Den Bloem-hof van de Nederlantsche Jeught beplant met uijtgelesene Elegien, Sonnetten, Epithalamien, en gesangen etc(1608)–Anoniem Bloemhof van de Nederlandtsche ieught– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Klinck-ghedicht. IOncvrouwe schoon, maer wreet, hoe cont ghy so lang beyden Te schryven eenen brief, te schrijven eenich woort Tot lichtingh mijnes smerts, en sulcx te schicken voort, Ghelijck ghy had belooft, tot onse stadt van Leyden, Was dat niet ons bespreck, doen wy van ander scheyden, En ick van u vertrock, met droefheyt onghehoort; Verpandende mijn hert, in liefden gans versmoert. Aen die mijn droeve doot, deur slofheyt gaen bereyden. Ick wacht u weecken vier, en 't vier dat my van binnen Verteert deur d'ydel hoop, en can ick niet verwinnen, De tijt diet al verdoet, mijn liefde niet verdoet, Een letterken alleen, van dijn teere hant gheschreven, Can my herscheppen gans, en op een nieuw doen leven, Tot sulcx u dan doch spoet, en mijne liefd' hervoet. S.V.M. Degenéres anímos timor arguit. Vorige Volgende