Den nieuwen Serviteur.
WAt magh de jongheyt noch al reasen van de lieft,
Het schijt Cupido heeft haer herte al doorschoten.
T'wordt nu niet meer gheacht dat Nalo ons bebrieft,
In sijne Const van Min, men vint nu and're sloten.
Het bloedt van Piramus wordt nu niet meer vergoten:
Die niet uyt liefde is, maer uyt hooghmoet ghesproten:
Want elcke Dochter schier begeert een groot Monsieur,
Die spelen can courtoys, den frayen Serviteur,
Den hoedt tot op de schoen, en dan voorts sonder myen
Den Baselmires oock passerende de deur:
Dus leer ick alle daegh een nieu manier van vryen.
Wanneer dat mi eens comt een Jonghman by een maeght,
Soo ist Bonsoir Madam, hoe vaert al mijn Matres?
Al reed'lick naer den staet, of so het Godt behaeght,
Gheeft sy voor antwoort dan, en neyght met een nobles.
Daer wordt dan noch ghebruyckt een sonderlingh agres,
Een mallefijck ghelaet, in 't spreken van Francoys,
Soo dat ick nau en can onthouden dese les:
Elck wilt om 't beste zijn Monsieur, Monsieur courtoys:
Sy worden noch int lest soo wonder genefoys,
Dat zy de Dochters schier haer kniekens van besyen
Noch sullen tasten wel, soo worden sy alloys:
Dus leer ick alle daegh een nieu manier van vryen.
Hoort watter noch ghebeurt (het slimste vande hoop)
Dees Jongmans moeten al dees nieuw fatsoenen dragen:
Al zijnse som wat dier, of niet te goede coop,
Het is al even veel, het is haer liefs behaghen,
Sy schijnen wel half mal met dese nieuwe craghen,
(Die dick van lobben zijn en dicht gheset by een)
Oock schoentgens hoogh gehielt, om Reygers naer te jagen
Keert om een cop'ren Pot, ghy sult sien als ick meen,
Dit wonder nieuw fatsoen der hoeden op 't hoofd' cleen.
Dees snof voorseker niet en wordt ghestelt besyen,
De broucken moetmen nu uytlegghen int ghemeen,
Dus leer ick alle daegh een nieu manier van vryen.
Wanneer ick com ter feest, ick hoor my selven sot:
T'is al Monsieur, Madam, men hoorter niemandt noemen:
Al is Mee-Jofvrouw dan besmeert, besmult, besnot,
Het gelt al even veel, men ciertse noch met bloemen,
Op hun bragoentgens fraey: sy mogent haer wel roemen,
Doch t'is een cusken weert; met oorlof, segghen sy
Die sulcks niet wel en can, dien willen sy verdoemen,
En doen hem in den Ban: hy comt te plomp daer by:
Als men aen't eten comt, soo sit men op een ry,
En diviseert om best: dat is haer een verblijen,
Men cust oock altemet: men vraeght naer gheen ghety.
Dus leer ick alle daegh een nieu manier van vryen.
Princesse (dat ghy weet) ick soud u segghen met,
Van u Porte Frase, en van u Fertegalen,
Die als een Hoender-kauw staen om u lijf gheset,
Maer ick vrees u ongunst op mijnen hals te halen;
Misschien naer seven jaer soude ghy my dit betalen,
Dus prijs ick al u doen, wie het lief is of leet.
Seght maer, hoe dattet u lust, ick volgh sonder dralen,
De Snyder staet hier al met zijne schaer ghereet:
Maeckt my een groote broeck als Ferdegalen breet,
Cupido siet my aen, en lachet van ter zijen:
Ick selve lachen moet, om my en mijn cleet:
Dus leer ick alle daegh een nieu manier van vryen.
|
|
Auteursrechtvrij