Den Bloem-hof van de Nederlantsche Jeught beplant met uijtgelesene Elegien, Sonnetten, Epithalamien, en gesangen etc(1608)–Anoniem Bloemhof van de Nederlandtsche ieught– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Nieuvve Enghelsche voys. VErvreemde Velt-goddinnen aerdich, ho ho Den Hemel om het minnen vvaerdich, ho ho verheucht u met het dertele gediert, fa li la-la-la-la Met roode roosen nu de vvegen ciert. fa li la-la la-la, &c. Singt dees naevolgende veerssen als het eerste Een is mijn lief, een morghen-sterre Vedrijft mijn druck en sorghen verre, Onder t'ghetal van u vervveende juecht, Sy bloeydt voor al met loffelijcke duecht. Een is des Harderen Harderinne, Ick een begeer geen ander minne, De claerheyt van haer edele ghemoet, Mijn vvil, en vvel believen open doet. Den Bouman mach zijn haver zeijen, Maer schoonder zijn ons clavervveijen, Den Coopman hoe gheluckich hy verscheen En had met onse rijckdom niet ghemeen. Al schijnen vvy verschovelinghen, Seer onghelijck met Hovelinghen, Nochtans het Hof is minder inder daet, Daer onse lof ten hooghen hemel gaet. PRINCE. Ghy princelijcke minne bloemen Wilt van ons Herderinne roemen: De roem, de bloem, en ooc der minnen jeught Bevvijst en prijst der Herderinnen dueght. Vorige Volgende