Den Bloem-hof van de Nederlantsche Jeught beplant met uijtgelesene Elegien, Sonnetten, Epithalamien, en gesangen etc(1608)–Anoniem Bloemhof van de Nederlandtsche ieught– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Sonnet. Die noyt en hebt gesien ten opstaen van den dage, Den Meyschen morgen-stont, vvanneer de Son begint, VVanneer hy met zijn licht de duysternis vervvint, Ons toonende zijn hooft en zijnen gulden VVagen. Die noyt en hebt gesien hoe haer de roosen dragen De Lely, de Narcis, of oock den Hyacint, De nu tvvee Bloemen zijn, eertijts elc zijnd een kint Als Phebus had in d'een, d'een in sich selfs behagen. Comt hier en siet mijn lief, comt hier soo meught ghy sien, Niet eenen Morgenstont, geen Roosen ses of tien, Maer eenen Bloemen-bergh, en een geheele Lente. Lente de altijt duert, daer niet van dagh tot dagh [pagina 5] [p. 5] Den stueren VVinter volght, na d'oude jaers ghevvente, Geluck boven geluck, die daer uyt plucken mach. Vorige Volgende