De boekzaal van Europe. Deel 9
(1700)–Pieter Rabus– AuteursrechtvrijJoan. AEgid. Euth M.D. Agonisma de Hydrope curiosum, ad recentiorum mentem delineatum.Dat is, Opmerkend Ga naar voetnoot*Vertoog van Joh. Egid. Euth, Arts, wegens de Waterzugt, naar de bevatting der nieuwe kenners afgeschetst. In 's Gravenhage by Nikl. Wilt 1700. 11 bladen in 8.
DE Geneesheer Euth, uit wiens pen voor een wijl ook de ontleding van den Navel vloeide, laat in dit driemaal herdrukte werkje zijne gedagten hooren, over die alom bekende quale, van de Grieken Υδρωψ [Hydroops] en in 't Latijn, met het zelve woord, Hydrops geheten. De Duitschers zeggen Wassersucht of Wasserfülle, wy Hollanders Waterzugt, en wel, kortheids-halven, het Water. Van deze en meer dergelijke benamingen begint hy, en vermeld, wat de oude en later Art- | |
[pagina 168]
| |
sen daar van getuigen. Zijn's oordeels, is het in Nederland een van de drie plagen der Dronkebroers. De twee andere zijn Tering, en Jicht. Als we uit hem verstaan hebben, welke namen zy heeft, en welke lichaams-deelen door haar geprangt worden, gaat hy voort tot de zakelijke beschrijving dezer onnatuurlijke verzameling van verdorve vogt, in 's menschen lichaam, die de dierlijke huishouding te grond helpt, en hare soorten: daar na tot hare oorzaken. Ik leer d'er uit, met opmerking, als van een kopje Thé dagelijks niet vies zijnde, dat men hier te land door te veel Thé drinken ook waterzugtig kan werden. Vervolgens brengt hy te berde de verscheide wijze, hoe 't Water aankomt, de Kenteekenen daar van, zoo wel als de Voorteikenen. Dus word het ook tijd, dat hy de manier van 't zelve te genezen beschrijft. Deze neemt aanvang in het zevende hoofddeel, en de drie laatste leveren uit, yder in 't byzonder, wat men tot de Waterzugt te verdrijven moet halen zoo van de Apothekers, als van de Wondheelers, en voornamentlijk van ons zelven, en van onze levenswijze; dewijl het zeker is, dat, by aldien we ons zelven geen maat en regels in eten, drinken, en oeffeningen stellen, alle de voorschriften der Geneesheeren vrugteloos, en de hulpmiddelen van geen vermogen zijn. |
|