Den blijden-wegh tot Bethleem voor de Christelijcke jonckheyt
(1645)–Anoniem Blijden-weg tot Bethleem voor de Christelijcke jonckheyt– Auteursrechtvrijvermeerdert met vele nieuwe leysenen, lof-sanghen ende gheestelijcke liedekens
Op de wijse: Vn jour fillene. (ofte) O liefste lieff mijn schoone vriendinne.
VErgheeft o Heer vergheeft mijn sonden
Door uwe vyf bebloedighe wonden,
Wilt met den knecht in't recht niet treden
Voor wie ghy hebt soo veel gheleden.
| |
[pagina 106]
| |
Ick ken, o Heer! Dat ick ondertusschen
V valschelijck in't herte quam cusschen,
En heb met Iuda u gaen verraden,
Door giericheydt mijn hert te versaden.
Oock heb ick u Heer met mijn gedachten,
Spot-wijssingh doen met pijnen vernachten,
Verbonden heb ick oock uwe ooghen
Als ick d'oncuysheyt liet ghedooghen.
V aensicht heb ick verblint bespoghen
Als ick mijns naesten naem hebbe belogen,
Met vuysten sloech ick u op uw' kaecken,
Als my den nijt in't hert quam raecken.
Gegeesselt heb ick u met veel roeden
Als ick gedurich met gramschap my voeden,
Met dat den hoochmoet quam in my woonen,
Gonck ick u Heere met doornen croonen.
Door't droncken drincken en gulsich eten
Soo heb ick Heere u gansch vergeten,
Ich hebbe Barrabam oock ontslagen
V doende t'Cruys onschuldelijck dragen.
Noch bleef ick traech in alle dees plagen
Al sal ick Heer u aen't Cruys geslagen,
En dat ghy riept met volle wenschen,
Ick dorst, ick dorst naer t'leven der menschen.
O Heer ick heb u vol pijn doen sterven
En vrees dat ick u sal moeten derven,
Ick ken mijn schult wilt my genesen
Dat ick mach wesen met u verresen.
|
|