Den Bloem-hof van de Nederlantsche Jeught beplant met uijtgelesene Elegien, Sonnetten, Epithalamien, en gesangen etc(1608)–Anoniem Bloemhof van de Nederlandtsche ieught– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Sonnet. Na dat den hemel vvreet, my eerst van u deed keeren Na dat dat soete licht dat uyt u ooghskens daelt Op mijn benaut ghemoet, mijn eerstmael is onthaelt. Na dat ghy u gesicht, eerst van my hebt gaen vveeren. Began terstont mijn hert in droefheyt te verteeren. Mijn geest die vvas rontom van pijn heel onghefaelt, So dat ick heel ontstelt uytsinnich heb gedvvaelt, Met wanhoop vergeselt, die my de vvech sou leeren, Ick heb die hele locht met mijn geschrey ontstelt, en met mijn tranen (laes) besproeyt het heele velt, Ach oogen die my zijt gevvorden droefheyts beecken. Mijn leven en mijn smert, cost dat doch zijn versmoort, Te samen eens gelijck door u ghestadich leecken, Soo quamer van mijn quaet noch eenich voordel voort. Vorige Volgende