheit aan. Want dat is de grouzaamste eigenschap van HUERLINGEN, waarheden, waar van men in het gemoed ten volste overtuigt, en verzekert is, om eenig weereldsche inzicht, of dwang en vreeze van menschen te loochenen of tegen te staan, 2. Eenige tijd na het laatst-gehoude Synodus te Leiden is my voorgekomen, en vertoont zeker Extract uit die zelfden Brief, pag. 349 en 350 het welke zeker persoon, zoo ik meine, op Donderdag in de laatste week van het Synodus, aan verscheide personen, leden van dien, heeft gedistribueert. 't Zou my niet waard zijn daar van te zeggen, gelijk de waarheid is, dat ik van het maken van zoo een Extract geen kennis en heb: veel min van het distribueren van het zelve gelijk ik ook niet de minste kennis en heb, wat voor een persoon het mag geweest zijn hoewel ik niet en twijfel, of hy heeft 'er een goed oogmerk in gehad. Maar my dacht noodig, dat een yeder gewaarschout wierd, die het gemelde Extract in handen mogt ge- | |
[pagina 540]
| |
komen zijn, dat 'er verscheide druk-feilen in zijn, die den zin verduisteren, en bezwaart maken. Ik kan niet aanteekenen de meniehvuldige mistellingen van de distinctien, byzonder commata (,) voor puncten (.) &c. waar van daan de volgende woorden met een kleine, in plaats van met een groote letter beginnen, tot groote belemmering van den zin, maar ik en kan niet voorby, 2 a 3 voorname fouten te melden. P. 349. l. 29, 30. staat 'er dat eenige ontbreekt 'er in de nabootsing van dien hoogmoed in Gregorius den 13 a. 1582. en in het Extract vindmen dat Julius Caesar een van de Maanden des Jaars, na hem zelven, met den naam van Julius gebynaamt heeft, dat sluitende met een (,) in plaats van een (.) en beginnende dus met een kleine letter, dat ontbreekte een woord, dat geen goed duids en is. Mijn zeggen is daar, dat het wonder is, dat Gregorius dien hoogmoed van Julius Caesar niet mede nagebootst heeft, en de Maand Januarius den naam van Gregorianus gegeven: ende dat 'er niet anders van gezegt kan worden, als dat de liefde van de menschen, voor namen, die van Hiedensche herkomst zijn, als een merkteeken, wie zy zijn, en waar voor te hou- | |
[pagina 541]
| |
den, blijven moest; de reden daar van mag geoordeelt worden te wezen. En is wel te merken, dat het woord blijven in het Extract heel uitgelaten is; 't welk maakt, dat men uit het zelve, niet weten kan, wat ik 'er zeggen wil. P. 350. l. 20. staat 'er: in de benamingen van onze maanden zietm'er de overblyfzelen noch van nam. van d'aloude Goddelijke stijl, die de H. Schrifture ons leert, daar te voore van gesprooken is; en volgens welke Maart voor de eerste Maand komt. En in het Extract vindmen: in de benaminge van onze maanden zietmen de overblijfzelen noch van, dat nergens op wijst, en daar van geen zin en maakt. P. 350. l. 24. moet 'er staan in het Extract gelijk 'er in de Boekzaal staat: waarom zijn het dan nu de 4 laatste? nam. September &c. waarom zijn het nu de 9. 10. 11. en 12? nam. daar September zelfs beduid de 7. October de 8. November de 9den December de 10de? En in 't Extract staat van ouder, in plaats van in de Boekzaal l. 31. van ouds: om te toonen, dat het van d'aloude Schriftuurlijke stijl, waar by onze Maart d'eerste maand was, voortgekomen is, datmen by de Ro- | |
[pagina 542]
| |
meinen Julius wel eer noemde Quintilis, zoo veel als de Vijfde, en Augustus Sextilis, zoo veel als de zesde maand. Indienge deze waarschouwinge, in de naast uit te kommen Boek-zaal een plaats geeft, en ik U E ergens in eenigen dienst doen kan, gy zult bevinden, dat ik ben
MONSIEUR
U E: Genegen Vriend en Dienaar Petrus Hamer D. J, C.
Numansdorp 23 Dec. 1700. |
|