Den Bloem-hof van de Nederlantsche Jeught beplant met uijtgelesene Elegien, Sonnetten, Epithalamien, en gesangen etc(1608)–Anoniem Bloemhof van de Nederlandtsche ieught– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Clach-lied. Voys: Sullen wy noch nimmermeer, jae,etc. In mijn benaude fantasien In mijn versteende tegenspoet, Cupido wilt u sedich vlien En my der minnen seghen doet. Spant nu u sachte gulden schichten, Ghedoopt met fijn ducaten gout, En wiltse vyerich in haer stichten, Die mij te langh aen't praten hout. Want voor een doofmans deur te cloppen, Wanneermen t'mocht verdraghen min, En op mijn smert t 'ghehoor te stoppen, Daer leyt een groot mishaghen in. Sy heeft de oorsaeck wel te weten Voor wien dat nimmermeer iet secreet, Verborghen is van mijn secreeten, Maer weet al t'geen ick niet en weet. Sy leyt int mergh van mijn ghedachten, En knelt de ziel vol wonden staegh, Dies ick aen haer, om pijn te smachten, Alleen (of geen) verbonden draegh. Het heelcruyt van benaude sinnen, Den koeldranck voor mijn hetten wreet, Moet ick alleen uyt haer ghewinnen Of nimmer te versetten weet. [pagina 45] [p. 45] PRINCE. Daerom Cupido jont u gratij, Cupido Prins hoort mijn ghebet, Ick ben te seer ghewont (eylacy) Een minnent hert de pijn verset. Vorige Volgende