Den Bloem-hof van de Nederlantsche Jeught beplant met uijtgelesene Elegien, Sonnetten, Epithalamien, en gesangen etc(1608)–Anoniem Bloemhof van de Nederlandtsche ieught– Auteursrechtvrij Vorige Volgende VVt het Griecx. Liedt: op de wijse van De reyn liefde vierich. ALs de Godt der minnen Te plaisiren docht Met verheuchde sinnen Roode Roosiens socht Schuylden een cleyn dierten (buyten vreesz van onghemack) Onder t'Eglentiertien Dat hem in de vingher stack. Hy beschreyden vluchtich Dese vinnicheyt Met veel tranen suchtich Vol crancksinnicheyt, Wat een Byetien aerdich Kittelde zijn jonghe jeucht Dat hy 't Roosien vaerdich Laeten moest in ongheneucht. [pagina 23] [p. 23] Zijn vrouw moeder clachtich Zijnder wonden smert In de schoot neerslachtich Heeft ontbonden hert: Och (eylacy) moeder Sonder liefds afweerlijckheyt (Sprack der minnen hoeder) Troost my in dees deerlijckheyt. Die van looser aerde T'myner swaer beklagh In de Roose-gaerde Stil verholen lagh Quetste mijn om t'pluycken In mijn teder handeken Wilt hier toe ghebruycken Een sacht heelsaem bandeken. Die verweende Godtheyt die een yder mint Lachten om dees sotheyt Van haer lieve kint. Maer hy badt om gratie In zijns moeders armen milt Moeder (ach eylacy) Mijnder toch ontfarmen wilt. Prince Prince Venus deftich Seyden: hoe veel meer Knelt u pijltien heftich In het hertien teer, Dat ver by de byen, Onghelijck is van fenijn, Daer het minnent lyen Wil het swaerste lyen ziin. Fontain. Vorige Volgende